Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ambt en ambtsdragers

In de kerken van de reformatie is men zo gewoon geraakt aan de ambten en de ambtsdragers, dat het natuurlijk altijd zin heeft om zich te bezinnen op de betekenis van het ambt. Het woord zelf zegt ons niet zoveel in dit verband. Iemand heeft het omschreven als de aanduiding „van de openbare betrekking, waartoe iemand door de overheid of enig ander erkend gezag benoemd wordt". Zo spreekt men van het ambt van burgemeester en het ambt van minister. Op het terrein van de kerk krijgt het woord ambt dan weer de zin van een speciale geestelijke bediening. Men spreekt van het ambt van dienaar des Woords, het ambt van ouderling of diaken, in het algemeen zelfs van het ambt der gelovigen om daarmee aan te duiden dat elk gelovige een ambt heeft in het dienen en verheerlijken van God en Zijn Christus.

Het woord ambt komt in de Bijbel slechts een enkele keer voor en meestal wordt gesproken van dienst (diaconia). Paulus noemt zich en allen die in het evangelie arbeiden, diakonoi, dienaren van Christus en dienaren des Woords en daarin ligt toch wel een duidelijke taakomschrijving. We hebben dienstknechten van Christus te zijn als we in het ambt staan en we zullen aan die Christus ook eenmaal rekenschap moeten afleggen van al ons werk in deze ambtelijke dienst De Dordtse Kerkorde spreekt ook nog van „vier diensten" die in de kerk gevonden worden: de dienaren des Woords, de doctoren, de ouderlingen en de diakenen. In ons spraakgebruik heeft echter het wodrd „dienst" op kerkelijk terrein een andere klank gekregen, zodat we wel zullen moeten vasthouden aan het woord „ambtsdrager" om niet een bepaalde verwarring te stichten zodat men niet meer weet welke dienst men nu bedoelt de ambtelijke dienst of een andere dienst in de kerk En waar ligt precies de scheiding tussen

*) Wat is er aan de hand met het ambt? Uitgave van Boekencentrum N.V. te Den Haag. Prijs ƒ 4, 90. ambt en dienst, zoals men dat tegenwoordig opvat? Men heeft wel gesproken van een dunne wand tussen deze twee. Maar dan toch wel een wand die er moet blijven.

Op godsdienstig terrein hebben we derhalve te doen in het ambt met de dienst des Heeren. We onderscheiden daarbij: het profetische ambt om te spreken van God de Heere en de wegen waarin Hij ons leidt, opdat wij Hem leren kennen in Zijn openbaring; het priesterlijk ambt om ons de Heere te wijden tot een dankoffer en ook de naaste te dienen; het koninklijk ambt om tegen de zonde en de duivel te strijden en ons in te zetten voor Zijn koninkrijk.- Daarbij is de Heere Jezus Christus de grote Dienstknecht Gods, de Ambtsdrager boven allen die als Profeet ons de verlossing vërkondigt, als Priester de verlossing verwerft en als Koning de verlossing bewaart. Wanneer we door een waar geloof Hem zijn ingelijfd hebben we deel aan dit ambt en kunnen ook alle gelovigen ambtsdragers worden genoemd. Dat is het algemene ambt der gelovigen. Daar wordt in artikel 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over gesproken, waar gesteld wordt dat het de roeping is van iedere gelovige om zich bij de ware kerk te voegen en zich daarmee te verenigen. Er wordt gezegd, dat het volgens het Woord Gods het ambt der gelovigen is zich af te scheiden van diegenen die niet van de kerk zijn en zich te voegen bij deze vergadering.

Uit dit algemeen ambt der gelovigen is het bijzondere ambt in Christus' kerk opgekomen. Daarbij moeten we scherp onderscheiden tussen de buitengewone diensten die bij de stichting van de christelijke kerk en in de eerste tijd van haar bestaan door Christus gebruikt zijn en de gewone ambten. Deze buitengewone diensten zijn niet blijven bestaan. Maar de gewone zijn door de eeuwen heen gebleven. De ambtsdragers ontlenen hun gezag en verantwoordelijkheid niet aan welke macht op aarde ook, maar aan de Heere Jezus Christus, het Hoofd van Zijn gemeente. Hij stelt in de diepste grond zijn dienaren aan. Hij geeft hen de opdracht en Hij eist ook verantwoording van hen. Hij belooft hen ook de leiding van Zijn Heilige Geest om hen in alle waarheid te leiden en tot hun dienst te bekwamen. Dat is het gemeenschappelijke, dat alle dienaren van Christus in hun ambt bezitten. Maar verder zijn de diensten niet gelijk. De buitengewone diensten kunnen we nog terugvinden in het Nieuwe Testament: de apostelen, de profeten, de evangelisten. Toen de kerk eenmaal gesticht was werden geen nieuwe apostelen meer gekozen en ook geen profeten en evangelisten meer uitgezonden. Wel lezen we dat de apostelen ouderlingen en diakenen hebben aangesteld naast de ouderlingen die dienen in het Woord. Toch zijn in de eerste christelijke gemeente de scheidslijnen tussen deze ambten niet zo scherp getrokken als later wel het geval is geweest. En het is toch wel van belang om te overwegen of voor het leven van de kerk van nu die scheidslijnen niet te scherp zijn. Toch leert heel de Bijbel ons dat er in de kerk ambtelijke dienst is, zowel het Oude als het Nieuwe Testament. En we verstaan het uit de Schrift dat de Heere Jezus Zijn gemeente wil weiden, bouwen, vergaderen en vermeerderen door middel van de drie ambten zoals die door de eeuwen heen in de kerk gevonden zijn. Het is de taak .van de ambtsdragers deze ambten getrouw te vervullen in onderworpenheid aan Christus en tot heil van de gemeente. Het is de taak van de gemeenteleden deze diensten om Christus' wil te erkennen en te gehoorzamen. Voor de geschiedenis van de kerk zijn de ambten als „diensten" van grote betekenis geweest.

Wat is er aan de hand met het ambt?

Nu is er een boekje verschenen onder de titel: Wat is er aan de hand met het ambt? *) Dit boekje wordt nader aangeduid als: „studierapport over het ambt, aangeboden door de generale synode van de nederlandse hervormde kerk, krachtens besluit van haar vergadering van 18 februari 1969." Terstond wil ik zeggen, dat we dit boekje zeer kritisch zullen moeten lezen. Ik heb er zeer grote bezwaren tegen, bezwaren omdat te weinig is uitgegaan van de Heilige Schrift in haar geheel en ook te weinig rekening gehouden wordt met de geschiedenis van de kerk,

zoals God haar geleid heeft door de eeuwen heen, in het bijzonder ook in de tijd van de reformatie. Wanneer de gedachten die aan dit rapport ten grondslag liggen zullen worden doorgevoerd in de kerk, zal de afbrokkeling van de gemeenten die reeds lang op gang is gekomen nog meer bevorderd worden. Achter dit boekje ligt ook het verlangen om te komen naar nieuwe structuren die de kerk een heel nieuw gezicht moeten geven. Maar welk gezicht zal dat zijn? Het gezicht van de Schrift? Het gezicht van de bijbelse theologie? Of het gezicht van de sociologie? Trouwens, de synode merkt zelf op:

„Velen zullen er de hun vertrouwde gedachtengangen van de belijdenisgeschriften en van de formulieren ternauwernood of zelfs helemaal niet in terugvinden. Maar bij alle nieuwe gedachten, benaderingen en voorstellen die het bevat, blijft het ons inziens niettemin in de lijn van de kerkelijke traditie, waaraan ook de Nederlandse Hervormde Kerk zoveel heeft te danken en die teruggaat op de grote reformator Johannes Calvijn." .—

Dit rapport heeft een geschiedenis. Kort na de invoering van de nieuwe kerkorde werd de vraag naar het ambt op een bepaald punt bijzonder actueel. Er waren predikanten die tot het zogenaamd „Hilversumse Convent" behoorden, die meenden dat men alleen dan in het ambt kon staan en werken als men de „wijding" tot dit ambt ontvangen had van iemand die stond in de „apostolische successie". De apostelen hadden de opdracht van Christus zelf ontvangen. En deze opdracht was doorgegeven door diegenen die de wijding in een historische opvolging van bisschoppen bezaten en dit recht om de opdracht door te geven hadden. De kerk heeft toen uitgesproken dat de belijdenis en de kerkorde van onze kerk voor deze wijdingen geen ruimte gaven. Een commissie werd ingesteld om te gaan studeren op de vragen rondom het ambt en zijn waarde en betekenis. Ondertussen waren er steeds meer en nieuwe vragen bijgekomen. Een breed rapport van de commissie onder voorzitterschap van prof. van Ruler is nooit op de tafel van de synode gekomen. Velen hebben daar hun bevreemding over uitgesproken. Dat rapport moet als uitgangspunt gehad hebben alle gegevens van de Schrift en ook als achtergrond de belijdenis onzer kerk in de belijdenisgeschriften en de betreffende formulieren. De Raad voor de zaken van Kerk en theologie heeft het echter „onder de tafel gewerkt", zoals iemand het uitdrukte. Nieuwe gedachten over de betekenis van het ambt waren opgekomen, de theologie heeft een grote concurrent in de sociologie gekregen. Vandaar dat de synode schrijft dat er andere vragen naar voren waren gekomen. Belangrijker dan de vraag naar de volgens sommigen noodzakelijk geachte „wijding" werd de vraag, of de klassieke ambten nog wel kunnen dienen om in de hedendaagse samenleving de christelijke gemeenschap te bouwen en haar dienstbaar te doen zijn aap haar opdracht in de wereld.

Is het wel waar, dat de ambten van predikant, ouderling en diaken terug zijn te voeren op de bijbelse gegevens? En als het waar mocht blijken te zijn, dat ze wel niet onschriftuurlijk zijn, maar dat met evenveel bijbels recht ook een heel ander schema van „diensten" zou zijn op te bouwen, dat veel meer aangepast is aan de huidige behoeften, waarom doen we dat dan niet?

Ds. van Zanten en ds. Landsman wijzen op hen, „die het liefst met heel de gevestigde orde in en van de kerk zouden breken en de kerk zouden willen doen opgaan in kleine, zich telkens opnieuw met het oog op bepaalde taken vormende kleine groepen". Uiteraard zouden daarin bepaalde personen tijdelijk bepaalde diensten kunnen en moeten vervullen. Maar van „ambten" zoals de Hervormde Kerk die tot nu toe heeft, zou geen sprake meer zijn.

Er is meer. Veel predikanten hebben het gevoel, dat zij voor een onmogelijke opdracht staan. Ze zijn met teveel en te uiteenlopende taken belast. Ze zouden zich liever specialiseren en in teamverband werken en dan liefst met een andere gemeentestructuur als onder- en achtergrond.

Veel ouderlingen vragen zich af, of zij in de huidige samenleving nog wel begrip kunnen vragen voor taken, die oudtijds misschien wel door „oudsten" moesten worden verricht, maar dan door „oudsten", die in de toenmalige samenleving een heel andere positie hadden dan nu. De diaken ziet zich voor soortgelijke moeilijkheden geplaatst, al wortelen die meer in een voorbijgegaan diakonaal verleden.

Dieper grijpt nog de vraag naar het gezag van het ambt en van de ambtsdrager. Met welk „recht" vindt het „ambtelijk" spreken en handelen plaats? Is er naast de horizontale lijn (het aangewezen of gekozen zijn door de gemeente) ook een verticale (de opdracht van Godswege, de roeping door Christus zelf)?

Om uit de impasse te komen, droeg de synode aan één persoon, prof. dr. H. Berkhof, op een rapport te schrijven. Tevens werd een commissie van beraad benoemd om hem daarbij te adviseren.

Tijdens de discussie op de synode waren de meeste synodeleden van oordeel, dat het aldus tot stand gekomen rapport „hoezeer het op sommige punten ook vragen opriep en tot tegenspraak prikkelde, gebleken was een uitstekend uitgangspunt voor een breed en diepgaand gesprek te zijn. Bovendien biedt het door zijn radicale en vaak originele aanpak van de problemen ook een goed uitgangspunt voor een gesprek met andere kerken, die evenzeer als de Hervormde Kerk geconfronteerd worden met de soms zeer radicale vraagstellingen, die in onze tijd aan de orde zijn." —

Uitgangspunt, maar ...

De synode heeft het rapport Berkhof tenslotte aanvaard als een uitgangspunt voor de discussie, maar... ik acht dit toch al een gevaarlijke stap die kerkontbindend zal kunnen werken. Zeker, de synode neemt dit rapport ook wel niet geheel voor haar rekening. Er is een nadere bezinning nodig en misschien wel een radicale herziening van het rapport. Prof. Berkhof omschrijft hier de ambten als „die binnen een christelijke kerkgemeenschap algemeen erkende functies die zich van haar andere functies daardoor onderscheiden, dat zij het heil van Christus representeren en vertolken, en dus doende

de kerk met gezag bij zijn genade en bedoelingen bepalen".

De wezenselementen van Calvijns ambtelijke ontwerp wil hij niet opgeven. „Wij moeten echter meer willen om twee redenen: enerzijds omdat het gereformeerde ambtenontwerp met een aantal onduidelijkheden en onevenwichtigheden behept is, die om correctie roepen. Anderzijds omdat elke tijd zijn eigen noden en behoeften meebrengt waarop de ambtelijke structuur zich door voortdurende wijzigingen moeten weten in te stellen."

De meest fundamentele zwakte van de huidige structuur noemt prof. Berkhof de onduidelijkheid van het ouderlingenambt. Prof. Berkhof acht het een inkonsekwentie, dat aan de ouderling de sacramentsbediening wordt onthouden. Hij vermoedt dat dit het gevolg is van een onbewust sacramentalisme, dat de Hervormde Kerk uit de middeleeuwen had meegenomen. Op het Nieuwe Testament rust het in elk geval niet

In onze huidige praktijk is de verambtelijking van het diakonaat te ver gegaan. Daardoor is tevens het ambt van diaken als Christus-representatie onduidelijk geworden.

Prof. Berkhof heeft er in het algemeen bezwaar tegen, om in de gemeente allerlei functies te verambtelijken (en dan nog te menen, dat ze daar „hoger" van worden). Het ambt hoeft niet alles zelf te doen. Er is allerlei te doen op het gebied van beleidvoering, organisatie en financiën, dat van geheel andere aard is dan de Christus-representatie. Dat de kerkvoogden in de kerkorde van 1951 ouderlingen werden, acht hij geen gelukkige greep. Om tot meer duidelijkheid te komen, zullen we twee vragen niet langer kunnen ontwijken.

De eerste is: zijn er in onze kerk geen functies, die ten onrechte als ambt worden voorgesteld? Prof. Berkhof denkt daarbij aan vrijgestelde secretarissen van ambtelijke vergaderingen of van synodale raden, predikanten die in dienst treden van niet-kerkelijke organisaties of leraren godsdienstonderwijs. De tweede vraag is: zijn er in onze kerft geen ambtsdragers, die niet als zodanig worden erkend maar toch metterdaad ambtelijk werk doen? Hij noemt vormingsleiders, jeugdwerkleiders, kerkelijk maatschappelijk werksters.

In onze tijd zijn volgens prof. Berkhof vier soorten ambtsdragers nodig:

1. de dienaar des Woords, aan wie de prediking, de sacramenten, de eredienst en de evangelie-verkondiging bijzonder zijn toevertrouwd; 2. de leraar, die de zorg heeft voor katechese, godsdienstonderwijs, kringen en cursussen, bijbelstudie, de vorming der gemeente;

3. de herder, die zich vooral bekommert om de relatie tussen evangelie en enkeling, om pastoraat en individuele zielzorg;

4. de diaken, die Christus representeert met de daad van barmhartigheid en het pleidooi voert voor barmhartigheid en gerechtigheid in gemeente en samenleving.

Al naar gelang van de charismata en de grootte der gemeente zullen deze ambtelijke functies over enkelen of meerderen worden verdeeld. Het hangt van de omstandigheden af, hoevelen van hen en in welke ambten vrijgestelde deskundigen zullen zijn.

Tegen de opvattingen van prof. Berkhof zijn verschillende bezwaren in te brengen. Ik heb reeds genoemd het feit dat niet de hele Schrift in acht genomen is en dat prof. Berkhof feitelijk de gegevens van het Oude Testament buiten beschouwing laat De gegevens van het Nieuwe Testament worden ook zo verwerkt dat het naar mijn mening geen recht doet aan de Schrift. Mijn plaatsruimte is op en daarom kan ik er hier niet meer van zeggen, ik heb alleen uw aandacht willen vestigen op dit boekje, omdat het zeker een belangrijke rol gaat spelen in de discussies van de toekomst op het kerkelijk erf, daar immers ook van andere kant gepoogd wordt om de structuren van de kerk geheel te wijzigen. Daarom zullen we ook met deze vragen bezig moeten zijn. En daarbij vanuit de Heilige Schrift en „in gemeenschap met de belijdenis" ons moeten bezinnen op de betekenis en de zin van het ambt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 oktober 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 oktober 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's