Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de Landstreek Efratha

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de Landstreek Efratha

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En er waren herders in diezelfde landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde. Lukas 2 : 8.

Tot wie Christus kwam

Veertig van de twee en vijftig verzen van Lukas 2 beginnen met het voegwoordje , , En". Dat zou men bij een droge geschiedschrijver, die eindeloos geschiedkundige feiten opsomt, kunnen verwachten, maar zeker niet bij een groot stylist als Lukas was. Wat is er mooier dan Lukas 1, wat is er mooier dan Lukas 2 .Wij hebben hier een stukje van wereldvermaarde geschiedschrijving en van wereldvermaarde heilsbeschrijving voor ons. Lukas 1 en 2 is het Kerstevangelie. In de landstreek van Efratha, schreef ik boven deze preek. In de velden van Efratha werd een boek over de Kerstgeschiedenis genoemd. Efratha is de oude naam voor Bethlehem, een naam waarschijnlijk van Hethietische afkomst. Daar heeft Jacob zijn vrouw verloren. De naam komt niet voor in Lukas 1 en 2, noch ook in Mattheus 1. Voor ons is de naam echter volkomen vereenzelvigd met de naam Bethlehem. Van jaar tot jaar trekt deze oude Dayidsstad, met zijn poort, met zijn bron, de stad met zijn herberg en met zijn stal de aandacht van miljoenen op de aarde. Van jaar tot jaar wordt deze oude stede bezongen door miljoenen. Zij is ons zo hef, deze oude Davidsstad. Hoewel Jeruzalem de stad des groten Konings — en dat is wel David — wordt genoemd, is toch de stad Davids: Bethlehem. Zij zijn ons zo lief de velden van Efratha, waar het eerste Kerstevangelie werd gehoord uit de mond van een engel. Zij zijn ons zo lief: de velden van Efratha, waar de menigte van het hemelse heirleger gezongen heeft.

In dit land, bij de eersten tot wie Christus gekomen is op deze aarde, willen wij ons ophouden, namelijk bij de herders. Hun heeft de beschrijving, door Augustus geboden en door Cyrenius — Quizinius — uitgevoerd, denkelijk niet van huis gevoerd, omdat zij zekerlijk thuis gehoord hebben in dit land. Mogelijk heeft het gezag Jozef en Maria als behorend tot het oude Davidische huis expresselijk met vele anderen naar Bethlehem gevoerd. Maar zij kwamen daar om* voor die tijd als vreemdeling te verkeren in dit land. Nu gaan mensen elkander ontmoeten, die voor elkander tot nu toe vreemd geweest zijn. Christus gaat Zich een gemeente vergaderen en hoe klein ook, hoe menselijk onbewust ook, trekt dit Kind mensen bijeen van geheel verschillende afkomst, van geheel verschillende staat, van geheel verschillende landstreken. Het voegwoord „En" waarmee onze tekst begint, slaat tegelijk in het Kind een accolade om Jozef en Maria met de herders. Het Kind verbindt. De herders worden de eersten van het rijk van Christus, die getrokken worden. Bij Jezus' eerste optreden op Zijn 30e levensjaar lezen wij, hoe de discipelen één voor één of twee aan twee geroepen worden. En zij volgen Hem. Na de opstanding van Jezus uit de doden verschijnt de Heere aan hen zo successievelijk. Maar hier ligt eigenlijk het begin der kerk. Wel worden in Lukas 1 de figuren uit de vóórgeschiedenis gerangschikt: Zacharias, Elisabeth, Johannes de Doper, Maria en Jozef, maar de herders worden dan toch de eerstelingen, die Christus tot Zich laat komen. De herders zijn toch de eersten die komen.

Wat is het begin alles nederig en klein. Het Kind wordt geboren in de stal, misschien wel de stal van de herberg. Een vrouw in zo hoge nood verwezen naar de plaats der dieren. Kan het vernederender, kan het harder, kan het liefdelozer? Daar wordt Hij geboren bij de dieren, men moet haast zeggen: als de dieren. Zonder enige hulp. Zonder enig hulpmiddel. Ik las dat de geboorte zo voorspoedig ging, dat Maria zelf alles bedisselen kon, maar daarvan lezen wij bescheidenlijk niets. Wel lezen wij dat het Kind in doeken gewonden wordt. Dat behoeft niet iets bijzonders te zijn, als het niet ware, dat de engel dit als een bijzonder teken, als een kenteken mededeelde aan de herders. Waar de nood tot een deugd gemaakt wordt, daar wordt een kribbe, een voerbak, tot een wiegje gemaakt, hetwelk door uitgespreid stro tot een zachte ligplaats gemaakt wordt.

Wat is het alles nederig en klein. Herders zijn de eersten die komen. Dit houdt wel een hoge traditie op: Mozes was een herder, toen hij tot een leidsman van een herdersvolk gemaakt werd. Abraham was een herder, toen tot hem de belofte kwam van de Christus, Die geboren zou worden. David was een herder, toen hij van achter 's vaders schapen geroepen werd om de voorafschaduwing van Christus' Koningschap te mogen zijn. Maar toch. wat is dit een eenvoudig volk, tot wie Jezus komt en die Hij als eerstelingen tot Zijn rijk toelaat. Laat ons daaruit troost en bemoediging vinden, dat de drempel voor niemand te hoog kan zijn, om tot Jezus te komen! Niet te nederig kan uw staat zijn, niet te simpel uw beroep zijn. Niet te sober kan uw gewaad zijn. Ook niet te vuil kan uw beroep zijn.

Van deze herders wordt doorgaans verondersteld, dat zij behoord hebben tot hen, die de vertroostingen Israëls verwacht hebben. Het kan wel zijn. Ik geloof dat ook. Zeker weten wij dit, dat zij verkorenen Gods zijn om Gods Woord te horen. Tot hen is de engel des Heeren gezonden met de volle boodschap des heils. Niet tot Herodes, niet tot de Hogepriester. Niet tot de priesters. Dat is dat wij weten. Verkoren van God!

Het tweede, wat wij weten is dat al de engelen tot hen afdalen. Die omringen niet het Kind, maar de herders. Hier zijn dan al degenen, die tot hulp uitgezonden worden dergenen, die het Koninkrijk Gods beerven zullen. Dat weten wij.

Het derde wat wij weten was, dat de

heerlijkheid des Heeren hen omscheen — in een licht zonder schaduw — dus de heerlijkheid Gods omgaf die herders. Dit is wat wij weten.

Het vierde wat wij weten is, dat dit Kind voor hen was •— en voor heel het volk. Dat is ze van boven gezegd: „Vreest niet, want ziet, ik verkondig u grote blijdschap. die al den volke wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, in de stad Davids. En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeke vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe."

Ik weet niet met hoevelen die herders geweest zijn, maar dit was de boodschap van de engel des Heeren voor één en allemaal. Voeg daar nu bij, bij deze boodschap plus het teken de zang des hemels voor dit pover gehoor en gij zult weten, dat wij hier met wel waarlijk Godvrezende mensen te doen hebben. En teken van hun Godsvrucht is de vreze, waarmede zij vreesden. Dat is toch altijd maar een bewijs, dat men met diepe eerbied voor God vervuld is, dat men met ootmoedige schroom voor God staat, die niet dan uit diep schuldbesef voortkomt en die niet dan vrucht kan wezen van de ontdekking door de Heilige Geest.

Hun wordt dan ook niet toegezegd dan de Zaligmaker, hun Zaligmaker en zaligmaken is niet dan verlossen van het hoogste kwaad en brengen tot het hoogste goed. Zij zijn dus niet dan arme zondaren, die de rechte voorwerpen zijn voor het werk van de zaligmakende Christus. Deze schroom, die door het „Vreest niet" wordt weggenomen, doet hen dan ook gaan naar Bethlehem om Jezus te zoeken, om Jezus naar het woord van de engel te vinden en om Jezus te zien.

Tenslotte de herders, die met haast gegaan waren, gingen heen en verkondigden alom, wat hun van dit Kindeke gezegd was, tot verwondering van die het hoorden, tot stille overpeinzing van Maria en zij namen de toon der engelen over, verheerlijkende en prijzende God. U ziet, dat de herders wel nederige getuigen geweest zijn van de Geborene, van de Koning Davids, maar dat zij toch alleszins de eerstelingen van de Christelijke gemeente geweest zijn, waarmee het de Heere beliefd heeft Zijn gemeente op aarde te stichten. De herders verdwijnen in de nacht, maar hun woord is gebleven, hun namen zijn bij ons niet bekend, maar bij God wel bekend en hun geloof is heerlijk bekroond met grote blijdschap. En door hen, door hen alleen, is al den volke doorgegeven de zaligheid der grote blijdschap.

Dus wordt des Heeren volk geleid, Door 't licht, dat nu ontstoken is, Tot kennis van de zaligheid, In hunne schuldvergiffenis; Die nooit in schoner glans verscheen. Dan nu, door Gods barmhartigheên, Die, met ons lot bewogen. Om ons van zond' en ongeval t' ontslaan, Een star in Jakob op doet gaan. De zon des heils doet aan de kimmen staan.

Waar Christus kwam

„De herders waren zich houdende in het veld." Wat een wonder, dat Christus gekomen is en tot hen gekomen is midden onder de arbeid. Het herder zijn was niet zo'n heel zware arbeid, maar het was een arbeid, die veel zorg met zich bracht. Zij moesten des daags met de schapen trekken om in dat dorre bergland van Judea weide te vinden. Dat waren hele tochten, die zij maken moesten van weide tot weide. Stel u de velden van Efratha niet voor als een land van begroeide hellingen en grasrijke dalen. Het woord Efrath schijnt samen te hangen met onvruchtbaarheid. Oosterse herders hadden door de arme bodem maar zeer schamele schapen, waarvan èn de wol èn het vlees maar zeer armetierig waren. Oosterse kudden moet u dan ook verre niet vergelijken met de goed vlezige en welgewolde kudden van Texel bijvoorbeeld. Dan moesten de dieren gedrenkt worden in de waterbakken, die de herders zelf vol moesten putten. Een werk voor zoveel schapen. Dan moesten de schapen op hun tijd gewassen worden in de wassteden, op hun tijd geschoren worden. Daar werden schapen verkocht, nieuwe aangekocht of aangefokt. Deze mensen moesten dus met d$ schapen de velden op, zowel in de regentijd als in de zomertijd, door sneeuw en regen. Het was een ruig leven, een werken zonder verpozing. Het was een arm leven. Schaapherders waren bij de Egyptenaren een gruwel, maar niet bij God. Zij leefden toen onder een nieuwe druk. Augustus liet de bevolking beschrijven onder Cyrenius, van Syrië. Deze moest tegelijk ook Judea meenemen. Hiertoe was eigenlijk al 27 jaar geleden besloten, maar door onlusten was daar niet van gekomen. Nu werd het volk pas goed schatplichtig gemaakt. Wij komen later in het Evangelie de tollenaars tegen. U ziet dus een arm volk in druk. De scepter is nu volkomen van tussen de voeten van Silo geweken.

En nu juist komt Christus, tot een volk onder druk gebogen, de druk der zonde, de druk van het leven en van de zorg. En Hij komt midden onder dit werk. Wij zouden daar de Sabbath voor kiezen in de tempel. Wij zouden daar een Sabbath der Sabbathen voor kiezen, wij zouden daar een Jubeljaar voor kiezen. Neen, zij waren zich houdende in het veld, midden in de arbeid. Er zijn mensen, die op de Sabbath nog geen tijd voor de religie hebben, maar er zijn er ook voor wie het altijd zondag is, die midden onder het werk door God bezocht worden, voor wie het Kerstfeest wordt, als zij zich houden in het veld. De hele hemel breekt los over schapen en herders te samen, - — Jezus komt niet ver van de velden van Efratha, in een stal, mogelijk een schaapskooi. En de eeuwige Sabbath breekt aan, die maakt het werk Sabbathswerk.

Kerstfeest, het is het feest van God drieenig midden onder de arbeid, als zij zich hielden in het veld.

Wanneer Christus kwam

En zij hielden de nachtwacht over hun kudde. De nachtwacht houden zal wel niet . gevallen zijn in de vier waken, die men onder de soldaten kende, de avond, de middernacht, het hanengekraai, de morgen. Deze mensen, al dan niet verdeeld over bepaalde tijden, waakten over de kudde. Zij met hun allen. Waren dat de samengedreven kudden van ettelijke herders, dan hadden zij goeddeels de zorg over de kudden van anderen en waren daar dus verantwoordelijk voor. Men had huurlingen, die vloden als zij de wolf zagen komen, maar een echte herder wist dat dit het pover bezit yan hun broeder en volksgenoot was. Daarom^hadden zij zorg. Waren dit de eigen bezitters van de kudden, dan waren de schapen hun eigen en dan stelden zij hun leven voor de schapen. Dan hadden zij niet alleen de vuren aan te houden om het wild gedierte af te schrikken, maar dan hadden zij ook de strijd te voeren tegen de wolf, tegen de berin, tegen gen de leeuw. U kunt dat in deze zelfde velden van Efratha van Davids leven. Herders hadden een hard leven. Nu nog werd dat verzwaard door de belastingdruk door de beschrijving van die Cyrenius, de landvoogd van het nabije Syrië, die de schroef kwam aandraaien, zodat elk, ook deze herders, de cijns moesten betalen. Gelooft vrij, dat de gesprekken onder deze herders van Efratha niet heengegaan zijn om het feit, dat Bethlehems herberg en zelfs soms een stal vol zat met vreemdelingen. De scepter is van Silo geweken. Gelooft vrij, dat hun gesprekken niet omgegaan zijn om de druk, die op de kerk kwam te drukken! Het was nacht over Israël. Hier zijn nachtwakers, die over hun kudden waakten, die ook de trouw over hun volk bewaarden en ook de , trouw over de kerk, vanuit de vreze des Heeren.

Kent u dat: een volk in druk in het donkerst van de tijden? Kent u'dat: een volk dat zelfs des nachts waakt? Wat kan het eenvoudige volk een zorg en een wacht hebben over het land en over het volk en wat kan het een zorg en een wacht hebben over de kerk. En daar is geen Helper! Ja toch. Het is de Heere Christuse Die eens kwam in het donkerst van de tijden, in de bangste zorg. Hier gloorde de hoop van de Messias, hier gloorde de hoop voor het volk Gods, voor de kerk en voor de staat. Christus is gekomen, als de trouwe Wachter Sions. Vreest niet, want zie ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal, dat u heden geboren is Christus de Heere, in de stad Davids. En dit zal u het teken zijn. De kribbe is het teken, zoals eenmaal Mozes gelegen heeft in een kistje en het werd de redding des volks. De doeken zijn de windsels, waarmee Christus gebonden werd, opdat Hij het teken zou geven, dat Zijn volk ontbonden zou worden en bekleed met de klederen des heils. Dat zouden die herders bevinden ook reeds in dit leven en straks voor eeuwig. Kerstfeest brengt uit de armoede van Christus allerlei vertroosting.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1970

Gereformeerd Weekblad | 19 Pagina's

In de Landstreek Efratha

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1970

Gereformeerd Weekblad | 19 Pagina's