Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een storm op zee

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een storm op zee

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een het schip was nu midden in de zee. zijnde in nood van de baren: want de wind was hun tegen. Matth. 14 : 24.

Varen op bevel

Over Mattheüs 14 willen wij enkele malen handelen, namelijk over de storm op zee, over Petrus' wandelen op het water en over de mensen uit het land van Gennesareth. En de Heere zij daarin met ons!

Na de spijziging van de vijfduizend mannen plus het niet genoemde getal vrouwen, plus het niet genoemde getal kinderen, dwong de Heere Zijn discipelen varen van de woeste plaats, waar Hij was, naar Gennesareth. Hij dwong hen, dus waren zij niet van zins en willens om te gaan varen. Hoewel dit hoofdstuk niet bekend staat als de storm op zee, moet het wel bar weer geworden zijn, dat zij in nood van de baren kwamen te verkeren. Hoeveel keren komt dat op zee niet voor, dat de windkracht hoog is en de zee onstuimig, zelfs als men daar te land weinig of niets van merkt. De discipelen, ervaren zeelieden als zij waren, hadden dat zeker wel voorzien, dat er ruw weer op til was, dat zij niet wilden uitvaren. Het is inderdaad verbazingwekkend, hoeveel kijk zeevarenden en dus ook vissers op het weer hebben. Dat zien zij aan het zand, dat zien zij aan het water, dat weten zij aan de getijden, dat kennen zij uit de lucht, aan de vogels, uit de wolken en uit de winden. Zij zien de veranderingen van de weersgesteldheid soms al dagen van te voren. Meteorologische instituten zijn nog al eens abuis en drukken zich nogal eens vaag uit, maar ervaren zeelui niet. 'k Heb daar vele, vele malen verbaasd van gestaan, hoe zij het wisten, hoe ze het voorzeiden, hoe het kwam. Al zullen ook daar wel eens loze voorspellingen voorgekomen zijn.

In elk geval: zij wilden niet varen en Jezus dwong hen. Hij wilde namelijk de scharen van Zich laten en stuurde toen vast de discpelen de zee op. Zelf wilde Hij gaan bidden, alleen. Daar is voor een mens zoveel te bidden, daar is zeker voor een leraar van een gemeente zoveel te bidden en dan wel bijzonder voor een leraar, die een gemeente door het hele land heeft en dan zeker voor de Middelaar Gods en der mensen. Dat weet niemand dan God alleen en dat is ook genoeg. Spreken over mensen met God, dat behoeft niemand te weten, ook die mensen zelf niet. Daar kan gedankt worden voor verkregen weldaden, voor een goede, hartelijke en begerige gezindheid, voor een oprecht geloof en voor warme liefde. Daar kan gebeden worden om bekering, vordering in de genade, ook kan er gebeden worden tégen onbekeerlijkheid, tegen vijandschap, tegen een zondige en losse levenswandel in de gemeente. Daar is voor een leraar veel te bidden, ook voor gemeenten in hun geheel, voor landstreken, waar de waarheid niet is en waar men God niet vreest, ook voor de kerk in het algemeen, in het land en in de gehele wereld.

Nu kan de Heere bidden met de discipelen er bij, soms ook met de scharen er bij — zoals Jezus soms deed — maar vaak ook alleen. Sommige leraars worden zo overspoeld met preekwerk, met studie, met huis- en ziekenbezoeken en met vergaderingen en cursussen, dat er niet eens tijd overblijft om te bidden, om zo eens alleen te bidden. Veel mensen bidden nooit eens alleen en hun bidden met de mensen is meer een oratie dan een gebed. Veel mensen vrezen de eenzaamheid en ik las van hen, dat zij geen volgelingen van Jezus zijn. Zelfs zijn nauwste vrienden moet men wel eens dwingen om heen te gaan. Er is ook vriendschap, discipelschap — leerling zijn — die te aanhankelijk kan zijn, te klitterig. Jezus klom op een berg om te bidden. Dat was niet alleen een tocht, maar een klimtocht, die Hij maakte om boven al de arbeid en de zorgen des levens eens uit te komen.

Een bidplek moet nogal eens gezocht worden. Daar moet men geen gedruis horen, daar moet men door niets en door niemand gestoord worden, zelfs niet door discipelen. Men moet met God alleen kunnen zijn. Dat kan men wel overal, maar niet voor alle gebeden. Daar is stilte voor nodig, concentratie voor nodig, en vooral geen mensen, geen mensen rondom u. Voor het gebed heeft men ook nodig afstand te nemen van het werk. Zelfs alle geestelijke arbeid moet stil komen te liggen voor het gebed. Vandaar dat Jezus Zijn discipelen moet dwingen om over te varen, zelfs als de storm dreigt. Jezus weet de getijden en de stormen en onweders zo goed als de meest ervaren schipper, want die alle zijn in Zijn hand.

Kan Jezus dan bidden op de berg, terwijl de storm raast over de zee en over de berg? Ja voorwaar: hier is de Wachter Israëls, Die niet sluimert en Die niet slaapt, terwijl de discipelen zijn in nood van de baren. Hij heeft Zijn hand in de winden en de windkrachten, in de stormen en in de watervloeden en Hij doet die over een mens en over mensen komen naar Zijn welbehagen, hoe ook een mens daaronder gesteld is — waarvan wij straks zullen horen! — Is er een kwaad in de stad, of ook te land, of ook ter zee, wat de Heere niet doet? En God geeft wel Zichzelf rekenschap van Zijn daden, maar Hij geeft daar aan mensen geen rekenschap van. Wij kunnen ook niet alles vatten. Het gaat ons begrip zeer verre te boven. Wij hoeven ook niet alles te vatten. Wij zijn er zo goed mee, als wij nederig en stil ons leren voegen naar Zijn wil. En dan kan het zijn, dat de Heere ons doet uitvaren met storm op til. Dat Hij ons doet uitvaren zonder dat wij iets kunnen vangen, en ons een tocht doet maken, die voor ons geen enkele zin heeft, mogelijk verlies en gevaar voor ons leven. Gelukkig, als de Heere ons in het leven wel eens doet gaan een weg, die wij niet willen, ons doet gaan een weg met verlies en met levensgevaren. De weg der gehoorzaamheid, de weg van het blindelings volgen, de weg waarop Hij ons dwingen moet, zal zeker wel nut hebben, al is het maar het nut der lijdzaamheid, die elk mens nodig heeft.

In nood van de baren

, , En het schip nu was midden in de zee, zijnde in nood van de baren; want de wind was hun tegen."

Dat was de kant van Jezus aan de tekst. Voordat wij nu tot Hem wederkeren, als wij gaan spreken over de redding, eerst eens een blik geslagen op het schip met zijn bemanning, want daarover handelt tenslotte de tekst. Dat was toch wat, dat de Heere Jezus gecommandeerd had om vóór Hem af te varen naar de andere zijde. , , Vóór Hem", zo staat er, maar zij hebben natuurlijk niet geweten, dat Hij en hóé Hij volgen zou. Dat bewijst wel hun geschreeuw, toen zij meenden een spook te zien. Dat zij wel eens wind gehad hebben, en veel wind gehad hebben en storm gehad hebben, dat behoort tot de gewone gebeurlijkheden van het vissersleven. De zee is maar zelden stil. Altijd in beweging is dat grote water en zeker op zee. Dat is altijd nog weer anders, heel anders, dan een rivier. En de Zee van Galilea of het Meer van Tiberias of de Zee van Cinneroth, of het Meer van Gennesareth was tenslotte een zee, niet zo lang, maar vrij breed. Het kan ook daar stormen, dat het aard heeft. De discipelen begonnen , , in nood" te verkeren, zo ging die kleine binnenzee te keer. Psalm 107 kon wel met het oog op dit meer gedicht zijn. Daar toch leest gij: , , Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog heft. Zij rijzen op naar de hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden." Deze beschrijving is letterlijk waar van zeelieden in nood van de baren. Dat is in doodsnood verkeren soms uren en dagen lang bij overigens goede gezondheid. Ik denk ook aan Paulus op zee bij de storm, die veertien dagen duurde, wat op schipbreuk uitliep. Moet u maar denken, wat dat voor die vissersmensen betekende, wier leven in gevaar was en wier schip, doorgaans hun enig bezit, op het spel stond of waar minstens averij stond te vrezen, waarvoor waarlijk geen verzekering gesloten was. Er staat van de vierde nachtwake. Dan wordt bij zo'n storm de nacht doorwaakt, dat niemand bij levensgevaar een oog dicht deed.

Daarbij komt de geestelijke nood, die door die mensen doorstaan werd. Zij waren in Gods weg, op Zijn bevel, door Hem gedwongen om te varen. En Jezus was niet aan boord, zodat zij waarlijk niet zingen konden: „Wij hebben 's Vaders Zoon aan boord en 't veilig strand voor 't oog!" En voor hen stond de zee wel hol en hoog. Het moet eerst maar spannen in een mensenleven en men moet eerst maar staan voor het verlies van zijn schip, van zijn bezit, van zijn broodwinning, dan komt het geloof wel op de proef. Zou dit nu Gods weg zijn? Kan dit nu Gods weg zijn, als onze levens in gevaar zijn? Nog een enkele aanrollende golf zo èn het hele schip met alle apostelen en al kan er zijn geweest. Er zijn zovele schepen met bemanning en al omgekomen en niet zelden ook schepen met Godvruchtig volk aan boord.

U weet, dat het zegel van de kerk — dank zij de discipelen, die allen vissers waren — bestaat uit een vissersscheepje op zee in woedende golven. Is dat doorgaans niet het beeld der kerk? Wat staat de zee op het ogenblik hol en hoog. En als wij nu allemaal maar zulke discipelen waren, maar voor hoevelen onzer staat dat te vrezen, dat wij dat niet zijn. En al zouden wij dat dan zijn, is het niet zo, dat het wel lijkt, alsof Jezus geheel niet aan boord is. Men zou toch wel geheel gaan twijfelen aan onze roeping als kerk en geheel gaan vrezen, dat dit schip geheel vergaat. Heere, behoed ons, wij vergaan. De kerk is toch ons bestaan. Dit schip der kerk is toch ons meer eigen dan enig ding op aarde, ook meer lief dan enig ding op aarde. En heeft niet de Heere Zelf ons gedwongen in dit schip te gaan en te varen? En het schip staat bepaaldelijk te breken. Huizenhoog slaan de golven er tegen op. Zullen wij dan niet buiten boord geslingerd worden en vergaan? Wij zullen ons maar niet aan allerlei veronderstellingen wagen, maar ons is zeer bange. Dat kunnen wij wel verzekeren. De wind is ons tegen. De wind is ons nooit erg mee geweest, maar zó tegen als nu is het, dacht ik, toch nog nooit geweest. De storm trekt het want onzer belijdenis aan flarden, rukt aan al het houtwerk, zelfs aan de romp van ons geloof, aan onze bijbel. Zo verkeert dan het scheepje der kerk — en het is toch al niet groot — bepaald in nood.

Hij wekt, met slechts te spreken, Een stormwind voor hun oog; Dan beeft het al, dan steken De golven 't hoofd omhoog. Nu ziet men 't schip de lucht, Dan weer de afgrond naad'ren; Hun hart geeft zucht op zucht. Hun bloed verstijft in d'aad'ren.

Zij dansen, wagg'len, vallen, Gelijk een dronken man; De wijsheid van hen allen, Hoe groot, bezwijkt er van. Doch, toen zij, in 't gebed, Tot Isrels HEER zich wendden, Heeft hen Zijn arm gered Uit angsten en ellenden.

Redding nabij

Het is toch niet zo, dat het zinkende schip met de discipelen reddeloos zijn. Als Hij op de berg in het gebed is, dan is daar een hulp, die niet te onderschatten is. Het is de voorbede van Christus, die als een verborgen kracht werkt. Hij wist, waarom Hij de discipelen gedwongen had om af te varen naar de overzijde. Hij wist van de storm, die was opgestoken. Hij wist van de nood, waarin èn het schip èn de discipelen waren komen te verkeren. Hij wist hoe zeer de wind hun tegen was. En nu Hij daar op de berg was om te bidden, voor te bidden voor de Zijnen, zijn ook zekerlijk deze discipelen in die voorbede begrepen. Als het waar is, dat een krachtig gebed van een rechtvaardige veel vermag, hoeveel te meer is het dan waar dat dit gebed van de Rechtvaardige alles vermag. Deze mensen hebben zo alles mee tot dit gebed. Vooreerst zijn zij in de weg van hun plicht en in de weg van Zijn roeping. Kwamen zij daarin om, de Heere zou geen onrecht doen. Maar Hij doet zeker geen onrecht, als Hij ze helpt in nood. Dan komt daar dit bij. dat het des Heeren eigen discipelen zijn, waar Hij Zijn leven voor zal gaan geven, die Hij ook Zelf verkoren heeft. Zullen zij dan geen plaats hebben in Zijn gebeden en in Zijn bijzondere zorg?

'k Zal u dat bewijzen. „Met de vierde nachtwake kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee." Toen de nood op het hoogst was en eerst toen de nacht op haar einde kwam, kwam Jezus tot hen. Het is vaak zo, dat lange en bange nachten doorwaakt worden, voordat de Heere tot de Zijnen komt. De nood moet doorleefd worden, wil de Heere redder uit de nood kunnen zijn. Het naamchristendom heeft doorgaans de redding al bij de hand voordat de nood goed en wel daar is. Maar bij Zijn volk laat de Heere de nood goed nood worden, laat Hij het water nog al eens tot aan de lippen komen, eer Hij te hulp komt. Maar Hij komt tot de Zijnen. „Tot hen!"

Die horen toch bij elkaar: Jezus en Zijn discipelen.

Zij kunnen niet buiten Hem, omdat Hij niet buiten hen kan. Al moet de Heere er voor over het water heenwandelen, komen zal Hij. Dezelfde, Die wonderen deed aan de Rode Zee, waar Hij de wateren als het ware kristalliseerde, Dezelfde, Die wonderen deed aan de Jordaan, waar Hij de wateren ophield, is ook Dezelfde, Die eens Zijn voet zal zetten op het land en Zijn andere voet op de zee om te zweren bij Dien, Die eeuwig leeft, dat er geen tijd meer zal zijn, Hij is ook Dezelfde, Die de zangers aan een glazen zee zal doen zingen. Zou Hij dan niet kunnen wandelen op de zee? Zou Hij dan niet kunnen wandelen op een fel bewogen zee, op hoge golven en door diepe dalen? Hij is alles machtig. Hij is zelfs machtig om op de vleugelen van de wind te wandelen. Maar Hij komt tot de Zijnen, al is het in nood en dood.

Nog is het nacht, als Hij komt. En dan houden de discipelen Zijn komst voor een spookverschijnsel. Zij schreeuwen het uit! Wat zit het ongeloof, wat zit ook het bijgeloof, zelfs bij Gods meest vertrouwde en bekende volgelingen, toch diep in het hart. Zeevarend volk is nogal eens bijgelovig. Maar het bijgeloof zal in geen enkele eeuw uitgestorven zijn. Wat moet de Heere toch over veel heen komen tot onze verlossing. Wij hopen hier een volgende keer nader op in te gaan, maar stellen dit reeds vast, dat heel deze geschiedenis ons wil leren dat wij met een getrouwe Zaligmaker te doen hebben, die ons de moeiten des levens niet spaart en Die Zijn hand houdt aan een wankelmoedige Petrus en aan bijgelovige discipelen. En Zijn les is deze: Zijt niet ongelovig, maar gélovig.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 februari 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een storm op zee

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 februari 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's