Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE ZEVEN VRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ZEVEN VRAGEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Is de val in de raad Gods opgenomen of heeft God de val tevoren alleen geweten? 't Bleek bij de overdenking van deze vragen moeilijk om er aan vast te houden, dat God de val alleen maar te voren geweten had. Dus ging men er toe over de val te zien als opgenomen in de raad Gods. God heeft in elk geval de zonde niet willen verhinderen. Aan de andere kant wilde men heel beslist vast houden aan de belijdenis, dat God niet de auteur van de zonde is en dat er van een voorbeschikking tot 't kwade geen sprake kon zijn. Maar hoe moest men zich dan de val in de raad des Heeren denken? Heeft God sommigen verworpen als een reactie op hun zonde of had de verwerping geen betrekking op de schuld van de mens, die door God voorbijgegaan werd? Van uit deze vragen ging men over de volgorde der besluiten spreken. Wat is hiermee bedoeld?

Men had verschil tussen supralapsaristen en infralapsaristen. De eersten stellen de verkiezing en verwerping zo, dat in Gods raad deze vooropgaan en daarna het besluit van schepping en val volgt, de infra's stellen het omgekeerd. De woorden spreken voor zichzelf. Supra is boven en infra beneden; lapsus is val. De eersten, zeggen we op z'n Hollands, zijn bovenvaldrijvers en de tweeden benedenvaldrijvers.

Uitenbogaard wou weten of de uitverkorenen ongeschapen nieten waren. Hij doelde er natuurlijk op, dat God, volgens de supra's, mensen verkoren had en anderen voorbijgegaan, die geschapen konden worden en konden vallen. Het waren mogelijke mensen, als mogelijkheden stonden zij voor God. Zij leerden zelf, dat God

allen verkoren had, die Hij zag als geschapen en gevallen en tot het geloof gekomen, maar in werkelijkheid bestonden de uitverkorenen, bij de remonstrantse gedachten, evenmin. De infra's stelden het nu zo, dat de geschapen en gevallen mens het voorwerp van de voorbeschikking was. Natuurlijk dacht men niet aan de werkelijk reeds levende mens, maar aan de mens, zoals hij als geschapen en gevallen voorkwam in de gedachten Gods. Het supralapsarisme heeft in de besluiten deze orde.

1. Het uiteindelijke doel van Gods werken is de verheerlijking van Gods naam en deugden in de openbaring van Zijn barmhartigheid en gerechtigheid; 2. die barmhartigheid en gerechtigheid

openbaart Hij in het eeuwig heil of verderf, waartoe God verkiest of verwerpt; 3. opdat dit doel kan bereikt worden besluit God de mens te scheppen, de val toe te laten, als evenzoveel middelen voor het eerst gestelde doel van de eer Gods.

Verkiezing en verwerping zijn dus daden van Gods souvereiniteit. God kan immers met het schepsel doen wat Hem behaagt, maar dan natuurlijk binnen de grenzen van Zijn goddelijke heiligheid en rechtvaardigheid. Bij de souvereiniteit moet men bedenken, dat er in God geen onrecht is en dat Hij dus nimmer de Werker der zonde kan zijn. De bovenvaldrijvers beginnen dus bij de uitkomst. Zal eenmaal de einduitkomst zijn, dat God eeuwig verheerlijkt wordt in de zaliging der uitverkorenen, aan wie Hij Zijn genade en in de eeuwige verdoemenis der verworpenen, aan wie Hij Zijn gerechtigheid bewijst, dan moet God dat zo bedoeld hebben.

Gomarus omschreef de verkiezing aldus: , , De predestinatie ter zaligheid is het besluit Gods van te geven de heerlijkheid en de genade (die ter zaligheid genoegzaam is en dezelve ook krachtig is werkende) aan zekere mensen uit het ganse menselijk geslacht naar zijn zeer vrij en waarlijk gunstig welbehagen. De voorbeschikking omvat niet alleen een bestemming tot de zaligheid en de heerlijkheid, maar ook tot de genade (middelen), dewelke nodig is om tot de heerlijkheid te brengen, zodanig als daar is de genade der schenking van Christus de Zaligmaker, de genade der roeping en van het geloof, de genade der rechtvaardigheid en van de gelijkvormigheid met Christus, de genade der heiligmaking en van de aanneming tot kinderen, de genade der bewaring in Christus en tot Christus."

Wat is dan de verwerping? Gomarus omschreef de verwerping als „het besluit Gods, door hetwelk Hij naar Zijn zeer vrije wil, tot verklaring van Zijn wrekende gerechtigheid, zekere mensen, uit het ganse menselijk geslacht, besloten heeft noch genade, noch heerlijkheid te geven, maar dezelve te gehengen naar hun vrije wil in de zonde te vervallen, in de zonde te laten en eindelijk in hun zonde te verdoemen."

Zo ziet de supralapsariër Gomarus de verhouding van God tot de zonde zo, dat Hij de verworpene gehengdt, naar Zijn vrije wil, in de zonde te vervallen.

Wat is gehengen? Dat is dulden, gedogen. Iets moeten gehengen is: het lijdelijk moeten aanzien. Als God kwaad, misdaden, jammeren, leed gehengdt werkt Hij ze niet, maar verhinderdt ze niet, gedoogt ze, laat ze toe. In hun openbare gebeden spreken sommigen van het gehengen van Gods lankmoedigheid. Gods gehengen is Gods goedvinden om b.v. lankmoedig te zijn.

Nu de infralapsarische voorstelling:1. God besluit zich te verheerlijken in de

openbaring Zijner deugden; 2. Hij besluit daartoe de mens te scheppen, doch zó, dat die mens kan vallen, en besluit tevens die val actief toe te laten.

Wat is dat actieve toelaten? Het is een begrip, dat een tegenstelling met lijdelijk toelaten aanduidt. Als God toelaat is Hij in dat toelaten Goddelijk werkzaam. Onder actief toelaten kan men verstaan, een wijze van Gods regering, waarbij Hij aan de menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid een plaats geeft in Zijn regering. De zondeval ging niet buiten God om en ging ging ook niet buiten de vrijheid en verantwoordelijkheid van de mens om. God stelde in het paradijs de mens op een tweesprong. Mocht nu de mens beslissen? Ja, de mens heeft beslist, hij heeft gekozen, hij is moedwillig en vrijwillig van God afgevallen Vormt deze vrijheid van de mens bedreiging of begrenzing van het souvereine en almachtige handelen Gods? Volstrekt niet. Wij moeten zowel de regering Gods als de menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid in hun volle waarde laten.

We keren terug tot onze omschrijving van de infra-gedachte. 3. Uit de gevallen en in de ellende liggende mensheid besluit God te verkiezen en te verwerpen.

Het infralapsarisme gaat niet uit van de souvereiniteit Gods, maar beroept zich op zijn rechtvaardigheid. Aan het besluit van verkiezing en verwerping ging het besluit van de val vooraf. Daarom zou God geen onrecht hebben gedaan, wanneer Hij besloten had allen te laten liggen in het verderf, waarin allen zich vrijwillig zouden storten. Ook als de Almachtige uit de gevallen mensheid slechts een deel verkiest, handelt Hij tegenover het andere deel niet onrechtvaardig. De supra's liggen meer nadruk op de orde van oorzaak en gevolg tussen de onderscheidene besluiten. Dus wordt door infralapsarische Godgeleerden als Waldeus, Thy sius en Polyander de verkiezing beschreven als volgt: „De verkiezing ter zaligheid is een eeuwig, zeer vrij en onveranderlijk besluit Gods, door hetwelk Hij naar het genadig welbehagen Zijn willens enige mensen uit het ganse menselijk geslacht, zijnde in de zonde vervallen en overzulks verloren, ter zaligheid in Christus uitverkoren heeft, dewelke Hij ook besloten heeft naar Zijn verkiezing door zijn Woord en Geest krachtig te roepen, door het geloof in Christus te rechtvaardigen, te heiligen en in het geloof en de heiligheid te behouden, en eindelijk te verheerlijken tot bewijs van Zijn rijke genade en barmhartigheid".

De verwerping omschrijven deze infra's als volgt: „De reprobatie is een zeer vrij en allerrechtvaardigst besluit Gods. door hetwelk Hij besloten heeft, sommige mensen uit het menselijk geslacht, zijnde in de zonde vervallen, niet te kiezen in Christus, noch met dezelfde kracht Zijns Geestes, met dewelke Hij Zijn uitverkorenen roept, uit de staat van hun verderf te roepen om hen te rechtvaardigen en te verheerlijken, maar laat hen in hun eigen wegen wandedelen, zodanig dat Hij dienstvolgens besloten heeft, hen die de waarheid op verschillende wijzen en trappen zijn verwerpende, en die in hun zonden rechtvaardig verhard zijn. na veel lankmoedigheid van Zijn zijde; eindelijk en ten laaste tot hun verdiend verderf te veroordelen."

Dit is het infralapsarisch standpunt. Men leze het na en overwege elk woord. De verwerping van de gevallen mens wordt verondersteld. Zij is niet meer zo zeer een daad van Gods souvereiniteit, als wel van Zijn gerechtigheid. Natuurlijk ontkent de infra de souvereiniteit Gods niet, maar in de verwerping komt sterker de gedachte naar voren, dat God de zondaren verwerpt vanuit zijn heilige toorn over hun zonde.

Gods gerechtigheid staat bij de verwerping in het middelpunt en bij de verkiezing staat Gods barmhartigheid in het midden. We zullen er nog eens op terug moeten komen. Het zijn wel diepe, doch niet minder hoge en heerlijke stukken voor Gods Kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE ZEVEN VRAGEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's