Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Langgerekte debatten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Langgerekte debatten

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de synode van Dordt, de grote, zijn de remonstranten weggezonden. Men zou kunnen denken, dat zij daardoor geen gelegenheid hebben gehad hun gevoelens kenbaar te maken. Dat was echter tevoren al in ruime mate geschied.

De Haagse Conferentie van 1611 was één van de vele gelegenheden, waarbij breedvoerig over de geschillen tussen orthodoxen en vrijzinnigen gesproken is. Hoe wilden het de contra-remonstranten, mocht er geen enkel lidmaat moeite hebben met de praedestinatieleer? Zo hebben zij het niet gesteld. De eenvoudige gelovige zou men kunnen dulden, als hij de praedestinatie niet begrijpen kon. wanneer hij beloofde voor zijn afwijkend gevoelen geen propaganda te maken.

De contra-remonstrantie zei: „Die in Gods kerk geduld wil worden bij zijn particulier gevoelen behoort tenminste te beloven, dat gevoelen voor zich te houden, zodat hij door de verbreiding er van, 't zij in het verborgene of in 't openbaar geen onenigheid noch scheuring in Gods kerk make, en alzo Christus Zelf in zijn geestelijk lichaam niet verdele." Maar een predikant kon dit natuurlijk niet beloven, zijn levenstaak was immers zijn gevoelens te openbaren.

Uit de contra-remonstrantie was duidelijk. dat de rechtzinnigen hun tegenstanders heel niet vertrouwden. Door dit hele stuk heen speelt de gedachte dat de remonstranten klaarblijkelijk meer afwijkingen hadden dan alleen die vijf punten. Oldenbarnevelt kon weten, dat dit voor verschillende individuele remonstranten waar was. In de remonstrantie werd verklaard dat de ondertekenaren zich niet ertegen verzetten, dat predikanten werden gecensureerd wegens andere afwijkingen dan de vijf punten, met name indien zij op de preekstoel iets lieten verluiden tegen confessie of catechismus. Terecht hekelden de contra-remonstranten deze verklaring als onwaarachtig. Ook tegen zulke censuren verzetten zich immers de remonstranten, op grond van het feit, dat deze geen rekening hielden met de revisieclausule. Hun redenering was daarbij, dat men moeilijk iemand verdacht kon maken of hem uit zijn broodwinning stoten wegens afwijking van een confessie, die op het punt stond herzien te worden. De remonstranten waren dus blijkbaar van plan weinig stenen van de gereformeerde belijdenis op hun plaats te laten. Praktisch kwam hun streven er op neer om iedere censuur wegens de leer onmogelijk te maken, hetgeen de beginselen van de remonstranteiï, op de keper beschouwd, ook meebrachten. Die bezwaren tegen confessie en catechismus hadden zij ook reeds bij de staten ingediend, maar waren nooit gepubliceerd: zij lagen in gesloten enveloppen op de griffie. Maar dat was voor de contra-remonstranten geen prettige gedachte. Wie wist wat daar nog voor ketterijen in staken. Er was dus wel aanleiding voor de rechtzinnigen hun tegenstanders van kwade trouw te verdenken. Dat maakte het gesprek niet gemakkelijker.

De conferentie, door Oldenbarnevelt van zijn ziekenkamer uit geleid, kon onder die omstandigheden niet tot enige toenadering leiden. Het leek de vredesbespreking in Parijs over Vietnam in sommige punten: geen vertrouwen. De conferentie is in drie fasen gehouden, tussen 1 maart en 20 mei 1611.

De eerste fase verliep voor een groot deel in formele vragen en over de agenda. Zo was er de kwestie van de hoedanigheid der conferentiegangers. Hommius met de zijnen wilden erkend worden als gedeputeerden van de gecommiteerden uit de classis. Schrik niet van zoveel vreemde woorden.

De gereformeerden hadden vóór deze Haagse conferentie besloten, dat hun zes mannen gekozenen van de kerk zouden zijn, teneinde duidelijk te doen uitkomen, dat deze kampvechters niet zichzelf, maar uitdrukkelijk de in haar eer getaste kerk zouden vertegenwoordigen. Men wees vier classes in Zuid-Holland en twee in Noord-Holland aan om hun beste man in het veld te sturen. De remonstranten hadden hun mannen op individuele basis gekozen, dus alleen om hun persoonlijke kwaliteiten en niet als vertegenwoordiging van de kerk. De gereformeerden hebben de erkenning, dat zij kerkelijke personen waren, die uit naam der kerk kwamen, niet verkregen. Daarmee hebben de Staten onrecht aan de kerk gedaan en de kerk tegen zich nog meer ingenomen. Hommius en zijn mannen waren nu eenmaal vertegenwoordigers der kerk.

Maar wat waren dan de remonstranten? Zij waren aanklagers van de kerk en haar leer, doch dat wilden ze helemaal niet genoemd zijn. Zij waren in de conferentie niet verschenen als aanklagers van de kerk, maar met het doel om hun stellingen als rechtzinnig te verdedigen, tegen de bezwaren van sommigen. Indien zij op dit punt hadden toegegeven zouden zij hun eigen vonnis hebben getekend.

Het tweede conflict ging over de vraag of er mondeling dan wel schriftelijk zou worden gehandeld? De remonstranten wilden mondeling debat, de gereformeerden schriftelijk, want de kerk wilde gegevens over de remonstranten. Verscheidene zittingen zijn aan deze vraag gewijd. Op 17 maart kwamen de partijen eindelijk overeen, dat men èn schriftelijk èn mondeling zou procederen, op deze wijze, dat elke partij een stuk zou inleveren voor of tegen één der vijf artikelen; daarna zou mondeling over dat artikel met het geschreven stuk worden gehandeld; na dit mondeling debat zou daarna nog een schriftuur van weerszijden over elk artikel worden overgegeven. Dan geen debat meer. Hierna kon men pas beginnen, nadat nog één kwestie was geregeld. Hommius had op 12 maart bij geschrifte twee vragen aan de remonstranten voorgelegd: Hoofdinhoud van die vragen was, of zij een nadere verklaring wilden geven omtrent de zin van hun eerste artikel, of namelijk naar hun mening van geen ander besluit der verkiezing sprake was dan van dat om de gelovigen zalig te maken.

Dat eerste artikel zegt namelijk: „Wij geloven, dat God, door een eeuwig en onveranderlijk besluit, in Jezus Christus, Zijn Zoon, eer 's wereldsgrond gelegd was, besloten heeft uit het gevallen zondig menselijk geslacht diegenen in Christus, om Christus' wil en door Christus zalig te maken, die door de genade des Heiligen Geestes in Jezus geloven en in dat geloof en in de gehoorzaamheid des geloofs door diezelfde genade ten einde toe volharden zou-

den." Wilden de gereformeerden dit artikel bestrijden? Helemaal niet. Zij waren het er echt mee eens. God heeft zeker besloten de gelovigen zalig te maken en Hij zal het doen ook. Maar is dat nu het hele besluit der verkiezing? Heeft God niet bovendien besloten sommigen tot dit geloof en deze volharding te brengen? Dat beleden de gereformeerden en zij stelden, dat dit pas het besluit der uitverkiezing was. Wat de remonstranten voor de predestinatie en de verkiezing uitgeven is de uitverkiezing naar de Schriften niet. Met de woorden van het eerste artikel kan men het evangelie beschrijven, maar het evangelie is wat anders dan het besluit der verkiezing.

Wat hadden dus de remonstranten gedaan? Een valse naam gebruikt. De onlangs overleden prof. K. Barth heeft op dezelfde wijze met die grote zaak der verkiezing gedaan, een zaak waar de hele zaligheid der kerk op rust. Wat hij verkiezing noemt daarover schrijft hij ongeveer als de remonstranten, al gaat hij verder. Volgens hem zijn alle mensen uitverkoren. Daarom schreef hij: „De verkiezingsleer is de hoofdsom van het evangelie, omdat dit het beste is, wat ooit gezegd en gehoord kan worden: dat God de mensen verkiest."

De vraag is nu, waartoe God verkiest. Ik neem aan, dat bedoeld is: tot de zaligheid.

Wat wordt er bij Barth en bij de remonstranten gemist, waardoor zij een leer brengen die de mensen in de. kou laten staan? De verkiezing waarbij God zich voorneemt deze en die met name genoemde personen tot de zaligheid te brengen, door hen te arresteren, met hun gevallen staat bekend te maken, tot Jezus Christus te trekken, hun het geloof te schenken en dat in hen te werken, hen te roepen en te rechtvaardigen. Bij Barth en de remonstranten treedt een dokter op, die oogdruppels vanuit 'n vliegtuig werpt. Men spreekt van alle gelovigen of van alle mensen, doch men weet niets van dat vaste voornemen

Gods om die en die met name genoemde in zichzelf dode en vijandige zondaren tot zaligheid te brengen. Dus dat was. wat Hommius nog eens nadrukkelijke wilde horen, ten overstaan van de Staten, uit de mond der remonstranten of zij werkelijk meenden, dat hun artikel één en alles over de verkiezing bevatte. Wat deden zij boos! , , Hoe nu", zegt Uitenbogaard, eerst noemt gij onze artikelen onschriftmatig en dan zegt gij ze niet te begrijpen."

Maar dat was het niet. Terecht schreef Trigland: , , De vraag diende om te beter hun gevoelen te verstaan, en de stand van het verschil recht te formeren; want lieden die alles met toegedekte schotels opdienen en achter de gordijnen spelen, moeten voor het voetlicht komen".

De remonstranten weigeren zij beschouwen deze twee vragen als een hinderlaag. Maar de gereformeerden weigerden ook: zij zullen nergens over spreken, voordat de twee vragen beantwoord zijn. Zij moeten een ondubbelzinnig antwoord op de vraag of de remonstranten beschrijving van de verkiezing alles omvat, wat de Heilige Schrift omtrent dit besluit Gods openbaart?

En dan hadden zij ook nog een tweede vraag: Is het geloof nu oorzaak en voorwaarde of een vrucht van de verkiezing? De remonstranten weigerden. Dat was 12 maart. Op de 15e kwamen zij weer samen. Uitenbogaard leest een verdediging voor van de vijf artikelen, maar het antwoord op de twee vragen weigert hij over te leggen, ofschoon hij het bij zich heeft. Gezellig is dit. Bogardis, een verdrevene uit Brugge, — hier kwam Gomarus ook vandaan — sedert 1588 hoogaangeschreven predikant van Haarlem, leest een betoog voor tegen het eerste artikel, doch na het voorgelezen te hebben wil men in geen discussie treden. De remonstrant van den Borre probeert de tegenpartij aan het praten te krijgen door een gedachtenwisseling voor te stellen over Romeinen 7 of 9 of over artikel 13 der geloofsbelijdenis. Het wil niet. Plancius ging persoonlijke opmerkingen maken en Grevinckhoven, van de andere kant, biedt hatelijkheden voor argumenten. Uitenbogaard weerde zich ook nu dapper. Zijn pleit gedurende deze conferentie was echter niet zozeer voor de theologie van Arminius, als wel voor de politiek van Oldenbarnevelt. Men kan hem op deze conferentie beschouwen als minister van godsdienstzaken bij de regering der Staten. Uit dankbaarheid lieten de hoge heren in het Haagse Bos een reebok schieten voor het huwelijk van zijn stiefzoon Lindeman. Bij deze gelegenheid verweet hij aan de contra-remonstranten, dat het hun met deze onderhandeling geen ernst blijkt te zijn, daar zij er alleen op uit zijn schriftelijke verklaringen van de remonstranten in handen te krijgen. Hommius gaf op deze 15 maart een gedegen antwoord op hetgeen Uitenbogaard op 12 maart tegen de contra-remonstrantie had ingebracht. Het wordt 17 maart en dan komen de vrijzinnigen met hun antwoord op de twee vragen voor de dag, onder conditie, dat de rechtzinnigen nu ook zouden antwoorden op de vragen, die zij stelden.

In dit stuk verklaren Uitenbogaard met de zijnen ronduit, dat zij geen ander besluit der verkiezing in de Heilige Schrift geopenbaard erkennen dan dat, om de gelovigen zalig te maken. Wat de tweede vraag betreft: n de beschouwing Gods gaat het geloof aan de verkiezing vooraf en volgt niet als een vrucht daarvan. Dit klopt natuurlijk niet met b.v. Romeinen 8 : 30. Die God te voren verordineerd heeft, heeft Hij ook geroepen. God verkiest niet die geloven, maar verkiest ongelovigen om deze tot het geloof te brengen.

In de zeven vragen, die de remonstranten stelden vragen zij een bredere verklaring omtrent de reportoge (verwerping) en een uitspraak over het supra-en infralapsarisme. Op deze vraag gaven de vrijzinnigen hun schriftelijke verdediging van hun eerste artikel over. Op 19 maart volgde weer een Schriftuur van de contraremonstranten. Daarin weigeren zij persoonlijke meningen van Hommius of Acronius te bespreken, wat Uitenbogaard gevraagd had. Voorts stellen zij vast, dat zij nu uit het geschil van remonstranten goed verstaan, wat de staat van het geschil betreffende het eerste artikel is. Voorts stellen zij vast, dat zij een andere belijdenis hebben dan die van de remonstrantie. Zij belijden een eeuwig besluit der verkiezing van bepaalde personen, doch dit betekent voor hen, dat zij ook een eeuwig besluit van verwerping van bepaalde personen stellen. Zij lichten dit toe o.a. door wat Gideon deed, toen hij uit de 10.000 personen 300 verkoor: daarmee verwierp hij voorts alle anderen. Verkiezing is een besluit Gods, dat in de tijd uitgevoerd wordt, door de verschillende werken en daden. Verwerping is een besluit Gods, dat bestaat in een voorbijgaan met zijn bijzondere genade, een laten liggen in de ellende, waarin zij zichzelf gebracht hebben. Na verwerping volgt er geen enkele beslissende daad Gods meer. God laat de verworpenen aan hun eigen wil en begeerte over, behoudens de algemene werkingen des Geestes. Dieper wilde Hommius met de zijnen niet op de verwerping ingaan, omdat

daardoor niet dan onnodige twisten zouden verwekt worden. Het zij, zeggen zij, voor onze broederen genoeg, dat wij nogmaals als ons gevoelen verklaren, dat God niemand verdoemt noch voorgenomen heeft te verdoemen dan rechtvaardig om zijner eigen zonde wil.

Op de zeven voorgestelde vragen geven zij dan ook geen antwoord. Het zou gans onnodig zijn en voor de zaak, waartoe zij hier kwamen geheel ondienstig.

Welke vragen waren dit? Daarover een volgende keer, als het kan. Het spreekt vanzelf, dat de remonstranten hiermee alles behalve voldaan waren. Zij hadden zo wat uitspraken opgezocht van particuliere personen en daarover wilden zij graag wat redetwisten. De discussies werden heftig, vooral tussen Hommius en Grevinchoven. De eerste verlaat straks heel ontstemd de vergadering. Maar toegegeven is er op dit punt niet. Hommius wilde heel niet met de remonstranten twisten over punten waar men in de kerk, ook onder de gereformeerden, verschillend over dacht. Het zou maar afleiden van het diepe en grote conflict met de remonstranten.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Langgerekte debatten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's