Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het is heden de derde dag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het is heden de derde dag

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch ook, benevens dit alles, is het heden de derde dag. Lukas 24 : 21b.

De hoop van de Emmaüsgangers

Het is een zeer bekende stof, die heden onze aandacht vraagt. De geschiedenis van de opgestane Jezus en de Emmaüsgangers vond plaats op de opstandingsdag zelf. Het is dus bepaald niet een na-Paasgeschiedenis, zoals vele andere verschijningen plaats vonden verspreid over de veertig dagen.

Wie de Emmaüsgangers waren is niet precies te zeggen. Slechts van één hunner is de naam bekend, namelijk van Kleopas, dezelfde als Alfeüs. Als men de andere voor Petrus houdt, dan is dat onwaarschijnlijk. Zij hebben niet tot de elven behoord, want wij lezen van hen, dat zij bij hun terugkeer naar Jeruzalem de elven vergaderd vonden. Wij hebben hier dan denkelijk te doen met een tweetal uit de wijdere kring der discipelen, mogelijk behorend tot de zeventigen of tot de honderdtwintig.

Wat wij wel van hen weten, dat is dat zij tot de echte discipelen behoord hebben. Zij waren twee „van hen". Alleszins vertonen zij de trekken van het echte discipelschap. Laat mij maar met het voornaamste beginnen, dat Jezus zelf bij hen kwam en met hen ging. Hij is gekomen om te zoeken en zalig te maken, wat verloren was en als Jezus tot een mens of tot mensen komt, dan maakt dat heel de zaak uit. „Hij komt tot het Zijne en al is het dat de Zijnen Hem niet aangenomen hebben, zo heeft Hij toch zovelen als Hem aangenomen hebben macht gegeven kinderen Gods genaamd te worden, namelijk die in Zijn naam geloven." Dit woord gold Zijn komst in het vlees, 't geldt veel meer Zijn komst na de opstanding, als Hij als Overwinnaar de zegen uit gaat delen. Merkt u er wel op, dat Jezus na Zijn opstanding niet meer aan de wereld verschenen is, maar alleen aan die in Hem geloofden. Jezus houdt hun ogen gesloten. Dat is wat Hij aan de ware gekenden vaak doet. Er is zo'n voorbereidingstijd nodig tot Zijn Zelfopenbaring. Dat is een soort incubatietijd voor de wedergeboorte. Dan openbaart Christus Zich aan hen door het Woord Gods, dat Hij voor hen opent, dan ook in de breking des broods en ten slotte dat hun ogen geopend werden, zodat ze Hem kenden. Dit is ten slotte wat de discipelschap uitmaakte, dat zij Jezus kenden. Evenwel, daar lag iets vóór!

Zij waren ook te voren reeds „uit hen", uit de discipelkring. Zij hadden blijkbaar het onderwijs van Jezus gevolgd. Zij waren reeds, voor hun ogen geopend werden, levende mensen, veranderde mensen. Ziet hen gaan in die Paasmiddag weg van Jeruzalem en wandelend verhandelen zij alles wat van vrijdag af geschied was. Daar waren hun monden vol van, daar waren hun harten vol van. Straks als Jezus hun de Schriften uitlegde, zullen hun harten brandende in hen zijn. Dat is toch het leven! Op Zijn woord hadden ze in Hem geloofd, op Zijn woord hadden zij op Hem gehoopt voordien. En als nu dit Woord voor hen opnieuw, maar ook nieuw, ongekend, voor hen opengaat, dan komt er een warmte, een gloed hier binnen. Maar tevoren was er een andere gloed in hen, die heel hun hart als het ware verteerde. Het was het leed, dat men Jezus had aangedaan, het was de dood, die men Hem had aangedaan. Het was het gemis, dat zij in hun harten gevoelden over het zo rampzalig heengaan van hun dierbare Leermeester. Daarom zagen zij droevig. „Met Mij verging hun hoop, o Isrels God!" Daar is een geloof, daar is een levensbetrekking, daar is ook een hoop in het hart, die zich aftekent zelfs op iemands uiterlijk. Jezus ziet dat.

Zij konden daar niet van zwijgen tegenover elkander, maar zij konden er zelfs niet van zwijgen tegen de vreemdeling, die zich bij hen voegde, toen zij over de weg gingen. Dat is een ander bewijs van hun hoop op het eeuwige leven, 't Was toch levensgevaarlijk om, nu de vervolging in Jezus tegen Zijn discipelen begonnen was, zo maar tegen een vreemdeling over Jezus de Nazarener te spreken en zich aan Zijn kant te verklaren. Men heeft er een zekere onoprechtheid in gezien, dat Jezus bij hen naar de bekende weg vroeg dag en dat Hij Zich hield als onwetend van de dingen, die de stad vervulden, later ook dat Hij Zich hield, alsof Hij verder wilde gaan. Geen sprake daarvan. De Allerhoogste Leraar haalt men maar uit en voert hen maar op tot meerder begeerte, tot dieper gebed en verlangen.

Als Hij hün mond opent, dan komen er ook kostelijke dingen uit. Zij noemen voluit Zijn naam, zoals die op het kruis geschreven stond in Zijn beschuldiging: „Jezus de Nazarener". Maar met hoeveel eer noemen zij Hem: „Een Profeet, krachtig in woorden en in werken, voor God en al het volk". Zij gebruiken dezelfde titulatuur, die de Joden ook aan Mozes gaven. Deze Jezus was niet een profeet alleen maar voor de ménsen, maar Hij was het ook voor God. God wist van Zijn profetie, God gaf Hem deze profetie, en dat wel in de heel bijzondere zin, dat Hij met Zijn Vader als de Zoon in de eeuwige raad Gods gezeten had. Is het wonder, dat Jezus' werken krachtig waren en dat Zijn woorden krachtig waren?

En wij hoopten, dat Hij was Degene, Die Israël verlossen zou. Zie, daar hebt ge het: „Wij hoopten!" Zij hoopten niet zo maar wat voor zichzelf. Zij hoopten niet minder dan verlossing, niet minder dan verlossing voor heel Israël en daarin ook voor zichzelf, als deel van dat volk. „En wij hoopten." En nu verschijnt ineens in bijbels licht hun woord: „En benevens dit alles, is het heden de derde dag!" Die derde dag, daarvan had Jezus gesproken voor Zijn kruisiging. Dié derde dag, dan zou Hij de tempel, die verbroken tempel, weder oprichten, dan zou Hij opstaan. En nu was die dag bijna ten einde. Hierop hoopten zij, ergens in het diepst van hun ziel. De hoop is het kenmerk van het geloof. Geloof zonder hoop bestaat niet. Die lag daar ergens verborgen. Die hoop deed hen spreken over een schijnbaar verloren zaak.

Het is heden de derde dag!

De twijfel van de Emmaüsgangers

„Het is heden de derde dag!” De Em

maüsgangers zijn naar huis gegaan. Zij hebben alles met de andere discipelen meegemaakt. De geschiedenis van de Emmaüsgangers is een doorloper van het verhaal van de kruisiging, van de begrafenis... en van de opstanding. De woorden van Jezus als Profeet vonden zij machtig en zij hadden ze geloofd, ook Jezus' woord aangaande Zijn opstanding: „Ten derde dage zal Ik opstaan van de doden en gij zult Mij zien." Dit woord was goed tot ze doorgedrongen. Zij zeggen het zelf: „Heden is het die derde dag!" Zij zeggen nog meer: „Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld." Dat is dus ook goed tot hen doorgedrongen, zodat zij er van verbaasd, erger nog, ontsteld waren. Dat is dus ook voor hen maar niet zo eens even langs hun oren gegaan als een gerucht, waar zij natuurlijk geen geloof aan hechtten. Neen, zij zijn er ontsteld door geworden. Dit hebben zij dus goed gehoord en overwogen. Die vrouwen waren in het graf geweest en hadden Zijn lichaam niet gevonden. Dat is toch ook wel iets om zo maar niet aan voorbij te gaan. Daar denkt men toch minstens aan grafroof. Stelt u dat voor, dat u dat overkwam bij één uwer geliefden, hetzij dan een bekende, hetzij een familielid. Toen moeten zij toch weer gedacht hebben aan Zijn voorzegging: Het is heden de derde dag, die derde dag!

Wat is twijfel een hardnekkig ding: het woord geloofden zij niet; het gerucht geloofden zij niet; het ledige graf geloofden zij niet. Daar is nog iets bij gekomen, dat toch wel alleszins geloofwaardig moest zijn. Die vrouwen zeiden ook, dat zij engelen gezien hadden, die zeiden dat Hij leeft. Dat is toch ook geen kleinigheid: engelen — sprekende engelen — en dan een boodschap in de lijn van Jezus' eigen voorzegging. Voor ons is een engelenverschijning iets vérs, uit lang vervlogen tijden. Maar bijzonder in het Nieuwe Testament zijn er nogal wat engelenverschijningen geweest. Dit moet dus voor de Emmaüsgangers zeer aannemelijk geweest zijn. Ik zeg nog eens: „Wat is twijfel een haxdnekkig ding!" Er komt nog een ding bij: Ook de discipelen zijn in het graf wezen kijken en bevonden het leeg. En nog geloofden de Emmaüsgangers het niet!

Ziet ze gaan, terug naar Emmaüs, weg van de stad, weg van het open graf, weg van de discipelen, weg van de levende Christus. Ziet dan wat twijfel en ongeloof doen. Het is natuurlijk een enorm sterk bewijs voor Jezus' opstanding, dat ook Zijn discipelen, allen, inclusief de Emmaüsgangers het oorspronkelijk niét geloofd hebben, dat Jezus uit de doden is opgestaan. Maar dit verontschuldigt de twijfel niet en het ongeloof niet. Twijfel is zonde, ongeloof is zonde, dit is een Paaszonde. Twijfel gaat tegen alle beter weten in, gaat tegen de belofte Gods in, ze gaat tegen het Woord Gods in, ze gaat tegen Jezus' allerkrachtigste woord en werk in, ze gaat tegen Jezus' opstanding in. Ze zet u met uw rug naar het Woord Gods, naar het Evangelie, naar de Werk, naar uw zaligheid. Ze maakt u zo droevig, zo neerslachtig, zo hopeloos.

Mijn God, ik steun op Uw vermogen. Gij zijt de sterkte van mijn hart.

Waarom verstoot Gij m' uit Uw ogen. Waarom ga ik, terneergebogen.

Door 's vijands wreed geweld benard. Gestaag in 't aak'lig zwart?

Mijn ziel, hoe treurt ge dus verslagen? Wat zijt g' onrustig in uw lot?

Berust in 's Heeren welbehagen; Hij doet welhaast uw heilzon dagen. Uw hoop herleev', naar Zijn gebod: Mijn redder is mijn God.

De zekerheid van de Emmaüsgangers „Doch ook benevens dit alles, is het heden de derde dag."

Zij hebben Jezus naast zich, bij zich, misschien midden tussen hen in en zij kenden Hem niet. De moderne theologie meent, dat dat aan Jezus lag, dat dit niet meer de Jezus van vlees en bloed is en zij neemt minstens aan een zekere gedaanteverwisseling, een verandering, zodat ze Hem niet konden kennen. Als dan Jezus toen gezien is met Zijn tekenen in handen, voeten en zijde en-als Hij ook eens gezien zal worden in heerlijkheid, maar mét Zijn Middelaarstekenen, is er dan niet alle reden om aan te nemen, dat Hij is opgestaan in dit ons vlees en met dit ons bloed? De opstanding is niet te vergeestelijken. Hij heeft ons vlees en bloed als een pand meegenomen naar de hemel, dus dit ook aangenomen, weer aangenomen bij Zijn opstanding uit de doden. Hoe? Ik weet dat niet, zo min als ik Zijn vleeswording versta, zo min als ik de schepping van de mens versta. Daar is in het graf veel meer gebeurd dan alleen het opstaan als van een slapende. Hij is opgestaan uit de doden. Hij heeft het leven weer aangenomen. Mijn leven. Ons leven. Dit mijn vlees, dit mijn bloed, al heeft Hij de tekenen Zijner wonden behouden, nu als eretekenen.

En zie nu hoe de Emmaüsgangers tot deze zekerheid gekomen zijn. Langzaam maar zeker, door het Woord, dat Hij ze uitlegde, waarin Hij de lijnen trok, waarin Hij ze inleidde: van Mozes in al de profeten. in al de Schriften.

Laat ons wel weten, dat zo de Heere werkt. Hij de Zijnen in de Schriften leidt en zo tot het grootste heilsfeit van de opstanding. En de Heere begint altijd bij het begin en gaat bijbelse gangen, dat wil zeggen: door heel het Woord heen. Begint u dan niet van achter af in Openbaringen. Volstaat u ook vooral niet met was losse grepen hier en daar, met wat losse teksten hier en daar. Een gemoedelijk leven doet het met losse teksten, zonder verband, een „geloofs'-leven wordt geleid in geheel de leer, in al de waarheid. En het ware geloofsleven vindt ook zijn ru§t in het^feit van de opstanding. Niet voor niets zegt de apostel Paulus, dat Christus is opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. En niet voor niets vat de Schrift bij de apostelen al het heil samen in de opstanding van Jezus Christus. Hierin staat Christus op de eerste trap van Zijn verhoging. Hierin komt ook de kerk op de eerste trap van de genade der rechtvaardiging door het geloof. Wie zijn Catechismus kent, verstaat dat Christus' opstanding dit nut geeft, dat Christus door Zijn opstanding de dood heeft overwonnen, opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood verworven heeft, kon deelachtig maken. Dan ook worden wij door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven. Ten derde is ons de opstanding van Christus een zeker pand onzer zalige opstanding.

Zo dan gingen de Emmaüsgangers door deze ontmoeting met de opgestane Christus in in de rechtvaardigheid der kinderen Gods. W^ij zien hen dan ook wederkeren op die dag — en het was de derde dag — van Emmaüs tot Jeruzalem, tot de discipelen. Doch benevens dit alles is het heden de derde dag. Het was de dag, waarvan Hij gezegd had. Het was de dag hunner opstanding. Het was de dag des Heeren.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het is heden de derde dag

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's