Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De weg van het heiligdom nu wel openbaar gemaakt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De weg van het heiligdom nu wel openbaar gemaakt

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

De titel van dit artikel is ontleend aan Hebreeën 9 : 8, waar we lezen: Waarmede de Heilige Geest dit beduidde, dat de weg des heiligdoms nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog stand had.

Deze woorden wijzen op de bijzondere betekenis, die het heilsfeit van de hemelvaart van Christus heeft voor het persoonlijk geloofsleven der kinderen Gods. Natuurlijk in verbondenheid met het Pinksterheilsfeit. Graag wil ik daarover met u nadenken. — De briefschrijvers, die rea-

geerden op mijn vorige artikelen over „verkiezing en prediking" ben ik niet vergeten. Ik hoop op hun schrijven in te gaan, maar zij zullen me wel willen toestaan — in verband met de feestdagen der kerk — eerst ons aller aandacht te vestigen op de betekenis van Hemelvaart.

Die uitdrukking van Hebreeën 9 : 8 treft de lezer: de weg van het heiligdom was nog niet openbaar gemaakt, zolang de eerste tabernakel nog stand had.

Tegelijkertijd wordt dan door deze brief duidelijk gemaakt, dat de grote wending gekomen is met de hemelvaart des Heeren, „want Christus is niét ingegaan in het heiligdom. dat met handen gemaakt is. hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelve, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons' (Hebr. 9 : 24).

En dat heeft een rijk en gezegend gevolg: Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben, om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, op een verse en levende weg, welke Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is, door Zijn vlees; en dewijl wij hebben een grote Priester over het huis Gods; zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water (Hebr. 10 : 19—22).

Het is duidelijk: het weet hebben van het heilsgebeuren van de hemelvaart van Christus brengt, als de Pinkstergeest dit in het hart der kerk verzegelt, een nieuwe rijkdom van geloofsleven,

Letten we maar op het verband in hoofdstuk 9 en 10. Het oud-testamentisch heiligdom wordt omschreven: de twee gedeelten van de tabernakel, namelijk het Heilige en het Heilige der heiligen. In het laatste stond de ark, de troonzetel Gods, geheel met goud overtrokken; daarin de heilige wetstafelen en er op het verzoendeksel met de cherubs.

In het Heilige kwam de priester dagelijks om te offeren en te bidden, maar slechts éénmaal 's jaars werd de voorhang op zij geschoven om in te gaan in het Heilige der heiligen, namelijk op de grote verzoendag. En dan was dat nog maar alleen aan de hogepriester toegestaan, opdat hij zou offeren voor zichzelf en voor de misdaden van het volk.'

Dat betekende dus dat alleen de hogepriester — en dan nog slechts èèn keer 's jaars — toegang tot God had. Dan kon en mocht hij naderen voor Gods aangezicht met het bloed der verzoening, want zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving. Zo verscheen de hogepriester éénmaals 's jaars in Gods direkte tegenwoordigheid; één voor allen. Het volk kon hem niet volgen, evenmin als de andere priesters dat konden. Ze ontvingen wel de zegeningen van deze dienst der verzoening voor ziel en lichaam, maar ze konden niet onder Gods ogen komen, en de direkte gemeenschap met Hem ingaan. Er bleef een grote en schrijnende distantie. Dat hing samen met de bedeling, waarin zij leefden. De weg van het heiligdom was nog niet , .openbaar gemaakt". Er was nog geen toegang voor allen, zoals deze gold voor de hogepriester.

Dat zou echter zo niet blijven. De hogepriester en zijn ingaan in het Allerheiligste in de direkte tegenwoordigheid Gods waren immers profetie van toekomende goederen. Hij was een type van de enige Hogepriester, die komen zou. Daarom lezen we in Hebr. 9:10, dat de dienst van de Oud-Testamentische hogepriester en alles wat daarmee samenhing opgelegd was tot „de tijd der verbetering", dus de dag der vervulling in Christus, de meerdere Hogepriester. Die „tijd der verbetering" zou echter niet alleen inhouden, dat Christus als de meerdere Hogepriester inging in de tempel van de hemel, en dat met zijn eigen bloed —, maar ook, dat wat in het Oude Testament alleen voor de hogepriester gold, nu aan alle leden van het volk Gods zou worden toegekend.

Christus is verschenen voor Gods aangezicht, in Diens directe tegenwoordigheid, niet met het bloed van dieren, maar met zijn eigen bloed, een eeuwige verlossing te weeg gebracht hebbende. En Hij blijft daar. In de oude dag stond de hogepriester slechts op de grote verzoendag in de direkte tegenwoordigheid Gods. Maar nu hebben we niet maar een aardse hogepriester, doch de hemelse, die bovendien altijd leeft om voor ons te bidden.

Én zodoende is nu de weg van het heiligdom openbaar gemaakt, d.w.z. als een nieuwe heilsvolheid geopenbaard. Daarmede wordt gewezen op het meerdere en rijkere van de nieuwe bedeling voor het leven des geloofs. Niet maar mag er één uit het volk toegaan tot in de direkte tegenwoordigheid Gods, en dat slechts op één bepaalde dag van het jaar, maar aan alle leden van het Gods volk is het recht van toegang gegeven. Zij worden allen tot priesters verklaard: Gij zijt een koninklijk priesterdom... (1 Petr. 2:9). Toen Eldad en Medad profeteerden in het leger, sprak Mozes de wens en bede uit: Och, dat het ganse volk des HEEREN profeten waren. Met de nieuwe bedeling is de tijd daarvoor aangebroken. En dat niet alleen om profeet te zijn, maar ook priester en koning. De christen is immers drager van het drievoudig ambt van profeet-priesterkoning.

Zo heeft dan rechtsgeldigheid voor de kerk van de nieuwe dag, wat in de oude dag alleen gold voor de hogepriester op één dag in het jaar. Christus heeft de weg gebaand in zijn hemelvaart tot voor Gods aangezicht voor al de Zijnen op al hun dagen. Want de weg van het heiligdom is geopenbaard in het vervulde heilsfeit van de hemelvaart des Heeren. Onze hemelse Hogepriester is altoos voor Gods aangezicht. Daarom ligt voor het Nieuw-Testamentische priestervolk de weg tot voor Gods aangezicht open op al de dagen van hun aardse leven. Daarop wijst de brief in de vermaning: Dewijl wij hebben een grote Priester over het huis Gods; zo laat ons toegaan met een waarachtig hart in volle verzekerdheid des geloofs (10 : 21,

22). Nu krijgt wat we lezen in 9 : 24 wel een diepe klank: ...om nu te verschijnen voor het aangezicht Gods voor ons.

Christus heeft God verheerlijkt op de aarde. Hij is onder Gods ogen gekomen als het Lam, dat geslacht is tot verzoening der zonden. In vlees heeft Hij geleden de eeuwige toorn Gods tegen de zonde van het gehele menselijke geslacht. Hij heeft zijn bloed gestort, de verzoening voor zijn kerk bereid, de toorn gestild. Al dat werk heeft hij ingedragen in de hemel voor zijn Vader. En de Vader heeft Hem ontvangen met eeuwig welgevallen en Hem daarom gekroond als Middelaar des verbonds met eer en heerlijkheid, opdat Hij zijn bediening heerlijk zou maken. Wat een heilig en zalig gebeuren! In de hemel in de direkte tegenwoordigheid Gods is verschenen het Lam, waarvan de Doper preekte: Zie het Lam Gods, dat de zonder der wereld wegdraagt. In deze direkte tegenwoordigheid Gods is de Pleiter met zijn eeuwig werk, van wie Johannes meldt: Indien wij gezondigd hebben, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, is een verzoening voor onze zonden. Hij stort in zijn Geest voortdurend zijn gaven Jezus Christus, de Rechtvaardige, en Hij uit in het hart der Kerk.

Daarom alleen is er op aarde een volk, dat leert wat priesterwerk is, namelijk om toe te gaan tot God met diep ontzag en toch zonder verschrikken met het enige Offer en Bloed van Christus, en dat in de Geest te sprengen voor Gods aangezicht en daarin te delen in Diens gunst en zegening. Want er is geen naderen tot God mogelijk dan met bloed, naar Calvijn ergens opmerkt: Op geen vergeving van zonden kan worden gehoopt dan doordat wij bloed brengen, en dat wordt gedaan, als we vluchten in het geloof tot de dood van Christus.

In het licht van deze volheid der nieuwe bedeling wordt wel duidelijk hoe gebrekkig en voorlopig de oude bedeling was. De Kerk leefde onder de bediening van de Geest der dienstbaarheid wederom tot vrees. Dat wil niet zeggen, dat zij niet vertroost werd en staande werd gehouden in het geloof. Haar ontging de zaligheid niet. Maar zij is zalig geweest in het omhelzen der belofte. „Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien en geloofd en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op aarde waren (11 - 13). Zo hebben zij door het geloof getuigenis gehad, hoewel ze de belofte niet verkregen hebben, alzo God wat beters over ons voorzien had, opdat zij zonder ons niet zouden volmaakt worden (11 : 39, 40).

In allerlei kwam dat gebrekkige van de oude bedeling aan het licht. We wezen er reeds op, dat de hogepriester in het heiligdom inging, maar dat het volk stond van verre. Daarbij werd het geweten verontrust door de honderden voorschriften.

waarvan zij er allicht één hadden overtreden. zelfs zonder het zelf te weten. Steeds weer moest een nieuw offerdier genomen worden om er mee als zoenmiddel bij de priester te komen. Telkens vielen de schaduwen des doods over hun weg en werd hun hart vervuld met vrees der wet. Neen, zij kwamen er niet in om; de zegenigen van het genadeverbond werden hun toegeëigend, maar naar de stand der bedeling van dat verbond.

En op die stand der bedeling ziende moeten we zeggen: Nü is Christus verschenen voor het aangezicht Gods voor ons. Daarom is het nu de tijd van het gaan over de verse en levende weg van Christus' bloed tot de troon Gods, om aan te roepen de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, opdat Hij ons zegene uit Christus in zijn Geest met genade voor genade.

Dat baart verwondering en aanbidding voor ieder, die voor Gods aangezicht beeft en ter plaatse van zijn aanvaarden van het doemvonnis het bloed van Christus tot verzoening leerde kennen.

Want hoe zullen we die verse en levende weg bewandelen, als we niet in Christus met God verzoend werden door het geloof in Hem, die de goddeloze rechtvaardigt? Zouden we niet hebben te vrezen, indien we niet Gods aangezicht mochten zien lichten in genade over ons in Jezus Christus?

Niet voor niets staat er in 9 : 24, dat „Christus is ingegaan in het heiligdom, niet met handen gemaakt... om te verschijnen voor het aangezicht van God voot ons".

We kunnen zeggen, dat Gods aange-zicht is de naar de mensen toegewende zijde Gods Hoe ervaart de zondaar deze toewending? Daarop is het antwoord der Heilige Schrift: Wie zal wonen bij een verterend vuur, wie zal verkeren bij een eeuwige gloed? God zet zijn aangezicht tegen de overtreder zijner geboden en de verbreker van zijn verbond. Daarom geldt hier, dat niemand God kan zien en leven.

Als een zondaar een straal van de majesteit en heiligheid Gods in zijn hart opvangt, krimpt zijn ziel ineen.

Jesaja werd getrokken tot onder de ogen Gods. Hij zag de Heerlijke op zijn troon. Alleen al de zomen van zijn gewaad vulde de tempel. Jesaja versmolt als was: Wee mij, ik verga, mijn ogen hebben de Koning der heerlijkheid gezien; ik ben een onreine en woon temidden van' een volk dat onrein is. — Maar daar kwam een van de serafs gevlogen tot hem, met een gloeiende kool van het altaar, en hij roerde zijn mond daarmee aan en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd; alzo is uw misdaad van u geweken en uw zonde is verzoend.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 mei 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De weg van het heiligdom nu wel openbaar gemaakt

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 mei 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's