Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zaligmakende genade verschenen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zaligmakende genade verschenen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen. En onderwijst ons, dat wij de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus; Die Zichzelven voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid en Zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.

Titus 2: 11-14.

De zaligmakende genade verschijnt het volk

Het gaat in deze tekst over de verschijning van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus. De Arianen willen een scheiding maken tussen deze twee uitdrukkingen en willen spreken van de verschijning van de grote God en dat dan laten slaan op God de Vader, en zij willen spreken van de verschijning van onze Zaligmaker, Jezus Christus. De Arianen willen dat doen om te laten zien, dat God groter is dan Christus en dat dan dus Christus kleiner is en ondergeschikt is aan God. Wij willen ons door deze ketterse wijze van spreken niet van de wijs laten brengen, en. weten dat het hier gaat om de verschijning van één en dezelfde persoon, namelijk de grote God en Zaligmaker Jezus Christus. Hij is verschenen.

Over Hem loopt, naar vers 10, Paulus' leer. Nu vraagt de apostel aan Titus, die de gemeenten moet ordenen, dat de gemeenten deze leer van de Zaligmaker zullen versieren door hun leven. Niet dat deze leer des Heeren wat versiering, wat opsmuk nodig heeft, maar deze leer moet zo komen in de gemeente, moet zo gedragen worden in de gemeente, dat het leven van de gemeente niet vloekt met de leer, maar dat het leven der gemeente vloeit met deze leer, past bij deze leer.

De genade Gods toch is verschenen aan alle mensen en zij is verschenen als een zaligmakende genade. In Jezus' komst is de genade verschenen. Tot tweemaal toe komt het woord verschijnen voor in onze tekst, één keer in de zin van Zijn komst in de wereld en één keer in de zin van Zijn wederkomst om te oordelen (alzo in vers 13). Bij de wederkomst verschijnt Hij en dan wordt Hij geopenbaard, dan worden ook geopenbaard de verborgen dingen van de toekomst en ook de verborgen dingen van de levens der mensen. Bij Zijn komst verschijnt Jezus en dan wordt Hij geopenbaard, dan wordt ook geopenbaard de verborgenheid van Zijn genade. Hij brengt voor de dag wat de mensen niet kennen, namelijk de genade, zaligmakende genade. Dat is toch in deze wereld een gans vreemd goed, genade die voor recht gaat, genade die aan het recht voldoet, die in de plaats van het recht treedt. Het is toch van alle eeuw niet gehoord, dat een heilig en rechtvaardig God zondaars, op wie de vloek rustte, deed vrijelijk uitgaan, ontheven van die vloek, begiftigd met Zijn zegen, zodat zij tot niet minder dan tot Zijn kinderen en erfgenamen zouden worden aangenomen.

Zie deze genade, deze Goddelijke genade is in Christus verschenen. Zij is openbaar geworden, zij is te voorschijn getreden uit de verborgenheid des hemels op deze aarde. Het is zaligmakende genade, dat wil zeggen: zij doet wat. Zij blijft niet hoog boven een mens hangen, maar zij gaat in in het leven van een mens en zij maakt wat van een mens, zij maakt van hem een nieuw schepsel, zij maakt van hem een mens die zalig wordt, en als er sprake is van Godzaligheid, een mens die zalig is.

In Christus is een mens een nieuw schepsel en in Christus is hij geschapen tot goede werken.

Zij is verschenen aan alle mensen. Zo zegt de Schrift. Wij zien dit niet. Ons komt het voor, dat zij verschenen is aan weinige mensen. Maar de Schrift zegt het anders. De negentiende Psalm leert ons dat. Laat ons het daarbij houden. Het wondere feit uit Bethlehem is door engelen stemmen gebracht naar de aarde. Het is door de stille sprake der sterren gebracht naar de Babyloniërs. Het is door de herders verspreid door heel het gebergte van Judea. Het is door de stem van een oude profetes gebracht aan allen, die te Jeruzalem Zijn heil verwachtten. En onderschat dan de prediking niet, die dit grote heilsfeit van de openbaring der genade in Christus gebracht heeft tot aan verre landen en volken. Onderschat de prediking niet. Ofschoon door nietige instrumenten van zondige evangeliedienaars gedragen, is het Woord der prediking van geweldige macht en kracht. En de uitwerking van die prediking is veel groter geweest dan men ooit heeft kunnen vermoeden of heeft kunnen verwachten. Zij is verschenen aan alle mensen.

Van welke leeftijd zij ook waren, de herders in de kracht of in de opgang hunner jaren, Simeon en Anna in de afgang hunner dagen. Van welke rang of stand zij ook waren, de herders in hun armoede, de wijzen in hun rijkdom. De bitterste armoede maakt een mens niet onvatbaar voor deze zaligmakende genade, de grootste rijkdom, de edelste stand maakt hen niet onontvankelijk voor deze zaligmakende genade. Zij is verschenen allen mensen.

De zaligmakende genade onderwijst het volk

, , En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld."

Door onderwijs verschijnt de zaligmakende genade alle mensen. Door onderwijs wordt ook de genade werkzaam in het leven. Jezus Christus verlost niet alleen van de schuld der zonde, maar ook van de zonde zelf. Dat is het grote van de genade, dat het de mens van zonde en schuld, van zonde en ongeval ontslaat. Wat een voorrecht! Wat een onderwijs, wat een krachtig onderwijs! Het wekt een nieuw leven. Het doet de genade herscheppend in gaan tot het leven van de mens en het maakt hem tot alle goed werk volmaakt toegerust in Christus Jezus. De mens krijgt dat zelf niet in de hand. Hij is en blijft in deze bedeling onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Maar het geloof in Christus doet hem delen in de kracht van Christus' genade. Die genade doet het

hem. De onderwijzing doet het hem. Dat is zoveel als het scheppende en herscheppende Woord.

En onderwijst ons, dat wij de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende... De goddeloosheid hangt ons aan, ze woont in ons, ze beheerst ons. Dat is alles wat los is van God. Wij hebben een van God losgeslagen leven, een Godloos leven. Daarmee hebben wij begeerlijkheden gekregen naar alles, wat van de wereld is. Zo is de wereld, die Gods maaksel was, Gods schepping voor de mens, als middel om door haar God te dienen, doel geworden. Het is de wereld, waar voor de mens is gaan leven. Toch kon die wereld geen doel in zichzelf zijn. Zo is dan de wereld een afgod geworden en deze afgod is niets. Derhalve schoot er voor de mens niet anders over. dan begeerlijkheden der wereld, die nooit het hart van de mens konden vervullen. Deze goddeloosheid en begeerlijkheden nu leert de genade verzaken. Verzaken dat is verloochenen. Verzaken dat is negeren, ontkennen, nietig verklaren, afwijzen. Zoals voorheen de mens God verzaakte, gaat hij nu zijn afgoden verzaken. Verzaakte hij te voren zijn plicht, nu verzaakt hij zijn zonden. Hij zal in deze tegenwoordige wereld, in deze wereld vol van goddeloosheid, in deze wereld vol begeerlijkheden, in deze tegenwoordige wereld, die maar voor een korte wijle meer zal staan en bestaan, geheel tegenstrooms gaan leven.

Matig, dat is zich houden aan de van God gestelde maten, zodat gij geen enkel schepsel Gods veracht, maar integendeel, dat gij dat met dankzegging geniet: in kleding en tooisel in spijs en drank, in rust en arbeid, in slapen en waken, in ontberen en genieten, in bezitten en niet bezitten, in vreugde en droefheid. In dit alles zult gij de maat houden, die de genade van Christus u door Zijn Geest houdt en leert.

Rechtvaardig dat geldt uw naaste, zodat gij in hem een schepsel Gods ziet, of deze nu een christen of een heiden is. Ge zult diens welzijn naar vermogen bevorderen vóór en bóven uw eigen welzijn. Ge zult zijn eer zoeken voor en boven eigen eer en ge zult zijn goede naam eren boven en voor uw eigen naam. Ge zult barmhartigheid aan hem betonen, als hij in lijden of in gebrek is, bedenkende, dat God ook aan u barmhartigheid bewezen heeft. Ge zult ook van uw naaste niet meer vorderen dan hij volbrengen kan.

Dan schenkt de genade in Christus ook een godzalig leven. Zo laat gij Zijn schepping Zijn schepping zijn. Zijn inzettingen Zijn inzettingen, Zijn ordeningen Zijn ordeningen, Zijn geboden Zijn geboden en Zijn genade Zijn genade. Godzalig zijn, dat is God vrezen en op Hem en Hem alleen vertrouwen.

Dus krijg ik van mijn plicht, O God, een klaar bericht. Wat is 't vooruitzicht schoon! Hij, die op U vertrouwt, Uw wetten onderhoudt. Vindt daarin grote loon.

Maar, HEER', wie is de man, Die, op 't nauwkeurigst, kan Zijn dwalingen doorgronden? O Bron van 't hoogste goed! Was. reinig mijn gemoed Van mijn verborgen zonden.

De zaligmakende genade geeft het volk een zalige hoop

„Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus".

De eerste komst van Christus doet wachten op de tweede komst. Reeds het Oude Testament ziet de beide komsten van Christus soms in één punt en in het verlengde van elkaar liggen. Hij verschijnt éénmaal, Hij verschijnt ten andere male. Nu is deze tweede komst een richterlijke, waarbij Hij verschijnt als Rechter der ganse aarde, overmits de Vader Hem al het oordeel overgeven zal. Maar ook die komst zal een genadevolle zijn voor allen, die op Zijn genade zich verlieten en die op Zijn genade alleen hoopten. Zijn onze beste werken allen met zonde bedekt en bezoedeld, hoe zullen wij dan in dat gericht bestaan. En als dan onze beste werken met zonden bevlekt zijn, wat zullen onze middelmatige werken en onze slechte werken zijn? En wat onze slechtste werken? Maar nu, nu komt over zulke werken een genadige Rechter, Die vrijspreekt in die ure, waar Hij eens heeft vrijgesproken, een genadige Rechter, die in die ure van verre kent degenen die hun zonden bedekken en vergoelijken, maar die in die ure evenzeer kent de ootmoedige zondaars, die geen gerechtigheid vinden in hun beste werken, laat staan dan in hun slechtste werken. En zo mag dan het geloof - maar ook het geloof alleen - op die verschijning hoop hebben. Bracht de eerste verschijning van Christus genade, deze tweede verschijning brengt heerlijkheid. Dan zal Jezus inderdaad en ten klaarste blijken te zijn onze grote God en Zaligmaker. Op Hem en op Zijn gerechtigheid en op Zijn genade nu mag het geloof hebben hoop, zalige hoop. En waar nu een zondaar zondaar wordt, en door het Evangelie onderwezen wordt in Hem. in Christus, in Zijn genade, daar gaat die zondaar over de eerste komst van de Zaligmaker heen de tweede komst verwachten, verwachten in een uitziend verlangen, verwachten in zalige hoöp.

De zaligmakende genade reinigt het volk

, .Die Zichzelven voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons verlossen zou van alle ongerechtigheid en zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken."

Hij heeft Zichzelve voor ons overgegeven, Hij heeft Zichzelven gegeven aan en in de ons toekomende toorn. Hij onschuldig. Wordt nu Christus toegerekend onze zonde, dan moet ons toegerekend worden Christus' gerechtigheid. Wat nu echter te denken van hen, die geloven in een schuldovernemende Middelaar, maar die niet kennen de Middelaar, die gezegd heeft: , , Ik heilig Mijzelve voor hen, opdat zij in waarheid geheiligd zijn!" Dezulken hebben een halve Middelaar en zullen zonder heiligmaking de Heere niet zien. Juist de heiligmaking rust ook in het borgtochtelijk lijden en sterven. Hier heeft Zijn lijden zijn vrucht tot heiligmaking. En daar hebt gij dan dat blijde, dat verlossende woord: opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid.

Van alle ongerechtigheid — en daar worden door de genade van een volkomen Zaligmaker de zonden henen uitgewezen.

En daar reinigt Hij zich een volk. Dan gaat iemand zich niet op de borst kloppen over eigen heiligheid, maar hij gaat zich meer zondaar gevoelen — en toch minder zonden doen. Hij reinigt Zich een volk en dat doet Hij wel naar de wet, maar niet door de wet. Hij reinigt Zich een volk door het evangelie. En als de christen ijverig wordt tot goede werken, dan gevoelt hij zich nog maar een onnutte dienstknecht, omdat hij maar deed, wat hij schuldig was. Jezus is en Jezus wordt meer en meer niet een helpende Zaligmaker, maar een volkomen Zaligmaker, zodat de christen bij eigen bederf en tekort al meer genade bij zich bevindt.

W. L .T.

Zw.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 januari 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De zaligmakende genade verschenen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 januari 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's