Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gaat heen - onderwijst - doopt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gaat heen - onderwijst - doopt

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de naam des Vaders en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. Matth. 28 : 19.

Werving

Zie, Hij gaat u voor naar Galilea, aldaar zult gij Hem zien. Zo was bij de opstanding door de engel gesproken tot de discipelen. Daar in het noorden, in dat afgelegen boerenland, in het Galilea der heidenen, hebben nog bijzondere verschijningen plaats gehad, o.a. met de vijfhonderd broeders op eenmaal, ook het apostolisch herstel van Petrus en hier in onze tekst nog de zending van de elven. Galilea was wel een eenvoudig achterland, maar daar had de Heere bijna al Zijn jaren doorgebracht, eerst in Nazareth, daarna in Kapernaüm. Daar kwamen de discipelen vandaan. Daar had de Heere vrijwel al Zijn prediking gehouden en daar woonde wel het meeste volk van God. Dat het hart van de discipelen naar dat land trok, behoeft ons niet te verbazen. Dat ook het hart des Heeren naar dat land trok en dat. Hem deze woningen behaagden, behoeft ons ook niet te verwonderen.

Daar nu heeft de Heere Zijn testament geopend voor de jongeren, een testament met een erfdeel en met een opdracht. Voorshands zij opgemerkt, dat de Heere Zijn discipelen naar het vlees niet gespaard heeft. Als Hij hen de wereld inzendt, moeten zij verlaten deze oude vertrouwde omgeving, waar zij zulke goede jaren hebben doorgebracht, moeten zij ook verlaten elkander met de aangename omgang, die zij samen hebben gehad. De tijd van de geestelijke jeugd en de tijd van de eerste liefde ligt achter hen en het leven gaat voor de jongeren ernst woiden. Wat duurt dat altijd maar kort, die tijd v an het genieten. De drie jaren zijn omgevlogen.

Gaat henen, onderwijst.

Drie jaar hadden zij met de Heere inen uitgegaan, nu moeten zij het zonder Hem persoonlijk doen, dan alleen met de belofte: „En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld." Zij moeten nu de dagelijkse en zalige omgang leren uit het geloof alleen te leven. Zij moeten zij de dagelijkse en zalige omgang met het volk missen en zij worden geworpen in de volken, die verheidenst van God en Zijn dienst vervreemd leefden. O, wat zet God Zijn knechten toch vaak in de branding van het leven en wat voert hun weg toch veelal door de woestijn van het leven.

Gaat heen, onderwijst.

Is dat nu een taak, waarvoor zij berekend waren? 't Waren toch maar eenvoudige vissersmensen, zo helemaal uit het achterland: Galilea. Ze hadden nauwelijks wat van de wereld gezien. Ja, de boorden van het meer van Genesareth, die kenden ze goed. Verder waren zij dan naar het zuiden, naar Jeruzalem geweest, 't Was toch ook wel heel wat voor hen. Talen kenden zij niet en zij wisten toch ook nog niet, dat de Heere hen die op één dag door Zijn Geest kon leren? En wat moesten zij onderwijzen? Zelf waren zij nog maar drie jaren onderwezen en wat waren zij hardleers geweest. Ja, maar zij waren op zo'n beste school geweest. De Heere Zelf had hen geleerd en het onderwijs was door hun ziel heen gegaan, zelf hadden zij er wat van geleerd, proefondervindelijk, van datgene wat zij anderen moesten gaan verkondigen.

Onderwijst al de volken. Jona werd eens naar Ninevé gezonden, om te verkondigen dat de Heere die stad om moest keren vanwege hun zonden. En nu kregen zij een andere opdracht, n.1. om de volkeren te onderwijzen. Dit was een veel zwaardere opdracht, die veel meer tijd vraagt en die veel minder geloof vindt. Om aan een heidens volk het oordeel aan te zeggen, dat is moeilijk, maar om aan een van God vervreemd geslacht het Evangelie te verkondigen, dat is veel moeilijker. Als vandaag aan de dag iemand opstaat, die de ondergang van de wereld gaat prediken, dan vindt hij gehoor. De ziel van de massa is — en dat door de zondeval — dramatisch van aanleg. Maar als vandaag aan de dag iemand het evangelie van vrije genade gaat verkondigen, dan vindt hij geen gehoor. Het evangelie is nu eenmaal niet naar de mens. Een mens is zo van God vervreemd, dat hij niet welgedaan wil zijn, dat hij de eeuwige gelukzaligheid niet wil hebben.

En met die opdracht worden de discipelen nu gezonden. Als dat niet waar was dat de Heere er bij zeide: , , Ik ben met u-lieden", dan konden zij wel thuis blijven. Maar nu zou de Heere met hen gaan en Hij zou harten openen waar zij het niet verwachtten, Hij zou door de wederbarende kracht des Geestes zielen vatbaar maken voor dat woord, dat zij zouden spreken. Dat is het eerste wonder en het tweede is dit, dat zij zouden blijven luisteren. Zij moesten onderwijzen en onderwijs vraagt tijd, vraagt vaak lange tijd. Een van God vervreemde wereld wil nog wel eens iets over God horen, dat hoort zo bij hun standing, bij hun opvoeding, dat zij weten wat er in de wereld te koop is. Maar het moet niet te persoonlijk op hen aankomen en het moet niet te lang duren. Welnu, daar zou de Heere ook in meewerken. Hij zou ze geven volharding om te horen en om zich te laten onderwijzen. •

Gaat dan heen en onderwijst al de volken. Dit ene onderwijs wie en wat de mens geworden is door de zonde, en wie God in Christus wil zijn voor een ellendig zondaarsvolk. Onderwijst de noodzakelijkheid der wedergeboorte, de eis der bekering, de rechtvaardigmaking door het geloof, het geloof in de Heere Jezus Christus, de heiligmaking. Geen volk op de wereld, of het moet weten wat dat eenvoudige volk aan de boorden van het meer van Genesareth geleerd heeft. Opdat het worde één volk, met één hart, met één taal, rondom die Heere en Zaligmaker.

Ziet, hier hebt ge de werving der kerk.

Inlijving

Inlijving Dezelve dopende in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Dit is de eerste en enige plaats, waar zo nadrukkelijk de leer van de drieëenheid geleerd wordt. Maar het feit, dat dit woord staat in zo'n bijzondere plaats, n.1.

in het testament van de scheidende Zaligmaker, èn het feit dat dit woord eigenlijk al de inhoud vormt van de boodschap, doet het grote belang van dit woord zien. Dit is de opdracht voor de kerk geweest en op dit Doopsymbool heeft de oude kerk dan ook haar deuren opengezet voor allen, die zich tot haar voegden. Er staat niet „in de namen van", maar , , in de naam van", want deze drie zijn één. Wie tot de kerk wil behoren moet geloven in God de Vader, maar ook in de Zoon. Een algemeen Godsgeloof, dat gelooft dat er wel wat is, een hogere macht, dat is niet christelijk, dat is heidens. Wil men in de Vader geloven, dan moet men in de Zoon geloven. Wie tot de kerk wil behoren, moet ook evenzeer in de Vader geloven als in de Zoon. Het geloof in „onze lieve Heer" vindt nog wel ingang en aanhang, maar dat geloof heeft geen betekenis, als het niet gepaard gaat met en voorafgegaan wordt door het geloof in het recht Gods. Waar men die beiden gelooft, daar is men eerst in het goede spoor. En wie tot de kerk wil behoren, moet ook geloven in de H. Geest, de Toepasser van het genadewerk in het hart. Zonder deze heeft noch het geloof in de Vader, noch dat in de Zoon enige waarde.

Welnu — in die naam des Drieënigen moeten de discipelen dopen. In de heidenwereld ging het onderwijs aan de Doop vooraf, in een gekerstende wereld ging de Doop met name bij de kinderen voorop. Door die Doop nu, die door onderdompeling, door begieting, door besprenging, plaats vond, werd het volk als het ware afgesneden van zijn ander leven, van zijn omgeving. Hij ging door het water, dat scheiding maakte door en kwam aan de andere kant terecht. Hij stierf aan de wereld en de zonde en stond op tot een nieuw Godzalig leven.

Tot deze eerste beginselen van het Christendom moeten wij terugkeren, om daarbij de wacht te betrekken. Op allerlei wijze worden hierop de aanvallen gedaan. Zelfs wel predikanten, die de kinderdoop weigeren aan hun eigen kroost, die de zegening ervoor in de plaats stellen. Er zijn in klimmende mate mensen, die de wederdoop aanhangen, er zijn er die de kinderdoop verwerpen, die daarmee het hele verbond verwerpen, er zijn er vooral niet weinigen, die heel de Doop voor zich en hun kroost niet meer begeren, om dan maar niet te spreken van de duizenden, die de waarde en het onderwijs van de Doop niet meer zien. Heeft de Heere dan niet voor Zijn heengaan als bij testament de opdracht gegeven: „Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes"? Wij mochten naar Zijn bevel wél horen:

Want dit is 't bevel Van de Heer' der heren Aan zijn Israël; Dit is 't hoog gebod, 't Recht van Jacobs God, Dat wij billijk eren.

'k Nam te Meriba Proef van uw vertrouwen,

Of g' op mijn gena, In uw tegen heên, Op Mijn naam alleen En Mijn Woord zoudt bouwen.

Niets minder is dit dan de inlijving in de kerk.

Of dan al wat gedoopt is ook zalig wordt? Zonder wedergeboorte wordt niemand zalig. Maar daarvan spraken wij al in punt 1. En zonder bekering wordt ook niemand zalig.

Fundering

Daarover nu als wij u ten derde spreken over fundering.

Lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb.

Het onderwijs houdt bij de inlijving in de kerk niet op. Dat houdt nooit op, maar ik zou zeggen: hier nu begint het pas. Als een volwassene gedoopt wordt, moet hij nog leren wat de Heere van hem eist, laat staan een kind. En nu moet een mens leren, dat hij een zondaar is en hoe groot zondaar hij is, maar hij moet ook leren wat genade is en hoe groot de genade is. Maar hij moet ook leren hoe hij daarna voor God zal leven.

Laat mij eens van de grond af beginnen wat Christus geboden heeft. Hij heeft geboden, dat ge naar de kerk zult gaan. Des morgens was Hij in de kring van de discipelen op de eerste dag der week, dan was er kerk. Des avonds was Hij in de kring der discipelen op diezelfde eerste dag der week. Dus dan was er kerk. Dit moeten wij u leren, want dit heeft Hij geboden. Dit is een gebod voor u en voor uw kinderen. Doet u dit niet, dan overtreedt gij Zijn gebod. Overtreden, dat is zonde. En het is een zonde tegen Gods verbond als ge dit als een gedoopte nalaat. Dat is zoveel als desertie. Gij draagt Gods merkteken.

Weet ge wat Christus geboden heeft? Dat wij u leren wat Hij ons geboden heeft, n.1. hoe ge voor Hem leven zult. De prediking van al Zijn geboden heeft Hij ons opgedragen te houden en u opgedragen te horen. U bent niet klaar als u maar naar de kerk gaat, u moet daar wat horen, n.1. hoe gij u gedragen moet. De koninklijke wet des Evangelies moet u horen, li zult er naar luisteren. Dat weten wij allang, zegt ge misschien. Ik geloof niet, dat ge dat zo goed weet. Anders zou ons leven anders zijn. 'k Geloof zelfs, dat velen er nog niets van verstaan hebben. Zij hebben het misschien niet eens gehoord, of anders wel gehoord maar niet verstaan.

Wij mogen wel alle krachten inspannen om u dit voor te houden.

Verstaat gij het dan niet, wat de Heere u gebiedt?

Gij moet dit hóren! En gij moet dit ook onderhouden. Onderhouden dus is een groter werk dan nieuw opzetten. Het bouwen van een kerk duurt ongeveer een jaar en het is klaar. Maar het onderhoud van oude kerkgebouwen vraagt veel meer tijd en veel meer zorg. Zo kan iemand wel tot verandering des levens komen, zodat hij een lidmaat van de kerk wordt, maar om daar nu te leven naar Gods geboden, dat vraagt heel uw leven, dat vraagt veel zorg. En dat moeten wij u nu leren. „Lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb." Zijn gebod omvat uw particuliere leven, uw maatschappelijk leven, uw politieke leven, uw kerkelijk leven. Hij heeft geboden God lief te hebben boven alles en de naaste als uzelf.

En het hoogste gebod is dat gij gelooft in de Zoon Gods, opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam. Dat blijft de levensles des Evangelies, het gebod des Evangelies, zie 1 Johannes 3 : 23.

Voelt u nu wel, dat u zondag aan zondag nodig hebt om dat te leren? Uzelf, maar ook uw kroost?

Op uw voorhoofd staat geschreven, dat ge voor de Heere zoudt leven. Dat heeft uw vader en moeder er op laten schrijven en gij zult 't straks op het voorhoofd van uw kinderen laten schrijven. Nee, meer. Dat heeft God de Vader er op laten schrijven, dat heeft God de Zoon en de Heilige Geest er op laten schrijven. O, dat ge dan een volk moogt zijn, dat de wereld er uit kent, dat elkander kent en dat God er uit kent. Dat ge een volk moogt zijn, dat aan handel en wandel gekend mag worden. Alleen zij zullen eenmaal in de hemel komen, die hier op aarde Zijn geboden bewaarden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 april 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Gaat heen - onderwijst - doopt

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 april 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's