Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Na de wegzending der Remonstranten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Na de wegzending der Remonstranten

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Na de wegzending der remonstranten hebben de buitenlandse afgevaardigden hun standpunten doorgegeven, die zakelijk overeenstemden en de remonstrantse leer verwierpen.

De Paltzers stellen, dat het voorwerp der verkiezing niet de gelovige maar de gevallen mens is. De remonstrantse stellingen worden afgewezen, niet de supralapsarische. Anderzijds is niet de ongelovige, maar de gevallen mens het object der verwerping De oorzaak der verwerping is alleen de wilsbeschikking Gods; de oorzaak der verdoemenis is de zonde, zowel de oorspronkelijke, als de dadelijke.

Die van Hessen omschrijven de verwerping als een besluit Gods om sommigen in zonden en ellende te laten. Zij onderscheiden tussen een negatieve en positieve verwerping: een voorbijgaan en een verdoemenis. De eerste geschiedt uit Gods welbehagen, het tweede wegens de zonde Men vindt met enige verandering van formulering in wezen bij allen hetzelfde.

De Zwitsers noemen de verkiezing een besluit om uit de gemene ellende door Christus te verlossen en te brengen tot het eeuwige leven. Verwerping is een laten in het verderf, dat men zichzelf op de hals gehaald heeft en een rechtvaardig om de zonc^e verdoemen. Zij maken onderscheid tussen verwerping en verdoemenis. De eerste uit Gods besluit, de tweede om de zonde, alzo heeft Hij ook niet besloten te verdoemen dan om de zonde. En dan besluiten de Zwitsers hun welafgerond judicium met paragraaf 14: „Wij leren dan de kerken, die ons toebetrouwd zijn, de eigene en naaste oorzaak der verdoemenis binnen in de goddelozen zelve te zoeken, te weten: de zonde; 't zij de erfelijke, hetzij 't een overtreding is tegen de wet of tegen het evangelie. Ook zo menigmaal te spreken is van de oorzaken der verdoemenis, zo vernemen wij ze, dat men niet zozeer op de opperste en verborgen oorzaak, en de rechtvaardige wil Gods moet letten, als op de zonde en schuld van de goddeloze mensen, opdat klaarlijk blijke, dat de verdoemden niets overkomt buiten verdienste. Maar dat God iemand tot zondigen zou dwingen of een auteur van de zonde zou zijn, dat is ons een gruwel...

Zoiets werd toch soms een supralapsarist in de schoenen geschoven.

De mannen van Nassau dachten er ook zo over. De verwerping noemden zij een voorbijgaan of niet-verkiezing en een verdoemenis of het voorbereiden van de straf Het eerste heet in Openbaring 17:8: iet inschrijven in het boek des levens, het tweede in Romeinen 9 : 22 bereiding ten ten verderve. In een toelichting spreken zij een zaak uit, die voor ons mensen moeilijk ligt. Zij stellen dat God meer recht heeft over de mensen dan een pottebakker over zijn leem (Rom. 9 : 20w). Uit dit volstrekte recht had God alle mensen tot het verderf kunnen verordineren, indien Hij gewild had. Hij wilde zich echter niet in zijn absolute macht alleen, doch tegelijk in zijn recht openbaren. Daarom beschikt God alleen ten verderve met inachtneming van de regel: De ziel, die gezondigd heeft, die zal sterven." Daarom heeft'Hij tot de straf der verdoemenis geordineerd, niet onnozelen, onschuldigen, doch zondaars in Adam?

De afgevaardigden van Genève noemen als voorwerpen der verkiezing: epaalde personen, uit het zaad en de nakomelingen van Adam, in en met hem gevallen, schuldig en verdorven. God heeft besloten deze in, door en om Christus uit zijn welbehagen, genadig en krachtig te roepen, met het geloof te begiftigen, te rechtvaardigen, door de Geest der wedergeboorte te heiligen, en door deze en na deze eindelijk in de eeuwigheid te verheerlijken. Ook de verwerping betreft bepaalde personen in en met Adam gevallen, schuldig en verdorven. God heeft besloten hen in de staat der zonde en eigen verdorvenheid te laten en de genade van Christus hen niet toe te passen. Dit voorbijgaan is geen oorzaak der zonde, noch ook der verdoemenis, veel minder een schepping. Zij halen Hosea 13:9 aan: Uw verderf is uit u, Israël! maar uit Mij uw hulp. De Statenvertaling zegt: et heeft u bedorven, o Israël! Want in Mij is uw hulp".

Vulgaat en andere vertalingen hebben de vertaling der mannen van Genève Een andere vertaling is: „Het heeft u te gronde gericht, Israël, dat gij zijt tegen Mij, uw hulp."

Zakelijk zit het er wel in. De profeet wijst in vers 9 nog eens nadrukkelijk als de hoofdoorzaak van al het verderf, dat over Israël gekomen is, de rebellie tegen de Heere aan, die hun hulp is. maar nu in het tegendeel verkeerd is.

0: k de Bremers spreken van het welbehagen, dat verkoos uit het verdorven menselijk geslacht. Evenals al de vorigen verwerpen zij de remonstrantse stellingen. Doch die verwierpen alleen deze. De Bremers schijnen verder te gaan. Zij bestrijden: „Dat het de uitverkorenen en die van hun zaligheid verzekerd zijn, geoorloofd is te leven naar hun believen, en dat ook zulks aan hen niet zal gestraft worden."

Zij belijden van de verwerping: God, om bekend te maken de eer Zijner gerechtigheid, en van Zijn macht, heeft, naar Zijn gans vrije wil, besloten van eeuwigheid, zich over sommigen gevallenen uit het menselijk geslacht in Christus niet te willen erbarmen ter zaligheid, maar hen onder hun zonde en toorn te laten en te verdoemen". Zij stellen, dat de verworpenen rechtvaardig om de zonde verdoemd worden. Zij verwerpen de stelling: „Dat de schuld, waarom zeer veel mensen vergaan, in God zij.

De Bremers veroordelen de remonstranten, maar ook wel anderen. Het is echter niet duidelijk, wie zij bedoelen.

Zo spreken allen gelijk over het object der verkiezing en verwerping, namelijk als over een gevallen mens: ook die van Emden. De laatsten echter benadrukten de verwerping en zien in de zondeval een middel tot uitvoering van Gods besluit.

Uit Nederland gaven eerst drie professoren: Polyander, Thijsius en Waldeus hun gevoelen. Ook zij spreken van een verkiezing uit een in zonde gevallen en verloren menselijk geslacht. Maar dan gaan zij zo ver, dat zij het supralapsarisch gevoelen afwijzen. Van de verwerping zeggen zij, dat God besloten heeft sommige zondaren noch Christus, noch de Heilige Geest te schenken, maar hen in hun eigen wegen laat wandelen, zodat Hij diensvolgens besloten heeft henlieden, die de waarheid op verscheidene wijzen en trappen zijn verwerpende, en die in hun zonden rechtvaardig verhard zijn, na zijn grote lankmoedigheid, eindelijk en ten laatste tot hun verdiend verderf te veroordelen. De oorzaak van hun verdoemenis is hun onboetvaardigheid en ongelovigheid.

Prof. S. Lubbertus is gelijk de vorigen. Hij merkt op, dat het geloof een vrucht der verkiezing is, maar de zonde geen vrucht van de verwerping.

Gomarus is een supralapsarist. Hij omschrijft de verkiezing als volgt: „De praedestinatie des mensen ter zaligheid is het besluit Gods van de heerlijkheid en de genade die ter zaligheid genoegzaam is, en

dezelve ook krachtelijk is werkende, te geven aan zekere mensen, uit bet ganse menselijk geslacht, naar zijn zeer vrij en louter genadig welbehagen, tot lof Zijner heerlijke genade."

Hier is de verkiezing niet uit het zondig en gevallen mensdom. Deze voorbestemming is tot zaligheid en heerlijkheid en tot genade, welke tot de heerlijkheid nodig is. Dat is de genade van de schenking van Christus tot een Zaligmaker, der roeping, des geloofs, der rechtvaardigmaking, der gelijkvormigheid met Christus, der heiligmaking, aanneming tot kinderen, bewaring in Christus en door Christus.

De verwerping is een besluit, dat beoogt Gods gerechtigheid te openbaren, waarin Hij voorneemt bepaalde mensen, uit het menselijk geslacht genade noch heerlijkheid te geven, maar dezelve toe te laten, naar hun vrije wil, in de zonden te vervallen en in de zonde te blijven en hen eindelijk rechtvaardig om hun zonde te verdoemen. Gomarus maakt ook onderscheid tussen voorbijgaan (verwerping) en verdoemenis. Van die verwerping is de vrije wil Gods de oorzaak. Maar in de uitvoering van dit besluit komt de gevallen mens en zijn zonde in aanmerking. Gods rechtvaardige verdoemenis vindt haar oorzaak in allerlei zonde, door de mens gewrocht, en door God toegelaten en verdragen. De supralapsaristen maken ook wel gebruik van infralapsarische termen (en omgekeerd). Dan oordelen zij over de uitvoering van het besluit Gods. Als men het goed verstaat, kan men van de supralapsariër zeggen, dat hij op de leerstoel een supra, maar op de preekstoel een infra is. Calvijn heeft dat ook wel. Daarom hebben ook steeds de reformatoren en met hen Beza en Gomarus als professoren sprekende de oorzaak van de verwerping in de vrije wil Gods gesteld en niet in de zonde der verworpenen. Nochtans hebben zij niet geaarzeld deze mens alle schuld toe te kennen en hem verantwoordelijk te stellen voor zijn val en zonde. Zij onderscheiden telkens tussen het besluit der verwerping en de uitvoering ervan in de tijd, de veroordeling, waartussen dan de zonde inkwam (zoals Beza dat aantoont) en met verontwaardiging wijzen zij elke beschuldiging af, als zou hun leer God tot auteur van de zonde maken: ten allen tijde handhaven zij de heiligheid en rechtvaardigheid Gods. De beide meningen staan in de grond niet tegenover elkaar doch naast elkaar. Van Gomarus geef ik nog even de stelling door: De verworpenen kunnen niet uitverkoren worden en de uitverkorenen kunnen niet wederom verworpen worden. Karl Barth heeft dit gesteld en heeft daarmee een oude dwaling nieuw leven in zoeken te blazen.

Om nog een korte samenvatting te geven, want ook andere oordelen brengen geen nieuwe dingen, vermelden wij dit: Bijna alle groepen spreken in infralapsarische geest en beschouwen het gevallen menselijk geslacht als voorwerp der praedestinatie. Alleen Gomarus spreekt van: „uit het ganse menselijk geslacht." De Zuid-Hollanders meenden, dat het beter was de kwestie onbeslist te laten. De afgevaardigden van Emden spraken in infralapsarische termen, doch staan dicht bij Gomarus doordat zij de val van Adam en de toerekening der erfzonde plaatsen onder de middelen het besluit der verwerping uit te voeren. Geen college wil iets weten van een voorgezien geloof als oorzaak der uitverkiezing. Bijna allen maken onderscheid tussen 't besluit der verwerping en het oordeel. De verwerping vatten zij op als een m'ef-verkiezen, een laten in de ellende. Allen verwerpen de remonstrantse leringen, maar veroordelen niet het supralapsarisch standpunt, hoewel enkelen „harde" uitdrukkingen afwijzen. De drie professoren verdedigen hun infralapsarisch gevoelen als het enig ware, zonder het andere echter te noemen. Daarin gaan Zeeland en Drente mee. Overijssel was supra, maar zijn mannen hebben in hun advies de moeilijkheden ontweken.

Hoe is het op de synode gegaan? Waardoor zijn de twee meningen niet harder op elkaar gebotst? Misschien hebben sommige lezers belangstelling voor deze vraag.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juni 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Na de wegzending der Remonstranten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juni 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's