Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TREKKENDE LIEFDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TREKKENDE LIEFDE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Christus heeft zijn gemeente meegenomen naar de hemel. Daar is haar vaderland, haar burgerrecht en haar wandel. Daarom is zij wel in de wereld, maar niet van de wereld.

Dat hebben we vorige maal overdacht. Nu legt Paulus in dit derde hoofdstuk van zijn brief aan de Filippenzen er de nadruk op, dat we alleen door het geloof van dit nieuwe Rijk deel uitmaken. Alleen in het geloof in Christus weten we ons ontrukt aan de kerker der vervloeking en aan de uitzichtloze duisternis. En alleen in het geloof weten we ons gesteld in het Rijk van vrede en licht. Alleen in het geloof kunnen we verstaan en genieten de bevrijding van de machten van deze eeuw. Alleen het geloof doet ons staan in de volmaakte en heerlijke gerechtigheid van het Rijk der hemelen.

In dat geloof behoren we tot het nieuwe Rijk met zijn nieuwe orde; in het geloof oordelen we als burgers van dit Rijk deze wereld en haar leven. In het geloof zijn we vrij van deze wereld, hoewel we toch in deze wereld staan; leven we het leven dezer wereld, hoewel we toch aan haar zondebronnen niet gelaafd worden maar gezegend worden uit de fonteinen van het heil des Heeren. Hoewel naar het uiterlijk in niets onderscheiden van allen die hun god in deze wereld hebben, proklameren we nochtans de rechten en de heerlijkheid van het Koninkrijk der hemelen. We lezen de krant, maar ook de Bijbel, en wel de krant door de bril van de Bijbel. Daarom kennen we een lach, waar de mensen dezer wereld weeklagen; maar ook benauwdheid en smart, waar naar de orde dezer wereld gejubeld wordt.

Zo kan Paulus dan deze belijdenis „onze wandel, ons vaderland met ons burgerrecht is in de hemelen" alleen maar spreken in het gelóóf. En dat geloof kunnen we omschrijven als een zien met het oog der ziel van de verheerlijkte Zoon Gods in de hemelen. Dat lezen we ook in de Hebreeënbrief: Wij zien Jezus met eer en heerlijkheid gekroond (Hebreeën 2:9).

Het geloof is een wonderbare zaak. Het ziet en kent de hemelse werkelijkheid, namelijk zoals die is in Jezus Christus. Het is de werkelijkheid dus van het nieuwe Rijk met zijn eigen hemelse orde.

Omdat nu het geloof alleen in het zien op Christus de heerlijkheid van dit Rijk verstaat, gaat het vergezeld van een brandende begeerte in het hart van de hemelburger. Deze brandende begeerte is tegelijk ook waarmerk van het levend geloof. Ze bevestigt de oorsprong van het geloof, namelijk uit de Heilige Geest. Het geloof is niet van onder, maar van boven. Daarom zoekt het ook de dingen die boven zijn, waar Christus is. In begeerte strekt zich de gelovende opwaarts om op God te letten. Want er is een levende Zaligmaker in de hemel. In zijn weergaloze liefde heeft hij de vloek van zonde en dood getorst, in zijn vlees; in diezelfde liefde trekt Hij nu de Zijnen tot zich naar boven. Sinds Hij ze tot het geloof geroepen en gebracht heeft, zullen zij steeds weer zijn trekkende liefde kennen. En zij hebben Hem lief, omdat Hij hen eerst heeft liefgehad.

Van deze brandende begeerte, die metgezel is van het levende geloof legt Paulus getuigenis af met de woorden „opdat ik Hem kenne, en de kracht zijner opstanding, en de gemeenschap zijns lijdens, zijn dood gelijkvormig wordende, of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden" (vs. 10).

Wat bedoelt de apostel met deze opsomming? Vooral de laatste woorden „of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden" hebben de uitleggers nogal moeite veroorzaakt.

Ze kunnen in ieder geval niet betekenen, dat Paulus niet zeker zou zijn van het bereiken van de zalige opstanding. Want zijn anker ligt in Christus vast. Het zou dan ook neerkomen op een verdraaien van de Schriften, als we uit deze woorden zouden afleiden, dat Gods kinderen telkens weer in de onzekerheid zouden verkeren aangaande hun eeuwige zaligheid. Neen, die in Christus met God verzoend werd door het geloof in zijn bloed, leert de vastheid in de drieënige God kennen. Zijn grond is buiten hem gelegd in de God der zaligheid. Dat 't daarom nodig is om afgesneden te worden van onze eigen levenswortel als een goddeloze voor God, om in Christus overgebracht te worden, spreekt vanzelf. Maar wie kan met minder toe? We kunnen toch niet met een „misschientje" de eeuwigheid aan!

In ieder geval getuigt het van Schriftverdraaiing, als we van Paulus zouden maken een mens, die in twijfel is aangaande zijn staat voor de eeuwigheid. Neen, hij heeft alles schade en drek leren achten om de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus.

We moeten daarom de woorden van vers 10 en 11 (opdat ik Hem kenne. en de kracht zijner opstanding, en de gemeenschap zijns lijdens, zijn dood gelijkvormig wordende, of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden) anders lezen. namelijk in het licht van die begeerte, waarover we het hadden. De trekkende liefde van Christus doet deze woorden spreken. Ja, het is niet alleen zijn trekkende liefde, die vanuit de hemel opwaarts trekt, maar ook de liefde tót Christus, die de ziel zich opwaarts doet strekken. Want liefde is liefdes wetssteen. Ze is éénzijdig in haar oorsprong, maar tweezijdig in haar beleving.

Paulus weet in wie hij heeft geloofd. Dat is niet in een hoek geschied. Het heeft Gode behaagd zijn Zoon in hem te openbaren, om zijn eigen woorden uit de Galatenbrief maar te gebruiken. Op grond daarvan heeft hij hetgeen hem gewin was, om Christus' wil schade geacht (vers 7). Hij heeft al zijn parels en pareltjes verkocht om die ene grote schat.

Sindsdien is hij niet in het onzekere omtrent zijn staat. Doch het gekend zijn van Christus en het Hem hebben leren kennen als Verlosser heeft 't leven een totaal andere wending gegeven. Er is een levenspraktijk geboren van „een achten alle dingen schade te zijn om de uitnemendheid, het alles overtreffende (zoals er eigenlijk staat) van de kennis van Christus Jezus, zijn Heere". Dat houdt in een leven van vurig begeren, namelijk om steeds meer te mogen verstaan de rijkdommen der genade, die in Christus zijn. Want ach, dan juist verstaan we, dat we nog niet een duizendste deeltje kennen van het heil, dat in Christus is. En dan bedoelen we met „kennen" niet een „weten, dat die en die weldaden in Christus zijn", maar een praktisch kennen. Het gaat den gelovige om een inlevende kennis, waarin we in gemeenschap des geloofs in de heerlijkheid mogen staan en de vruchten ervan genieten. Dat is bevindelijke kennis. O, wat is er dan al niet te leren. Wat komen we dan, juist dan, telkens voor kamers te staan, waarvan de deuren ons nog niet ontsloten werden en waar we nog niet binnen geleid werden. Om maar enkele schatten te noemen: Dat de Geest met onze geest getuigt dat we kinderen Gods zijn; dat we met onze genadige God leren omgaan als onze Vader; dat de hoop ons leven is.

Dat leven in de kennis van Christus houdt ook in een voortdurende strijd met wereld, duivel en vooral eigen hart. We zijn dan op een kruisweg gebracht, waarin wij met onze gedachten en ons vlees gekruisigd worden om ons gevangen te geven aan de gehoorzaamheid van Christus. Het is een kruisweg, waarop we leren, steeds weer leren, tegen onszelf neen te zeggen, en Gods Woord voor ja en amen te houden.

Daarom is Paulus geen gearriveerde christen, ook al ligt zijn anker in Christus vast. Hij is er altijd mee bezig om zijn heil in Christus te stellen en te genieten, en ligt

daarin telkens met zichzelf overhoop. Hij stoot daarbij telkens tegen de obstakels van zijn onwetendheid, zijn eigenwilligheid en verdorvenheid van zijn hart.

Maar de begeerte, die eenmaal gewekt is en brandt in zijn hart, wordt toch nimmer gedoofd. Zij kan zelfs het karakter van heimwee krijgen. Zo gaat het geloof in Christus in, en daarmee waakt de begeerte op. En als de begeerte opwaakt, dringt 't geloof weer dieper in het Woord des heils door. Zo zegent Sions Koning zijn Kerk in zijn Geest uit doorboorde handen.

Dat omschrijft de apostel in vers 8 en de verzen die daarop volgen: hij heeft om Christus' wil hetgeen hem gewin was schade geacht, toen namelijk het God behaagde zijn Zoon in hem te openbaren (vers 7); en daarom acht hij (dat gaat dus voort als de praktijk van zijn leven) alle dingen schade om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus..., opdat hij Christus moge gewinnen, en in Hem gevonden worde...

Zo trekt de liefde van Christus en strekt daarom de begeerte in het geloof zich uit naar de kennis van de heilsschatten in Hem, die in ons hart werd geopenbaard.

Die woorden „en in Hem gevonden worde wijzen er op, dat het gaat om een begeerte om in het geloof te staan en te rusten in de werkelijkheid, die in de hemel in Jezus Christus is. Het gaat — ik herhaal het — niet maar om een weten, dat het zo in Christus is, maar om een ons bevinden in het geloof in Christus en al zijn heil.

Dat is allereerst, dat ik in Christus mijn rechtvaardigheid heb; ja, dat Hij mijn rechtvaardigheid is voor God; ja, dat ik in het geloof rust in Hem en me bevindt voor Gods aangezicht als één, die vrede vindt in zijn ogen. Dat is het hebben van onze rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof.

Maar dan zijn er nog veel meer schatten en inhouden van het Rijk der hemelen en zijn nieuwe orde, die allen wel verbonden liggen aan deze rechtvaardigheid des geloofs, doch toch ook weer aparte aandacht verdienen en ook grote vertroosting schenken, als we ons in het geloof er in bevinden.

Daarop wijst nu dat tiende en elfde vers: opdat ik Hem kenne, en de kracht zijner opstanding, en de gemeenschap zijns lijdens. zijn dood gelijkvormig wordende, of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden.

Ja, nu moet u het hoofdstuk zelf eens opslaan en met me meelezen. Want anders kan ik het u niet duidelijk maken. Paulus wil in dit hele gedeelte (vers 7—11) kennelijk doen gevoelen, dat hij alles over gehad heeft en in voortgang over heeft voor de kennis van Christus. Alles rekent hij schade. Alles moet er aan terwille van de kennis van Christus. Maar niet alleen dat er alles aan moet, hij gééft er ook alles aan, en dat van hart. Vanwege het alles overtreffende van de kennis van Christus, zijn Heere. Daarom vat hij in vers 10 en 11 dat als de inhoud van zijn leven samen. Hij onderstreept nog eens nadrukkelijk, waarom het hem in zijn geloofsleven onder de zalige bediening van de Heilige Geest te doen is. Als u achters vers 9 een dubbele punt zet, dan even wacht en dan verder leest: om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding... enz., dan zult u beseffen wat Paulus bedoelt. Zijn levensoefening is namelijk om alles te verachten terwille van het kennen van Christus.

Laten we nu de verzen 7— 11 zo nog eens lezen:

Maar hetgeen mijn gewin was, dat heb ik om Christus' wil schade geacht. Ja, gewis, ik acht ook alle dingen schade te zijn om het alles overtreffende van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere, om wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, — en ik acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen en in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof: — (ja, alles geef ik er van harte aan en heb ik er voor over) om Hem te kennen, en de kracht zijner opstanding, en de gemeenschap zijns lijdens, zijn dood gelijkvormig wordende, of ik enigszins moge kome tot de wederopstanding der doden.

Als we het zo lezen en tot ons in laten gaan, kunnen we D.V. de volgende maal weer samen verder zoeken de rijke inhoud

ervan te verstaan. Het zou mogelijk zijn, dat de Heere u er dan al enige vrucht uit

gegeven heeft.

v. SI.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juli 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

TREKKENDE LIEFDE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juli 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's