Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bezwaar tegen de leer der verwerping

Enkele weken geleden stond in ons blad het volgende bericht onder het opschrift: Gereformeerde synode erkent bezwaren tegen passages in Dordtse Leerregels:

„De gereformeerde synode heeft uitgesproken, dat bepaalde passages in de Dordtse Leerregels over de leer van de eeuwige verwerping niet op duidelijke gegevens van de Heilige Schrift zijn gefundeerd. De synode kwam tot deze uitspraak naar aanleiding van een bezwaarschrift van dr. B. J. Brouwer uit Den Haag. Deze stelde dat hij principiële bezwaren had tegen passages uit het eeuwig besluit van God om sommigen niet met het geloof te begiftigen, maar hen in hun boosheid en hardheid te laten. Vanwege zijn bezwaren tegen deze leer kon dr. Brouwer enige jaren geleden, toen hij gekozen werd tot ouderling, niet zijn volle instemming betuigen met de belijdenisgeschriften en daarom zijn ambt niet aanvaarden. Hij vroeg toen de synode om een uitsprak.

De synode heeft ook uitgesproken, dat de genoemde passages vallen onder „de factoren welke in de weg staan aan het vragen van volledige instemming met de Drie Formulieren van Enigheid". In een eerdere zitting werd hiervoor reeds een studiedeputaatschap ingesteld. Ze besloot dit deputaatschap op te dragen de thans door de synode erkende bezwaren in de studie te betrekken." —

Misschien was dit bericht aan uw aandacht ontgaan, want er is immers zoveel in onze tijd dat ons bezighoudt. Maar ik heb het terstond opzij gelegd om er in mijn kroniek aandacht aan te schenken. Want we moeten niet denken dat deze uitspraak van de gereformeerde synode een geringe zaak is. Hier gaat het inderdaad om de fundamenten van de kerk. Hier gaat het immers om de leer der vrije waardoor een zondaar behouden wordt, om de leer der verkiezing die in de Nederlandse kerk tot een geweldige strijd geleid heeft en die op de Dordtse Synode van 1618—'19 beslecht is. Deze synode heeft uitgesproken: „Dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voort uit Zijn eeuwig besluit. Want al Zijn werken zijn Hem van eeuwigheid bekend (Hand. 15 : 18) en Hij werkt alle dingen naar de raad van Zijn wil (Efeze 1 : 11). Naar welk besluit Hij de harten van de uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven; maar degenen die niet uitverkoren zijn, naar Zijn rechtvaardig oordeel, in hun boosheid en hardheid Iaat. En hier is het dat zich voornamelijk voor ons ontsluit die diepe, barmhartige en evenzeer rechtvaardige onderscheiding der mensen, zijnde in evengelijke staat des verderfs, of het besluit der Verkiezing en Verwerping, in het Woord Gods geopenbaard. Hetwelk evenals het de verkeerde, onreine en onvaste mensen verdraaien tot hun verderf, alzo de heilige en Godvrezende zielen onuitsprekelijke troost geeft."

Het is wel duidelijk dat deze uitspraak zeer nauw samenhangt met artikel 16 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: „Wij geloven, dat het hele geslacht van Adam, door de zonde des eersten mensen in verderfenis en ondergang zijnde, God Zichzelf zodanig heeft bewezen, als Hij is, te weten: Barmhartig en Rechtvaardig. Barmhartig doordien Hij uit deze verderfenis trekt en verlost degenen die Hij in Zijn eeuwige onveranderlijke raad uitverkoren heeft in Christus Jezus, onze Heere, zonder enige aanmerking hunner werken. Rechtvaardig doordien Hij de anderen laat in hun val en verderf, waarin zij zichzelf geworpen hebben."

De genoemde dr. Brouwer had dus bezwaren tegen deze leer der souvereine verkiezende genade Gods, die het hart raakt van de gereformeerde leer. Dat men hier op een bijzonder gevaarlijk terrein is gekomen wanneer men werkelijk gereformeerd wil zijn zal wel duidelijk zijn aan Iedere lezer. Niettemin heeft de gereformeerde synode de bezwaren van deze dr. Brouwer erkend.

Bezwaren tegen belijdenis aanvaard

Dat het bij velen zo maar onopgemerkt is gebleven dat hier een belangrijk besluit werd genomen dat kan leiden tot steeds verdergaande deformatie van de Gereformeerde Kerken, is op zichzelf al een teken aan de wand. In de N. Hsche Crt vind ik nu de volgende uiteenzetting:

„Het is slechts één keer eerder gebeurd, dat een bezwaarschrift tegen een onderdeel van de belijdenis door een gereformeerde synode werd erkend, zo schrijft het synodelid ds. L. H. Kwast uit Leeuwarden in de Friese Kerkbode.

Dat was in 1905 en het ging toen tegen een zinsnede uit artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis, die door „Utrecht" werd geschrapt. Bijna tien jaar geleden heeft een eenzaam opererend belijdend lid van Den Haag-Escamp, dr. B. J. Brouwer, opnieuw een poging gewaagd.

Hij werd tot ouderling benoemd, ging doen wat de meeste nieuw benoemde ambtsdragers niet doen en zette zich aan een nauwgezette bestudering van de belijdenis, omdat hij wilde weten wat hij straks moest ondertekenen.

Dr. Brouwer stuitte op enkele uitlatingen in de Dordtse Leerregels die hij niet kon rijmen met de bijbel. Zo las hij (in hoofdstuk I, lid 4), „Dat God... sommigen (in de tijd met het geloof) niet begiftigt, komt voort uit Zijn eeuwig besluit... Naar welk besluit Hij... degenen, die niet zijn verkoren, naar Zijn rechtvaardig oordeel, in hun boosheid en hardheid laat".

Er waren nog wel enkele andere uitspraken die hem pijn deden, maar zijn hoofdbezwaar gold toch wel het genoemde citaat. Dr. Brouwer diende een bezwaarschrift in bij zijn kerkeraad, dat na vele om-

zwervingen en herschrijvingen op de tafel van de synode terecht kwam. Ds. Kwast had de eer om in deze zaak rapporteur te zijn.

Dat de bijbel herhaaldelijk van verwerping spreekt, aldus deze predikant, staat buiten discussie. Maar mag men nu ook spreken van een verwerping van eeuwigheid?

Deputaten kwamen tot de slotsom, dat — om met de woorden van prof. dr. A. D. R. Polman te spreken die een boeiend college over deze materie hield in de synode — alle teksten, waarop de vaderen van Dordt zich in deze Leerregels beroepen, niet draagkrachtig bevonden kunnen worden om daarop een leer van Gods verwerping van eeuwigheid van bepaalde personen te funderen.

Daarom stelde de betrokken commissie aan de synode voor dit dan ook inderdaad uit te spreken. Maar hoe verder? Schrappen van die passages kon moeilijk, omdat de gereformeerden niet de enige geestelijke eigenaars van de Dordtse Leerregels zijn. Daarom werd de voorlopige beslissing, zoals in de aanhef genoemd, genomen.

Ds. Kwast is blij met dit besluit. Punt één omdat bewezen is, dat de weg van het gravamen tegen de belijdenis wel moeilijk, maar niet onbegaanbaar is. Punt twee, omdat dr. Brouwer en vele anderen zich in zekere zin van een last bevrijd gevoelen." —

Hierbij zou ik willen vragen: Van welke last voelt men zich dan bevrijd? Wanneer we immers geloven dat we alleen door Gods verkiezende genade behouden worden, dat er van de mens niets bij komt, dat het alleen uit Hem en door Hem en tot Hem is, kunnen we dan van een last spreken? Al zijn werken zijn Hem immers van eeuwigheid bekend. Al wat God doet in de tijd is door Hem van eeuwigheid besloten om het zo te doen. Daarom zal Gods Kerk ook zingen: Door U, door li alleen om 't eeuwig welbehagen.

Om het eeuwig welbehagen!

Met grote nadruk wil ik stellen dat de mens door eigen schuld verloren gaat. Het Woord Gods wordt aan ons gebracht, het evangelie wordt ons verkondigd en wanneer we niet horen en ons niet bekeren zullen we naar Gods rechtvaardig oordeel om ons ongeloof veroordeeld worden. De Dordtse Leeregels spreken het ook duidelijk uit: , , De oorzaak of schuld van dat ongeloof, gelijk ook van alle andere zonden, is geenszins in God, maar in de mens." Ongeloof is ook zonde. Men zegt wel eens: Ik zou wel willen geloven, maar ik kan niet. De Schrift zegt echter dat we niet willen. Het oordeel zal over ons luiden: Gij hebt niet gewild. O zeker, de andere kant is ook waar, het geloof in de Heere Jezus Christus en de zaligheid door Hem, is een genadegave Gods. Paulus schrijft aan de Efeziërs: Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave. En aan de Philippenzen schrijft hij: Het is u gegeven in Christus te geloven. Daarom ben ik zo geschrokken van hetgeen ds. Kwast schrijft:

„Het is een verkwikkende zaak, aldus ds. Kwast, dat de synode zich van het vèr-gaande spreken van de Dordtse vaderen heeft willen verwijderen om des te meer uitzicht te geven op de God en Vader van de Heer Jezus Christus, die in verloren mensen een welbehagen heeft.

Wat niet inhoudt dat in de prediking van verwerping niet meer gesproken zou kunnen worden. Want de verkiezende God is ook een verwerpende God. Maar zijn verwerping van mensen is — naar de bijbel — Zijn antwoord op de keuze van ongehoorzaamheid en ongeloof van zijn volk.

Dan wordt de prediking van de verwerping een vermaning om niet „onverschillig te zijn als Ezau, die voor één spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht", aldus ds. Kwast. —

Hier komt de oude remonstrantse aap uit de mouw. De remonstranten leerden immers dat God de mensen verkiest omdat Hij tevoren zag dat ze zouden geloven. Ds. Kwast leert dat God de mensen

verwerpt als Hij ziet dat de mensen niet geloven. Maar gelukkig dat de Heere God niets van de mens in aanmerking neemt. Dan was het immers met ons allen verloren. Het heil van de mens rust alleen op Gods verkiezende genade. Daar heeft ook de kerkhervormer Maarten Luther van gesproken. Met grote warmte en beslistheid getuigt Luther, dat het heil van de mens niet hierop berust, dat hij God gegrepen heeft maar op Gods genade, die in zijn barmhartigheid de zondaar als zijn kind aanneemt:

„Ik wil wel eerlijk bekennen, dat ik, al ware het mogelijk, waarlijk niet graag zou willen, dat mij een vrije wil of ook maar iets in de hand gegeven was, waarmee ik mijn heil zou moeten verwerven. Want onder zoveel moeite en gevaren en in de strijd met zoveel duivelen als er om en in ons zijn, zou ik niet in staat wezen, staande te blijven en stand te houden; immers één duivel is sterker dan alle mensen tezamen. Maar ook als er geen duivelen en gevaren bestonden, zou ik steeds in het onzekere moeten arbeiden en in de lucht moeten vechten, want al zou ik ook een eeuwigheid lang leven, dan zou mijn geweten toch nooit rustig worden en er nooit zeker van zijn, of dat, wat ik gedaan had, door God wel voldoende geacht zou worden.

Ook bij mijn beste werken zou ik blijven vrezen of ze wel Gode welgevallig waren en of Hij niet nog meer verlangde, zoals de ervaring van alle werkheiligen bewijst en zoals ik zelf met veel verdriet jarenlang ondervonden heb. Maar nu, nu God mijn zaligheid mij uit handen en geheel zelf in de hand genomen heeft, daar Hij beloofd heeft mij te redden niet om mijn lopen en werken maar uit zijn erbarmen, nu ben ik blijde en gerust, want Hij is getrouw en zal mij niet bedriegen. Hij is machtig en sterk en geen duivel en geen tegenheden kunnen Hem aan en kunnen Hem mij ontroven."

Bij deze woorden van Luther wil ik mij geheel

aansluiten.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 april 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 april 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's