Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pinkster prediking en haar vrucht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pinkster prediking en haar vrucht

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want u komt de belofte toe en uwen kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als de Heere, onze God toe roepen zal. En met veel meer andere woorden betuigde hij, en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht! Die dan Zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en daar werden op die dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen.

Handelingen 2 : 39—41.

De belofte van de Geest

Op een drietal teksten steunt de belofte van Handelingen 2 : 39. Uiteraard in de eerste plaats op Joël 2 : 28, dat is de bekende belofte uit Handelingen 2 : 16— 21. Dan steunt de belofte aan het zaad der kerk op Genesis 17:7, het woord dat God tot Abraham gesproken heeft. Tenslotte steunt deze belofte voor hen die verre zijn op Jesaja 57:19: , Ik schep de vrucht der lippen, vrede, vrede dengenen, die verre zijn, en dengenen, die nabij zijn. zegt de HEERE en Ik zal hen genezen."

Daar zijn dus in het Oude Testament beloften gedaan voor het zaad van Abraham, dat zijn de Joden. Daar zijn beloften gedaan voor hen die verre zijn. Dat kan zijn dat daarmee bedoeld zijn de Joden, die ver verstrooid zijn tot aan de einden der aarde. Het kan ook zijn dat hier bedoeld zijn de heidenen. Daarop zien twee dingen. Vooreerst het met nadruk door Petrus uitgesproken „onze" God. De God van Israël, onze God, roept ook die die verre zijn. Dan spreekt Joël zeer bepaald over alle vlees. Dit zijn dus de mensen, voor wie de beloften van de Geest op de Pinksterdag zijn. Petrus heeft hier denkelijk alleen nog gedacht aan Joden en Joden in de verstrooiing, want eerst bij de geschiedenis van Cornelius heeft hij verstaan, dat zelfs voor de heidenen de deur des Evangelies geopend is. Dat komt wel meer voor, dat iemand door Gods Geest geleid dingen zegt, die verder strekking hebben dan men zelf vermoed heeft.

Het is dus wel duidelijk, dat de belofte van de Geest is voor Joden, voor Joden-

genoten en voor heidenen. En dan voor allen, die er de Heere toe roepen zal, dat wil zeggen voor hen, die onder de prediking van het Evangelie komen. Mogelijk zal iemand mij in dit zeggen de beperking willen opleggen: die inwendig daartoe geroepen worden. Ik versta wat gij zeggen wilt, maar zeg mij: wilt gij dan niet dezelfde beperking opleggen aan Petrus als hij dat zijn gehoor uit Joden en Jodengenoten, mensen die zijn woord gaarne aannamen èn mensen die spottend zeggen: „Zij zijn vol zoeten wijns", aldus toespreekt: U komt de belofte toe. Acht ge het niet onvoorzichtig van Petrus en hadt ge hem dan niet in de mond willen geven: „voor zover gij u bekeert"? En acht gij ook dit niet onvoorzichtig van Petrus, dat hij zomaar tot dit gemengde gehoor zeide: „Uw kinderen komen deze belofte toe"? Zoudt gij daar niet liever van maken met de wederdopers: uw „geestelijke" kinderen? Laat nu Gods eigen woorden aan Abraham maar Gods woorden blijven, laat nu Joëls woorden maar Joëls woorden blijven en laat maar Petrus' woorden Petrus' woorden blijven en dan komt het wel goed. God heeft wat aan Abrahams zaad beloofd, zelfs toen Izak nog niet geboren was en aan geheel Israël toegezegd tot Zijn verbond in eeuwigheid. En God heeft het uitgebreid over de onder de heidenen verstrooide Joden en zelfs over de heidenen, de belofte van de genade van de Geest. Joël plaatst het onverkort voor ons: Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees. En Petrus wijst die Joden en Jodengenoten aan als de erfgenamen van die belofte: U komt de belofte toe. En gedachtig aan Joëls woord over de zonen en de dochteren zegt hij: , , u en uw kinderen!"

Eén beperking maakt Petrus daarbij, namelijk: „zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal". Dat wil dan zeggen, zovelen als de Heere onder dit Evangelie laat komen. Dat wil zeggen, over hen onder wie Hij Zijn Evangelie laat verkondigen. Op u komt die belofte toe, maar ook: u komt die belofte toe. Zij is voor u. Gaat in het volgende vers (40) deze belofte gepaard met de eis der bekering, dit is geheel tot uw dienst. Mag ik één vraag stellen? Laat gij ook de eis der bekering algemeen gelden daar, waar het Evangelie gepredikt wordt? Waarom laat men de beloften des heils alleen gelden de uitverkorenen en waarom laat men de eis der bekering wel algemeen gelden? Zowel de eis als de belofte gelden uiteraard alleen daar, waar het Woord Gods komt. „Zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal!"

Wij mogen noch de belofte Gods, noch de eis Gods van hun kracht beroven. De Heere stelt Zich voor allen die het Woord Gods horen als een God, Die alles belooft, al Zijn heil, maar Die ook alles eist, al Zijn recht op de gehele mens. En nu is Hij zo goedertieren, dat Hij in deze schriftuur de belofte aan Zijn eis doet voorafgaan. Als in Hosea: „Daarom zie, Ik zal ze lokken, Ik zal ze voeren in de woestijn en (aldaar) zal Ik naar hun hart spreken." De Heere doet wel alles om zondaren zalig te maken en alle stukken passen wel zeer goed en volkomen in elkaar, maar zij zijn geen van alle hetzelfde.

De eis der bekering

„En met veel meer andere woorden betuigde hij en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht."

Ook dit is een woord van de Heilige Geest!

Ook dit woord uit Petrus' preek is een Pinksterwoord.

Petrus heeft geducht gepreekt. De lange Pinksterrede, één van de langste redenen, die ons in de bijbel bewaard zijn, is maar een except, een deel van wat Petrus daar gesproken heeft. Met veel meer andere woorden betuigde Petrus. Zij hebben uit de veelheid maar een greep gedaan, om ons die te vermelden. Petrus' preek is schoon in alle delen. Daar is een prachtige rede gehouden, wel in elkander gezet en in welgekozen woorden uitgesproken. En dat door een visser? Neen, dat door een visser der mensen, een begenadigde beroepsvisser. Dat had de

Heere hem gemaakt. Hier is de tong der geleerden. Hier is de wijsheid van die God vrezen. Deze begenadigde man is op }ezus' school geweest, heeft het van binnen geleerd, heeft het van boven geleerd. Met een natuurlijk talent spreekt hij. En eerst met Jezus' heengaan is ook op hem geblazen, toen Jezus zeide: „Ontvangt de Heilige Geest!" Hij had al zoveel gaven, hij had al zoveel oefeningen, maar hier in die aanblazing door Jezus is al het heil hem ambtelijk toebetrouwd. En nu op de Pinksterdag is de Geest op hem en de anderen uitgestort in een mate, die ons aller verwondering opwekt. Daar zijn maten geweest van genade des Geestes en Petrus heeft voorwaar geen kleine mate gekregen. Waar komt dat in uit? In de ernst waarmee hij preekte. In de evenwichtigheid waarmee hij preekte. Vooral in de inhoud van zijn prediking. Die was betuigen en vermanen. Betuigen, hij stond daarachter. Hij stond daarin. Hij was. daar getuige van. Hij had er bij gestaan, hij had het gezien, hij had het gehoord. En ook nu was hij er deelgenoot van. Dat aan de ene kant! En aan de andere kant: Hij vermaande hen. Die mensen gingen hem ter harte. Dit waren zondaars. Uitverkorenen zal iemand zeggen. Wacht u nog even! Zij hadden niets minder op hun geweten, dan dat zij de Heere der heerlijkheid gekruisigd hadden. Leest het in vers 23: „Deze, door de bepaalde raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood." Kunt u begrijpen dat hij ze vermaand heeft?

vermaand heeft? „Wordt behouden!" Gij zijt nu niet behouden, gij zijt verloren. Maar daar is behoudenis. Dat is de eis der bekering. Wordt behouden! Wordt behouden van dit verkeerd geslacht. Gij ziet op uw hogepriester, op uw priesters, op uw ouderlingen. Gij hebt als rechtgeaarde Joden hen in achting. Zij hebben u tot deze uw zonde gebracht. Deze leiders des volks zijn een verkeerd geslacht. Zij dwalen en zij deden u dwalen. Verlaat hen, als uw behoudenis u wat waard is. Petrus' prediking heeft twee polen, het zijn de polen van de Heilige Geest: betuigen en vermanen. Het is nog het kenmerk der rechte prediking. Betuigen zonder vermaning laat u wel de belofte zien, maar niet de eis der bekering. Dat is kreupele prediking.

Vermanen zonder betuiging laat u wel de eis der bekering zien, maar niet de belofte des heils. Dat is ook kreupele prediking. Waar beide zijn in deze goede volgorde van Petrus, daar zullen de wonderen des Geestes niet uitblijven in de zielen.

Vraagt naar de Heer' en Zijne sterkte; Naar Hem, die al uw heil bewerkte; Zoekt dagelijks Zijn aangezicht; Gedenkt aan 't geen Hij heeft verricht.

Aan Zijn doorluchte wonderdaan. En wilt Zijn straffen gadeslaan.

Al wat Hij Izak heeft gezworen, Heeft Hij ook aan Zijn uitverkoren'.

Aan Jakob tot een wet gesteld. Van al 't beloofde heil verzeld; En aan gans Isrel toegezeid Tot Zijn verbond in eeuwigheid.

Die gunst heeft God Zijn volk bewezen, Opdat het altoos Hem zou vrezen. Zijn wet betrachten, en voortaan Volstandig op Zijn wegen gaan. Men roem' dan d' Oppermajesteit, Om zoveel gunst, in eeuwigheid.

De zegen daarop volgend

„Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en daar werden op die dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen."

Ook over dit deel van mijn tekst zijn allerlei dingen te zeggen, die de Geest Gods aangaan en die voor ons van belang zijn. Vooreerst dan, dat Petrus' woord werd aangenomen. Het behaagt de Heilige Geest om Zijn woord te leggen in een mensenmond en om zo Petrus' woord als het Zijne te beschouwen en om dat mensenwoord ook als het Zijne te behandelen en te zegenen. Wij doen dus goed om het woord der prediking niet lichtvaardig naast ons neer te leggen. Beschouwt het maar, zoals het waarlijk is, als Gods Woord. Van Petrus' woord gold het woord van zijn Zender: „Wie u hoort, die hoort Mij, Die u gezonden heb." Maar ook: „wie u verwerpt, die verwerpt Mij, Die u gezonden heb."

Deze mensen namen Petrus' woord aan, namen het in zich op, in hun verstand, om het te begrijpen, in hun geheugen, om het te onthouden, in hun hart, om het daar te bewaren. Dat deden zij niet allen, maar dat deden zij, die de roeping gehoorzaam waren, zij die niet durfden spotten, maar die verslagen waren door Petrus' woord, zij die door de Geest Gods getroffen en verslagen waren, zij die van God daartoe verordineerd waren. Die namen Petrus' woord aan en gaarne aan. Dat deden zij met hun ganse hart. met hun ganse verlangen, met hun gehele wil en met volle genegenheid en met volle overtuiging. Hun ziel werd daartoe geneigd door de ge-Heilige Geest. Welnu, zij werden doopt.

Daar waren vooreerst honderd-entwintig predikers voor en zij kunnen daar op verscheidene dagen aan gewerkt hebben. De doop vermaant en verplicht ons tot een nieuwe gehoorzaamheid. Maar de Doop is ook een teken der genade, van een begraven worden met Christus in de dood en van een opstaan met Christus in een nieuw leven. En de Doop is ook een zegel der genade, waarin die genade bezegeld werd, die zij door het Woord en door de Geest ontvangen hadden. Bij deze Doop aanvaardde de menigte de belofte uit vers 39 en gingen zij in op die belofte. En bij deze Doop aanvaardde die menigte de eis der bekering. Zij lieten varen de wettische godsdienst van het Israël van die dagen. Zij lieten varen hun leidslieden, die ze bewogen hadden Jezus' dood te begeren. Dit was voor hen reëel de bekering: zij gingen over in de Kerk van Christus.

En daar werden op die dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen. Die bekering was al zo n rijke zegen op de prediking van de Geest, maar het getal der drieduizend zette de kroon op het werk. Wat is drieduizend op de vele duizenden uit Israël? De hemel weegt meer de geesten dan hij telt de zielen. Met deze Geest heeft de Kerk te doen. Deze Geest heeft gewerkt. Hij werkt en Hij zal werken. „En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen; en ook op Mijn dienstknechten en op Mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren. En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur en rookdamp. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige dag des Heeren komt. En het zal zijn, dat een iegelijk, die de naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden." Zw.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Pinkster prediking en haar vrucht

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's