Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De doorn in het vlees

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De doorn in het vlees

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En opdat ik mij door de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen, zo is mij gegeven een scherpe doorn in het vlees, namelijk een engel des satans, dat hij mij met vuisten slaan zou, opdat ik mij niet zou verheffen.

Hierover heb ik den Heere driemaal gebeden, opdat hij van mij zou wijken, en Hij heeft tot mij gezegd: Mijne genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheid, opdat de kracht van Christus in mij wone.

2 Kor. 12 : 7—9.

Uitnemende openbaringen

Wij willen over dit deel kort zijn. Als de apostel niet dan na veertien jaren en dan nog anoniem over onuitsprekelijke dingen schrijft, dan past het ons niet daar onbescheidenlijk naar te vorsen. Wij mogen echter niet nalaten daar algemene dingen over te zeggen, die voor ons nu van nut zijn.

De apostel heeft openbaringen en gezichten gehad, behalve, boven de genade, die hij te Damascus gekregen heeft. Het laat zich verstaan, dat de bekering van een zondaar genoeg is tot zijn zaligheid, maar dat die bekering toch ook mèt zich brengt een léven van bekering, een zogenaamde dagelijkse bekering, een afsterving van de oude mens en een opstanding van de nieuwe mens. Daartoe behoort een gedurig handelen, spreken en horen van God. Daartoe kan ook behoren deze buitengewone genade van gezichten en openbaringen. Die ontvangt echter doorgaans niet elke christen, ook niet doorgaans elke Evangeliedienaar. Zij behoren tot de zeldzaamheden in de kerk van Christus en ook tot de zeldzaamheden in het leven van hem, die ze ontvangt. U leest ze niet bij de apostelen, behalve dan bij Johannes en Paulus, en Paulus moet veertien jaar terug gaan in zijn herinnering, om deze dingen te treffen. Die andere wereld is zo geheel anders dan deze, ze gaat deze wereld zo alleszins en zo geheel te boven. Daar is w at geen oog gezien heeft, daar is wat geen oor gehoord heeft, daar is wat in geen mensenhart is opgeklommen. Men kan die dan dus zien voor een ogenblik. Dan is het of de deur van de hemel voor een ogenblik opengaat. Dan is het of men opgenomen wordt in de hemel, hetzij dan in de geest, hetzij met lichaam en ziel. Paulus weet niet eens, hoe hem dat te beurt gevallen was, of in een vertrekking van zinnen, of in een visioen, of geestelijk, of naar lichaam en ziel beide. Hij weet nog wel degelijk de tijd. 't Is veertien jaar geleden! Hij is opgetrokken geweest in de derde hemel. Dat is de hemel der hemelen, of wel in het Paradijs. Het woord Paradijs schijnt een Perzisch woord te zijn. Wij kennen het uit onze bijbel voor de plaats en de staat der onnozelheid en voor de toekomstige staat der heerlijkheid.

Paulus vertelt niet, dat hij daar wat gezien heeft, maar dat hij daar iets gehóórd heeft. Johannes vertelt, dat hij daar wat gezien èn gehoord heeft. Paulus spreekt van zichzelf in de derde persoon: hij kent een mens in Christus. Hoe nederig klinkt dat, hoe verre van hoogmoedig. En wat voor les krijgt hij om voor hoogmoed bewaard te blijven. Dat voegt wel het allerminst te zamen: een christen en hoogmoed. Toch is dat de eerste en de laatste bedreiging van een christen: de hoogmoed. Ook genade is wel in de laatste plaats stof tot verhoovaardiging. En bijzondere gezichten en openbaringen zijn wel in de laatste plaats stof tot hoogmoed. Laten dan degenen, die tot zulke genaden verwaardigd zijn, er veertien jaren over zwijgen en laten zij zichzelf kennen alleen als een mens in Christus.

Paulus heeft het over onuitsprekelijke dingen, die hij gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is te spreken. En Paulus spreekt in onze tekst van uitnemendheid der openbaringen. Dat is niet onder woorden te brengen. De heiligheid en de heerlijkheid des hemels past niet op deze aarde. Daar mag een mensenhart alleen naar hunkeren, daar mag het alleen maar op hopen. Zelfs al mag hij daar even een glimp van zien, dat wacht op later. Dan zal een ieder van hen kennen gelijk hij gekend is. Dan zal hij wandelen niet meer door geloof, maar door aanschouwen.

Tot zover over de onuitsprekelijke dingen!

Tot zover over uitnemende, over buitengewone openbaringen!

De doorn in het vlees

Paulus had dan toch die openbaring, veertien jaar geleden. En zij is hem onzegbaar scherp in het geheugen gebleven. Nu na veertien jaar kon Paulus zo nederig spreken bij zo hoge begenadiging, omdat God hem de les van de nederigheid had geleerd in een gedurig weer stekende doorn in het vlees. Die was Paulus gegéven! Gegeven — door wie? Door God of door de satan? De satan heeft niets te geven. Die neemt alleen maar. God had Paulus die doorn in het vlees gegeven. In het vlees, dat kan zijn in het lijfelijk vlees, 't kan ook zijn in zijn oude mens. Sommigen denken aan iets, dat Paulus belemmerde in de uitoefening van zijn apostelambt — een vallende ziekte, of een handicap in het spreken of een bijziendheid. Dit zijn allemaal dingen die voor de apostel een scherpe doorn in het vlees zouden zijn geweest.

Alleen: een lichamelijk lijden of een lichamelijk gebrek is nog zo gemakkelijk te dragen. En een lichamelijke hinder kan ons geestelijk wel aan de grond houden. Maar de verklaring hebben wij niet ver te zoeken. Ze staat in de tekst: „...een scherpe doorn in het vlees... namelijk een engel des satans, dat hij mij met vuisten zou slaan". Daar hebt ge het. Die God tot wie wij mogen en moeten bidden: ..Verlos ons van den boze!" die kan ons ook overgeven in de hand des satans, opdat hij ons wél hinder doe. Zoals God Job in zijn hand gegeven heeft om hem te kwetsen, te beroven, te verzoeken. Zoals God Petrus in zijn hand gegeven heeft, om hem te ziften als de tarwe. En al zou dan de Heere bewaren voor struikelen, dan bewaart Hij daarom nog niet altijd voor de verzoeking. Dit kan het dus bij Paulus geweest zijn: helse verleiding. En reken er op, dat dit een scherpe doorn is, die steekt in het vlees.

Wij kunnen ook denken aan verwijten over bedreven kwaad. En daaraan denk ik het meest. God vergeeft wel, maar Hij verwijt dan niet meer. Nooit komt de Heere op eenmaal vergeven zonden terug.

Hij straft een zonde niet tweemaal. Daar heeft de vergeving door Jezus' verzoening ook te veel voor gekost.

. Maar de satan vergeeft niét en hij verwijt wèl. Herhaaldelijk horen wij Paulus herinneren aan de wijze, waarop hij de gemeente Gods vervolgd heeft. Herhaaldelijk zien wij bij Paulus tranen daarover. Daar is zoveel leed berokkend, wat hij niet ongedaan kon maken. Daar is zoveel smart toegebracht, die hij niet kon uitwissen. En nu heeft de satan er behagen in om één van zijn engelen te zenden, die óf zocht te verleiden óf zocht te verwijten. En dat is een slaan met vuisten. Dan gaf hij kinnebakslagen, zoals men ook de Meester heeft toegebracht.

..Opdat ik mij niet zou verheffen...", zegt Paulus.

Wat komen de verleidingen tot de zonde bij een christen aan als vuistslagen. Wat treffen ze hem in het gezicht. Wat smarten en onteren ze hem. Dat is veel erger dan lichaamslijden of dan lichaamsgebrek.

En ook wat komen satans verwijten aan. Satan zal de gekenden Gods zelfs aanklagen voor de rechterstoel van Christus, laat staan in dit leven. Daarmee zoekt hij hen te smarten en te onteren.

Maar hier heeft de satan geen erg in, dat èn de verleidingen èn de verwijten van de vorst der duisternis ons juist klein en nederig houden voor God. Er is niets, wat een mens zo nederig maakt en nederig houdt. En dit drijft nu juist uit tot gebed. En dat had die engel van satan niet bedoeld.

'k Riep tot de HEER' met luider stem, Ik smeekt' en riep vol angst tot Hem; 'k Heb, voor Zijn aangezicht, mijn klacht In mijn benauwdheid voortgebracht.

Als mij geen hulp of uitkomst bleek. Wanneer mijn geest in mij bezweek, En overstelpt was door ellend', Hebt Gij, o HEER', mijn pad gekend.

Ik riep tot U, ik zeid': o HEER', Gij zijt mijn toevlucht, sterkt' en eer; Gij zijt, zolang ik leef, mijn deel, Mijn God, wien ik mij aanbeveel!

Onverhoorde gebeden

„Hierover heb ik den Heere driemaal gebeden, opdat hij van mij zou wijken." Veertien jaar geleden. Een engel des satans, slaande met vuisten. Dit was na die uitnemende openbaringen in de derde hemel, in het Paradijs. Toen is Paulus gaan bidden. „Driemalen", zegt de tekst. „Driemaal wordt hier gesteld voor dikmaals", zegt Calvijn. „Dat is meermalen", zeggen de kanttekenaren.

Onder lichaamskwalen en pijnen zal men wel herhaaldelijk bidden om uitkomst. Onder bestrijdingen en onder verwijten zal men ook wel telkens bidden. Nu is het echte bidden een zaak, die weegt. Het is met God spreken! Het is met God over een bepaalde zaak spreken. En de zaak. die Paulus geheel bezig hield, was voor hem van zo groot en wichtig belang, dat hij die niet even te midden van andere zaken voor God neerlegde. Daar zijn vaak van die beden, die wij op de rij en in orde aan God voorleggen, grote en kleine zaken. Maar er kunnen ook dingen zijn, die van zo albeslissend en al-overheersend belang zijn. dat wij aan niets anders denken, dan aan dat ene alleen. Dan hebben wij een bepaalde boodschap aan God. Dan hebben wij voor geen ding oog. voor geen ding oor, voor geen ding hart. Dan vervult ons dit alleen en dit geheel. Zo nu is de doorn in het vlees voor Paulus geweest, als hij éénmaal, tweemaal, driemaal daarover bad tot zijn God.

En God verhoort niet altijd en Hij verhoort niet steeds dadelijk. Hij kan ons met het eerste gebed verhoren. Hij kan soms verhoren éér wij roepen. Hij kan soms zo lang. zo lang laten wachten. Soms geeft Hij terstond wat gevraagd wordt, soms geeft Hij pas later wat gevraagd wordt, soms geeft Hij niet en nooit wat gevraagd wordt, 't Kan soms zijn, dat Hij wel niet geeft wat gebeden wordt, maar dat Hij toch antwoordt. Maar het komt ook voor. dat Hij niet geeft, wat gevraagd wordt, maar zelfs niet antwoordt op wat gevraagd wordt. Hier hebben wij één keer, twee keer, drie keer (of hoeveel malen dan ook) bidden en pas dan antwoord krijgen, een antwoord waarbij afgewezen wordt, wat van Hem gevraagd is.

Als dat Paulus, dat uitverkoren vat, overkomen is, laat dan geen van Sions kinderen klagen als zijn gebed niet verhoord wordt, maar laat hem opletten of God ook antwoord geeft.

Genoegzame genade

, , En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone."

God antwoordt dus. Hoe Hij dat doet? Door een tekst uit de bijbel op uw gemoed te drukken door Zijn Geest. Of in de prediking, waarin u antwoord krijgt op uw vragen. Of door duidelijke leiding van Zijn voorzienigheid. Of (en meest) doordat gij geloof ontvangt op een of ander geloofsstuk, op een of andere zaak des geloofs. Of ook (en dat deed de Heere aan Zijn profeten en apostelen) door het mondeling spreken of door dromen of gezichten. Het meest en het liefst houd ik het bij de vierde, door mij genoemde, wijze. 'k Meen. dat dat de meest gebruikte orde Gods is.

In elk geval, Paulus kreeg dit antwoord: Mijn genade is u genoeg. Dat is de genade, die Paulus in Christus ontvangen had te Damascus. Die genade is ook genoegzaam, om elk lichamelijk leed te dragen, om bestrijdingen en beschuldigingen van de duivel te wederstaan. Dat geloof is de kracht Gods, die in zwakheid des vleses en in geestelijke zwakheid voldoet, het geloof in Christus. Daar kan een christen het mee doen, ook al neemt de Heere de aanvechtingen van de satan niet weg, ook al blijven voor hem of voor haar de lichamelijke zwakheden. Het geloof is de kracht van een christen, het geloof in Christus.

Kunt u nu in énen verstaan, dat Paulus zelfs gaat roemen in zwakheden, opdat de kracht van Christus in hem wone? Ik meen niet, dat de verleidingen en de temptaties van de duivel hem dierbaar worden en dat zijn lichamelijke zwakheden hem dierbaar worden, maar wel dat hij in die alle roemen zal in de kracht van zijn Christus.

Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven Mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 augustus 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De doorn in het vlees

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 augustus 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's