Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de barmhartigheid en de rechtvaardigheid Gods, bewezen in Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de barmhartigheid en de rechtvaardigheid Gods, bewezen in Christus

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij geloven dat God, die volkomen barmhartig en rechtvaardig is, Zijn Zoon gezonden heeft, om aan te nemen de natuur, in dewelke de ongehoorzaamheid begaan was, om-in haar te voldoen en te dragen de straf der zonde door Zijn zeer bitter lijden en sterven. Zo heeft dan God Zijn rechtvaardigheid bewezen tegen Zijn Zoon, als Hij onze zonden op Hem gelegd heeft; en heeft uitgestort Zijn goedheid en barmhartigheid over ons, die schuldig en der verdoemenis waardig waren, voor ons gevende Zijn Zoon in de dood, door een zeer volkomene liefde, en Hem opwekkende tot onze rechtvaardigmaking, opdat wij door Hem zouden hebben de onsterfelijkheid en het eeuwige leven. N.G.B. art. XX.

De barmhartigheid Gods, Die Zijn Zoon gaf

In de zondeval was de mens volkomen actief. Daarin ging alles van de mens uit. God heeft de mens niet verlaten, maar de mens heeft God verlaten. De mens heeft het Woord van God verlaten en hij heeft aan het woord van satan, dat gebood wat God verbood en dat verbood wat God gebood, het oor geleend. De mens was zondaar geworden in zo'n mate, dat de mens van zijn zonde niet meer scheiden kon en tegelijk de verantwoordelijkheid van zijn zonde niet meer dragen kon. De mens kon tot God niet meer wederkeren en hij kon van de zonde en van de schuld niet meer afkomen. Zo was de mens onder gegaan in ongerechtigheid en niet in staat de straf, die eeuwig was, te dragen en tevens niet in staat onder de schuld en straf uit te komen. De mens kan zelfs niet een middel bedenken om tot God weder te keren.

Zo is hij dan in schuld en doem voor God verloren!

Maar God... Het gehele verlossingswerk is begonnen bij Hem en het vloeit uit de beide deugden Gods, namelijk Zijn barmhartigheid en Zijn rechtvaardigheid. En deze Zijn deugden zijn beide volkomen. Al Gods deugden zijn volkomen — al Zijn deugden hebben Hem bewogen om Zijn Zoon te zenden tot redding van de mens. Als de psalm zingt, dat de Heere door al Zijn deugden aangespoord, Zijn woord en trouw verheven heeft, dan verstaan wij dat al de deugden in God één zijn. Zij zijn niet van elkander te scheiden, al zijn ze wel te onderscheiden. Elke eigenschap Gods toont ons steeds dezelfde God en is aJtijd in volkomen harmonie met al de andere deugden. Nooit staat een eigenschap Gods tegenover een andere eigenschap. God is in Zijn barmhartigheid tevens rechtvaardig en Hij is in Zijn rechtvaardigheid barmhartig. Daarom zegt het twintigste artikel, dat de Heere volkomen barmhartig is en dat Hij ook volkomen rechtvaardig is. Alles in God is barmhartig, want Hij is een barmhartig God en ook alles in God is rechtvaardig, want Hij is een rechtvaardig God. Het is maar wat de Heere van Zich openbaart en wat de mens van Hem zien mag. Zo spreekt de Schrift van Zijn grote barmhartigheid en ook weer dat Zijn oordeel grondeloos is en Zijn gerechtigheid oneindig.

Nu is het bij God opgekomen om de mens, die reddeloos in schuld en vloek voor God verloren lag, te redden. Artikel XX noemt nu eerst de barmhartigheid en zegt, dat God volkomen barmhartig is. De Schrift léert ons, dat Zijn barmhartigheid roemt tegen het oordeel. Dat is toch grondeloze barmhartigheid, dat de Heere naar opstandelingen omzag, dat Hij naar reddelozen de handen uitstrekte, dat Hij schuldigen genade wilde bewijzen. Dat noemt de belijdenis volkomen barmhartigheid, omdat de Schrift dat zo noemt, omdat God dat zo noemt. De Heere is over de zondaar tot in Zijn diepste wezen met barmhartigheid bewogen.

Hij is dan ook in het zenden van Zijn Zoon volkomen rechtvaardig. Zijn rechtvaardigheid kon niet van het Woord afgaan, dat de Heere in de staat der rechtheid gesproken had, als Hij de mens afeiste volmaakte gehoorzaamheid aan het proefgebod en ook aan de eis om door de werken de zaligheid te verwerven. Hij kon van Zijn woord niet afgaan, als Hij als straf op de zonde stelde de dood. Dat eiste Zijn recht. En nu de mens gezondigd had, moest Hij dan ook aan de mens vervullen wat Hij gesproken had. Dat eiste Zijn rechtvaardigheid. Wilde nu nochtans Zijn barmhartigheid de zondaar behouden en aan Zijn recht voldaan worden. dan heeft God in Zijn onbegrijpelijke zondaarsliefde Zelf recht verschaft door Zijn eigen Zoon te zenden. De Zoon heeft Zich daartoe aangeboden in de Vrederaad, maar de Vader heeft daartoe besloten in diezelfde vrederaad.

En nu gaat Gods barmhartigheid recht verschaffen, en Gods gerê'chtigheid gaat barmhartigheid betonen in de Zoon. Nu wordt door een onbegrijpelijke barmhartigheid het onbegrijpelijke waar, dat de rechtvaardigheid Gods de redding van zondaren schenkt, maar ook eist. In Christus wordt het ten volle waar, dat God Zijn rechten op Zijn schepping en ook op Zijn schepsel, de mens, niet prijsgeeft. Gods gerechtigheid eist de mens op. In Christus kan de Vader alle barmhartigheid bewijzen aan een gevallen mens en dat met behoud van Zijn recht, en dat zonder krenking van één van Zijn deugden. Wij kunnen dit nooit verstaan. Wij kunnen dit nooit verklaren. Als Christus komt om op aarde Zijn werk te doen, dan roept de kerk vol verwondering uit: „God met God voldaan, wie zal dat verstaan? "

Het is dus de volkomen barmhartigheid en de volkomen rechtvaardigheid Gods, die Hem Zijn Zoon deed zenden. „Om aan te nemen de natuur in dewelke de ongehoorzaamheid begaan was, om in haar te voldoen en te dragen de straf der zonden door Zijn bitter lijden en sterven." In het vorige artikel hoorden wij van de vereniging van Jezus' beide naturen in één Persoon. Hier staat dat Hij aannam de natuur, waarin de zonde begaan was, dat is onze natuur, onze menselijke natuur. Die heeft Christus aangenomen, maar de tekst zegt ook dat Hij daartoe van God gezonden was. Gezonden om aan te nemen. Heel de menswording van Christus en het offer van Christus was Zijn daad, maar ook evenzeer een daad van God de Vader. Ik las dat de Vader hierin Zijn Zoon offerde. Hier doet Hij, wat Abraham niet heeft hoeven doen. Hier doet Hij, wat Abraham zegt: „De

Heere zal Zichzelf een Lam ten brandoffer voorzien."

Christus komt in menselijk vlees om dan in onze natuur te voldoen en de straf te lijden. En alweer: Daartoe was Hij van de Vader gezonden. Daartoe is Hij gekomen en daarheen wordt Hij gedreven, daartoe wordt Hij zelfs geperst, totdat het alles zou zijn volbracht. Ziet dan hier de Gezondene des Vaders, waarin de volkomen barmhartigheid en de volkomen rechtvaardigheid heerlijk schitteren.

De gerechtigheid Gods, die op Hem zonden en straf legde

, , Zo heeft dan God Zijn rechtvaardigheid bewezen tegen Zijn Zoon als Hij onze zonden op Hem gelegd heeft." Wat is de belijdenis toch door en door bijbels. Hier hebt ge ten volle het woord der Schrift: , , Want dien die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem" (2 Cor. 5 : 21).

God heeft Zijn rechtvaardigheid bewezen tegen Zijn Zoon. De volle rechtvaardigheid Gods tegen de zonde is geopenbaard in Christus. „Eerder heeft de Heere de zonde aan Zijn eigen Kind Jezus willen straffen, dan dat Hij de zonde ongestraft wilde laten." De ganse rechtvaardigheid Gods heeft zich tegen de Heere Jezus gekeerd. Zo zeer haatte God de zonde. Zo zeer eiste Zijn gerechtigheid voldoening. Wie weten wil, wat Gods heiligheid en wat Gods gerechtigheid is, die moet zich wenden naar heel het leven van de Heere Jezus van Zijn kribbe tot Zijn kruis. Inzonderheid in Gethsemané, op Gabbatha, op Golgotha heeft de Vader Zijn gerechtigheid geopenbaard over Zijn Zoon, aan Zijn Zoon. Nooit kan een mens die volle gerechtigheid zien, peilen, gevoelen. Dat heeft Jezus alleen gedaan op een steenworp afstands van de discipelen in Gethsemané en als zij van verre stonden op Golgotha. Hij heeft de pers alleen getreden en er was niemand v.an de volkeren met Hem. „God heeft Zijn rechtvaardigheid bewezen tegen Zijn Zoon, als Hij onze zonden op Hem gelegd heeft." Als een zondaar ontdekt wordt aan zijn zonden, dan ziet hij het zondige van de zonde en het strafwaardige van de zonde, maar nooit zo in zijn volheid, zoals de Borg het alleen gekend heeft. En als in de rampzaligheid een zondaar zelf de last van de toorn Gods over de zonde dragen moet, dan is dat voor hem een niet te dragen last, dus een eeuwig niet bestaan voor God, een eeuwig wegzinken. Maar Christus heeft de last ten volle en welbewust gèdragen en doordragen. Onze zonden op Hem!

Onze zonden, dat is niet slechts de straf der zonde, ook niet slechts de vloek der zonde, maar dat is de zonde zelf, die de oorzaak is van de vloek en van de straf. Het staat er ook in het meervoud: onze zonden, de totaliteit van de zonden, al de zonden te zamen van de ganse uitverkoren kerk, van alle ware Christgelovigen. Ons artikel begint dan ook met de woorden: „Wij geloven". Hier is het geloof aan het woord. En als dat geloof spreekt van onze zonden, dan weet het zeer wel, dat op Christus ^gelegd zijn door de Vader al de zonden van al diegenen, wier zonden Christus zou dragen èn naar Zijn algemene genade èn naar Zijn bijzondere genade. Onze zonden, laten wij het maar overlaten aan Hem, Die de zonden op Jezus gelegd heeft. Hij heeft het wel goed gedaan. Jezus droeg wel genoeg. En de Heilige Geest zal er wel al de troost van geven, die nodig is en waar die nodig is.

Onze zonden op Hem gelegd, dat is dan met al de vloek en ook met al de straf, die de zonde met zich bracht. God heeft Zijn rechtvaardigheid bewézen tegen Zijn Zoon. Daar zal in hemel en op aarde niemand meer iets kunnen eisen van iemand, voor wie Jezus de zonden droeg, zo min als er ook iemand in hemel en op aarde meer iets van Jezus te vorderen zal hebben. Door Zijn zeer bitter lijden en sterven heeft Hij voor voldoening gezorgd voor de Vader, heeft Hij voor verzoening gezorgd voor al de Zijnen. Hij is een Borg, die niet de helft betaald heeft, die niet driekwart betaald heeft, maar die alles volkomen betaald heeft. Hij heeft het rantsoen betaald. Maar daarover in artikel XXI. Laat ons nu van die barmhartigheid, gepaard met gerechtigheid, zingen uit Psalm 85 : 4:

Dan wordt gena van waarheid blij ontmoet; De vrede met een kus van 't recht gegroet; Dan spruit de trouw uit d' aarde blij omhoog; Gerechtigheid ziet neer van 's hemels boog. Dan zal de HEER' ons 't goede weer doen zien; Dan zal ons 't land zijn volle garven biên; Gerechtigheid gaat voor Zijn aangezicht. Hij zet z' alom, waar Hij Zijn treden richt.

De goedheid en de volkomen liefde Gods, die Hij in Christus over ons uitstortte

Het ging in de voorgaande stukken van dit artikel over de barmhartigheid en de rechtvaardigheid in Christus bewezen. Nu keert ons artikel weer tot het eerste stuk, nl. de barmhartigheid terug, en dan roemt het artikel die barmhartigheid zo hoog, dat het aan één woord niet genoeg heeft. Het versterkt dit woord met de woorden: Zijn goedheid en een zeer volkomene liefde.

Ziet daar: Zijn barmhartigheid, Zijn goedheid, Zijn zeer volkomene liefde.

Dat is God voor een zondaar in Christus. O onpeilbare barmhartigheid, o onmetelijke goedheid, o allesoverklimmende liefde. Dat had God om zondaars te redden. Dat bewees God in het zenden van Zijn Zoon. Dat schonk God in Christus aan zondaren. Dat zal Hij niet geven, dat heeft Hij gegeven. En voor wie dan toch wel? Voor welke zondaars dan toch wel? Onze tekst zegt het: over ons, die schuldig en der verdoemenis waardig waren. En dan ten tweede zegt de tekst: voor ons Zijn Zoon gevende in de dood. Als iemand gelovig leert mijnen de schuld en de doem, die op de schuld lag, de ver-doeme-nis; en als iemand gelovig leert mijnen:

Hij voor ons gegeven in de dood. dan is hij begrepen in dat ons. Alleen het geloof begrijpt u in dat ons. Alleen het geloof geeft u deel aan Christus, nadat het geloof u ontdekte aan de zonde.

In het geloof wordt — zo zegt weer de tekst — de goedheid, de barmhartigheid, de zeer volkomen liefde uitgestort in Christus. Uitgestort. Dan is God niet een karig God. Hij past Christus' weldaden toe aan de harten en Hij doet dat zo mild, dat Hij ze uitstort. Al de deugden Gods komen in Christus over een zondaar. En ook al de gaven van Christus.

Drie noemt artikel XX er op, namelijk, dat de Vader „Hem opwekte tot onze rechtvaardigmaking, opdat wij door Hem zouden hebben de onsterfelijkheid en het eeuwige leven". Rechtvaardigmaking, onsterfelijkheid, eeuwig leven. Dat zijn de weldaden, die God aan een zondaar schenkt om Christus' wil. Hij wekte Jezus op — Hij wekt ook de Zijnen op uit de doden. Hij gaf Jezus een onvergankelijk leven — Hij geeft ook de Zijnen een onsterfelijk lichaam straks bij de opstanding — Hij schenkt Jezus het eeuwig leven, want Hij is de eeuwig levende en in Hem ontvangen de Zijnen het eeuwige leven uit kracht van de wedergeboorte.

9 Dit schone stuk, artikel XX, is op het kasteel te Doornik met het hele boekje van De Brés plus diens beeltenis verbrand. Men zal zelden zo iets schoons, zo iets goeds verbrand hebben. Niet minder dan het document van de barmhartigheid Gods. Niet minder dan het geloof in Christus. Ach arme, wat zouden zij thans wensen dit velletje papier nog één keer te kunnen lezen. Maar zulke lectuur zal de plaats van de smart niet bieden. Verbrandt u dat misschien ook? Wat doen degenen, die deze leer verachten anders? Wat doen degenen, die in de kerk dit zo haast mogelijk vergeten? Komt, lezers, klimt toch in uw ziel eens op tot dit heerlijk en troostrijk geloof. Leert dan geloven, dat de zonde uwe is. Leert dan geloven, dat de zonde doemwaardig maakt. Leert dan te haken naar de barmhartigheid Gods en naar de gerechtigheid Gods. Ziet naar die zendende Vader, die Zijn Zoon zond in uw natuur. Om in haar te voldoen. Beschouwt veel Zijn zeer bitter lijden en vraagt u veel af, waarom en om wiens wil dit geschied is. Ziet eens of daar niet Gods rechtvaardigheid in bewezen is. Als u dat gaat zien, dat aan Hem Góds recht bewezen is, merkt dan eens op of niet de volle mate der barmhartigheid op u aanstroomt! En ge gaat gewisselijk zien de liefde Gods, de goedheid Gods en de barmhartigheid Gods voor u.

Ik moge eindigen met een woord van de vermaarde Goesse predikant Ds. Witsius: „Welkom Christus Jezus. U erkennen wij. U dienen wij. Tot U nemen wij onze toevlucht. Uit Uw hand alleen verwachten wij de zaligheid. Dit is de som van ons geloof, van onze hoop, van onze wens."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Van de barmhartigheid en de rechtvaardigheid Gods, bewezen in Christus

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's