Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een bezeten kerkganger

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een bezeten kerkganger

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus bestrafte hem, zeggende: wijg stil en ga uit van hem. Marcus 1 : 25.

De duivelen hebben vaste woonplaatsen. Ja, wel trekken zij om over de gehele aarde, zoals Job 1 ons doet zien, zodat er geen plaats ter wereld is waar men hun rampzalige invloed kan ontlopen. Maar zij kiezen zich soms vaste plaatsen, waar zij zich ophouden. Van sommige plaatsen meldt de Schrift, dat daar de troon des satans is, het zijn die plaatsen waar de duivelen in bijzonder kwaad de mensen doen leven en waar zij een geest van bitterheid en haat onder het volk werpen. Van Pergamus lezen wij dat. In den regel houden de duivelen zich ook op in woeste plaatsen. Zo werd de Heere Jezus geleid om verzocht te worden in een woeste plaats der woestijnen. Zo hielden zij zich bij legioen op tussen de graven van Gergasa of Gadara. Daar zijn plaatsen der zonde, waarvan ieder goed doet zich verre te houden. Nu ontziet echter de satan zich niet om somtijds ook mede op te gaan ter kerke om daar zijn vervaarlijk werk te doen en dat wel het meest daar, waar de zegen des Heeren openbaar werd, om zo mogelijk de werken Gods te verstoren. Maar geen nood, want Hij is gekomen om daartegenover de werken des duivels te verstoren, vooral in de kerk. Van een kerkgaande duivel en een machtige Jezus willen wij horen uit Marcus 1 : 25.

Een verstoorde kerkganger

Als de Heere Jezus van Nazareth verhuisd is naar Kapernaüm, dan predikt Hij in hun synagoge op de sabbathdag. Men had daar de goede gewoonte op de sabbath op te gaan naar de synagoge. Dat was een goede gewoonte, want ook Jezus placht dat regelmatig te doen. En dat kerk gaande volk in Kapernaüm heeft in elk geval deze zegen ontvangen, dat het daar Jezus heeft ontmoet en tevens de wonderen des Allerhoogsten heeft aanschouwd. Ook een diep-ongelukkige stakker heeft althans één keer niet te vergeefs zijn kerkgang gemaakt, n.1. een mens met een onreine geest. Wat kunt u toch in kerken allerlei aantreffen, mensen soms waar ge diep medelijden mee hebben moet, ongelukkig naar het lichaam en nog veel ongelukkiger naar de ziel, een krom en verdraaid geslacht. Ge kunt er ook mensen aantreffen, waarover ge geneigd zijt uw hoofd te schudden, zo verkeerd, zo zondig, dat men er zich haast voor schaamt. Stel, dat ge naast zo iemand komt te zitten. Toch moet ge dat maar niet doen, want de meest zondige en schuldige mensen zijn in de kerk juist op hun plaats. Ga zelfs maar uit in de heggen en stegen en dwing ze om in te gaan, de kreupelen, de verminkten, de melaatsen. In de wachtkamer van een dokter kunt ge toch kwalijk enkel gezonden verwachten. Zo is het ook in de kerk. Die gezond zijn hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn.

Deze mens is een mens met een onreine geest. Nu zijn alle duivelen onreine geesten, maar deze draagt dan toch speciaal die naam. Wij hebben hier niet te doen met een krankzinnige, zoals die Gadareen tussen de graven, maar met een heel gewone man, want ook ditmaal blijkt het een man te zijn blijkens onze tekst, vers 25. Een heel gewone, normale kerkganger, een gewone man die niets abnormaals heeft, maar een man met een , maar' in zijn leven. Hij is van een bepaalde duivel bezeten, er is een bepaalde zonde in zijn leven, die moet worden aangeduid met de naam onreinheid. Dit is niet iemand, die eens in een bepaald kwaad gevallen is, maar die bezeten is van dat kwaad. Nu zijn mensen, die in een bepaald kwaad leven, in de regel schuwe en teruggetrokken mensen. Toch merkwaardig, dat ook zulke mensen zich aangetrokken gevoelen tot de kerk en tot de godsdienst. Wat is dat? Is dat mogelijk door innerlijke strijd, dat ze toch van de zonde en van hun ongelukkig lot afwillen? Of is het wat anders? Is het niet zo, dat een magneet geen aantrekkingskracht blijkt te hebben op edele metalen als goud en zilver, maar juist op dat onedele metaal, op ijzer? De zondaarsliefde van Jezus trekt en trekt juist aan het zondige, het schuldige.

Deze man zit niet op zijn gemak onder die preek. Hoe beter de preek, hoe onrustiger een zondaar worden moet. Een mens is brutaal genoeg om de zonde te doen en is ook nog wel zo brutaal om met een effen en onschuldig gezicht onder het gehoor te gaan zitten. Maar o wee als de Schriften opengaan, als de zonde wordt genoemd bij name en als genade verkondigd wordt. Wat de Heere Jezus gepreekt heeft weten wij niet, maar dat er gepreekt is dat weten wij wel en ook dat er zo gepreekt is, dat er kracht van uitging. De hele kerk is onder beslag, ja, ze zijn zelfs verslagen, want Hij leerde hen als machthebbende en niet als de Schriftgeleerden. Zo hadden ze 't nog nooit gehoord. Neen, zo hadden ze 't zeker nog nooit gehoord, althans de éne niet, want hij raakt helemaal uit zijn doen, al onrustiger, zo zelfs, dat hij zijn evenwicht en zelfbeheersing kwijt raakt.

Als de wet aan het woord komt, dan wordt de zonde levend, zo zegt de apostel. Dat gebeurt wat de Heere ook spreekt. Spreekt Hij van recht, spréékt Hij van genade, spreekt Hij waarschuwend of vertroostend, spreekt Hij van hel zowel als van hemel, waar de bediening levend is, daar raakt de zondaar zijn kalmte kwijt, daar wordt het hart getroffen, waaruit de uitgangen des levens zijn. Dan gaat men zitten schuiven op zijn bank, dan denkt men wellicht: , , Ik wenste dat ik hier niet gekomen was, of ik niet, Hij niet. Dit preken is mij wat te diep, te persoonlijk. Dit is niet een Godsdienst, die zelfs onze kleren niet raakt. Als dit waar is, dan moet er wat veranderen, dan moet er veel veranderen, dan moet zelfs alles veranderen, dan moet de geest, die in mij woont, er uit en dan moet er een andere Geest in mijn hart en leven komen." O, wat zit men dan onrustig in de kerk, als het met ons leven niet goed staat, dan haat men het licht, opdat de werken der duisternis niet openbaar zouden komen. En als zulke overleggingen in ons hart zijn, dan hebben we altijd bondgenoten. De duivel, die onreine geest, is het dan zeker met ons eens en die gaat meepraten en neemt zelfs alleen het woord. Die laat niet graag los wat hij heeft.

Een verstoorde kerkdienst

Dat was onze tweede gedachte! De Heere Jezus is aan het preken en men is verslagen over Zijn leer en dan in eens roept hij wat uit. Wie die hij is, is zo niet te zien, of de boze geest, of die mens. Is het de boze geest, dan bedient hij zich van de spraakorganen van die mens; is het die man, dan is het gedreven door die boze geest. In elk geval zijn die twee één, want een mens van de duivel bezeten is een dienstknecht des duivels. Wel heeft de duivel grote schuld aan de zonden in ons leven, maar alle schuld heeft hij niet, als wij dienstknechten der zonde zijn, dan draagt de opdrachtgever verantwoordelijkheid voor zijn bevelen, maar dan dragen wij verantwoordelijkheid voor onze gehoorzaamheid.

Daar roept ineens een stem door de synagoge: „Laat af, wat hebben wij met U te doen. Gij Jezus Nazarener! Zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken li wie Gij zijt, namelijk de Heilige Gods." Het is er uit. Die man heeft zitten koken of zijn geest kon het niet meer uithouden. Dat gebeurt niet zo vaak, dat iemand wat zegt of uitroept in de kerk. U weet, dat dit bij de Nederlandse wet strafbaar is om een godsdienstoefening te verstoren. In de Israëlietische wet leest ge dat niet, maar zelfs bij dat onstuimige Joodse volk bestond er in de tempel tenminste nog altijd zoiets als een tempelwacht. Meestal bewaart men zijn kritiek tot buiten de kerk, om eerst dan aan zijn overkropt gemoed lucht te geven. Het moet al heel erg zijn, wil men dat tijdens de dienst doen. Deze man is bezeten, het lijkt haast wel krankzinnigheid.

Ook zijn woorden zijn verward en in elk geval onwaar. Laat af, houd op, wat hebben wij met U te doen, gij Jezus Nazarener?

Dat de Heere Jezus hier spreekt is geoorloofd, want in de synagoge mag ieder over de Schrift spreken, die door de overste der synagoge daartoe verlof ontvangt tijdens de dienst. Men heeft dus alleen al als lid van de gemeente in Israël al wat met Jezus te doen. Bovendien oordeelt deze man over de gehele gemeente alsof die net eender er over denkt als hijzelf. Wat hebben wij met U te doen. En die mensen hebben met aandacht en instemming zitten luisteren.

Zie, zo doen verkeerde geesten altijd. Verzetten zij zichzelf tegen de waarheid, verkiezen zij zelf een valse leer, die de zonde met rust laat, dan moet een ander het daar ook maar mee doen. Daar is geen onverdraagzamer wereld, dan de wereld der kwade geesten, d.w.z. ze verdragen alle kwaad, alleen het goede, dat verdragen ze niet.

De boze geest in die man zet Jezus ook zo laag mogelijk neer. Gij Jezus Nazarener.

Hij komt maar uit Nazareth en kan uit Nazareth iets goeds zijn?

Dat is ook zo'n duivelse streek om de ere Gods en de eer der predikers in discrediet te brengen. Dat is de zekerste methode om de prediking te doen mislukken. Dat is een prediker uit Nazareth, uit het achterland, zullen wij Hem horen?

Zijt Gij gekomen om ons te verderven? Zo zegt de geest, zo zegt de man. Ja, zo is de prediking van Jezus en van Zijn knechten altijd gezien. Jezus bederft de hele boel. Ja, voor de duivel wel, maar Hij bederft niets. Hij redt, Hij zaligt. En dat zegt nota bene die boze geest, die niets doet dan verderven. Wie zal zeggen hoe ver hij het met die arme man al gebracht heeft? En dat zegt nota bene een onreine man, die door zijn zonde zijn ziel en lichaam verderft. Zijt Gij gekomen om ons te verderven?

En dan ineens wordt de boze geest inconsequent. Ik weet wie gij zijt, nl. de Heilige Gods. De duivel is zo dwaas, hij moet zijns ondanks altijd nog een goed getuigenis Jezus achterna geven. Domme duivel. Hij gooit zijn eigen redenatie ondersteboven: De Heilige Gods.

Zo doen ook altoos de slachtoffers van satan. Die moeten in het eind van hun redeneringen toch altijd God nog gelijk geven. Ge kent dat toch ook wel: „Ik haat die predikers, maar 't zijn oprechte mensen. Ik haat de vromen, maar ze hebben wel het goede met u voor. Ik haat de vromen, maar dit moet ik hun nageven, dat ge hun leven kunt nazien." Is dit niet nog heden hun taal? Het is de oude klacht tegen Jezus.

Wat zal die schare ontzet hebben opgezien na zo'n preek, die aller verslagenheid wekte, nu dit! Misschien is er wel deze of gene geweest, bij wie het was:

Herdenk mijn God, herdenk die wonderdaan. Een dwaas geslacht heeft uwe naam gelasterd; De vijand, van Uw vrees en dienst verbasterd. Heeft Uwe roem met smaad en schimp belaan.

Rijs op, o God, rijs op, toen Uw gezag; Betwist Uw zaak, wees onze pleitbeslechter; t Is meer dan tijd; gedenk, o hoogste Rechter, Wat smaad de dwaas u aandoet dag op dag.

Vergeet niet. Heer', die onverdraagb're hoon, Dat luid geroep van al Uw weerpartijders; Het woest getier van Uwe machtsbestrijders Stijgt telkens op tot voor Uw hemeltroon.

Verstoorde werken des satans

Is hier iemand, die in die zondige man zijn beeld gevonden heeft? Is hier iemand, die deze verzen met toepassing op zichzelf gezongen heeft? Hebt dan goede moed. Jezus leeft en is gekomen om de werken des duivels te verbreken en zondaren te redden.

Jezus bestrafte hem. Wie? Die boze geest of die man? Ach, beiden, want ze zijn één, maar wel het meest die duivel in hem.

„Zwijg stil en ga van hem uit!" Wie zal zeggen hoeveel onreine woorden die duivel al in hem gesproken heeft, die de mensen nooit hoorden. En wie zal zeggen hoeveel onreine woorden die duivel hem reeds heeft doen spreken, die de mensen wel hoorden. Ze kenden hem toch ook wel, dat hij van over lange tijd zo was. En nog eens: wie zal zeggen hoe vaak die boze geest tegen alle goede vermaning in en tegen alle woord Gods in. tegen alle Woord Gods in Schrift en prediking in heeft zitten morren, tot het er nu uitgekomen is in zijn openbare uiting van vijandschap. Zwijg stil. geen woord meer. Jezus alleen kan al die boze stemmen hier binnen tot zwijgen brengen, wat wij zelf niet kunnen. En Jezus alleen kan ook onze brutale mond sluiten als die tegen Hem, tegen de waarheid durft getuigen. Wat is dat een voorrecht, als onze mond eens gesloten wordt, dat we niet alles meer durven zeggen, wat satan ons te zeggen geeft. Want een mens in dienst van de duivel durft heel wat aan. En daar behoeven wij heus nog niet krankzinnig voor te zijn, dat kan goed zijn bij een normaal, zelfs bij een groot verstand, 'k Heb het al vaak opgemerkt, dat een begenadigd mens een zwijgend mens wordt, die verlegen en bescheiden zijn weg gaat, vooral als hij al te brutaal gesproken heeft.

De Heere laat het bij een bestraffing niet, Hij verlost geheel. „Ga van hem uit." Maar die prooi, waar hij zolang in gehuisd heeft, laat de duivel niet zo maar los. Als hij er dan uit moet zal hij nog één poging wagen om te verderven. Hem scheurende en roepende met grote stem ging hij uit van hem. Hij bezorgt hem nog zoiets als een flauwte. Maar Lucas voegt er nog aan toe: zonder hem te beschadigen. De duivel kan veel, kan maken dat iemand zich dwaas aanstelt, kan iemand welhaast een toeval bezorgen, maar het einde is zonder schade. Let wel op, dat deze dwaze vertoning niet van de Heere Jezus kwam, maar van de duivel. Anders zoudt ge nog denken, dat deze dingen bij de genade behoren, zoals de geestdrijvers menen. Gelukkig wie daarvan verlost wordt en nog gelukkiger wie er voor bewaard blijft.

Onze man intussen is verlost van de duivel, van zijn onreine geest, van zijn zonden, 't Was maar een kort en hevig tumult in de kerk, maar het machtwoord van de Heere Jezus verloste hem volkomen en voorgoed. Ge kunt hier zeker van zijn, dat deze man zulke opschuddingen niet meer verwekt heeft, dat deze man zo vijandig tegen Jezus niet langer geweest is en ook, dat deze man in zijn zonden niet langer geleefd heeft. Stillekens verdwijnt hij straks met de schare en hij verdwijnt ook uit ons gezicht, maar hij gaat heen als een geredde, in wiens ziel het gezongen zal hebben: 'k Lag machteloos gebonden, Gij komt en maakt mij vrij Van al mijn vuile zonden.

Ziet ge wel, dat de Heere Jezus u van de bitterste duivel verlossen kan? Ziet ge wel, dat ook het grootste kwaad door Hem wel uit te roeien is? Ziet ge wel, dat ook de bitterste vijandschap Hem niet in de weg staat? 'k Raad dus elk een aan maar daar te komen, waar Jezus Zijn bediening heerlijk maakt. Al zit ge er misschien onder, knarsetandend van ergernis, al kunt ge het er haast niet onder uithouden, zodat de bank haast onder u kraakt

en ge nauwelijks uw ergernis kunt inhouden. blijft toch maar zitten — blijft toch maar komen. Jezus kan u wel baas en Hij maakt u misschien wel van een bittere vijand een liefhebbende vriend. Want dat is een boze geest, die in u zit, die moet tot zwijgen komen, die moet er uit!!

Van de Heere Jezus lezen wij, dat na dit voorval in Kapernaüms synagoge Zijn gerucht ook door uw plaatsen zal mogen land. Zie, dat hopen wij zozeer, dat Zijn gerucht ook door alle plaatsen zal mogen gaan. Niet het gerucht van deze of gene dominee, maar het gerucht van Jezus. Als er geen tegenspraak komt, dan deugt het niet en als er geen wonderen gebeuren tot bekering, dan deugt het ook niet. En gelooft één ding vrij, dat deze stil geworden man geholpen heeft om Zijn roem door dat land te verbreiden.

Vijanden, ook vijandige kerkgangers, met God verzoend. Mij. de grootste der zondaren, is genade geschied.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 februari 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een bezeten kerkganger

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 februari 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's