Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de voldoening van Christus, onze enige Hogepriester, voor ons

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de voldoening van Christus, onze enige Hogepriester, voor ons

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij geloven, dat Jezus Christus een eeuwige Hogepriester is met ede, naar de ordening van Melchizedek, Ps. 100: 4, en heeft Zichzelf in onze naam voor Zijn Vader gesteld, om Zijn toorn te stillen met volle genoegdoening, Zichzelf opofferende aan het hout des kruises, en vergietende Zijn dierbaar bloed, tot reiniging onzer zonden, gelijk de profeten hadden voorzegd. Want daar is geschreven: „Dat de straf op de Zone Gods gelegd is, opdat wij vrede hadden, en dat Hij ter slachting geleid is als een lam; met de misdadigers gerekend", Jes. 53:5, 7, 12; en als een kwaaddoener veroordeeld door Pontius Pilatus, hoewel hij Hem onschuldig verklaard had. „Zo heeft Hij dan betaald, dat Hij niet geroofd had, Ps. 69 : 5; en heeft geleden, Hij rechtvaardig voor de onrecht- •X«; > ? /a: Cn", 1 Petrus 3 : 18; en dat zowel in zijn lichaam als in zijn ziel, gevoelende de schrikkelijke straf die onze zonden verdiend hadden, zodat zijn zweet werd gelijk druppelen bloeds, op de aarde aflopende. Hij heeft geroepen: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? " Matth. 27:46. En heeft zulks alles geleden tot vergeving onzer zonden. Daarom zeggen wij wel terecht met Paulus: „Dat wij niet anders weten dan Christus, en die gekruist; 1 Cor. 2 : 2; wij achten het al voor drek, om de uitnemendheid der kennis van onze Heere Jezus Christus", Fil. 3 : 8; wij vinden allerlei vertroosting in zijn wonden, en hebben niet van node enig ander middel te zoeken of te versieren, om ons met God te verzoenen, dan alleen „deze énige offerande, eenmaal geschied, door welke de gelovigen in eeuwigheid volmaakt worden", Hebr. 10: 14. Dit is de oorzaak waarom Hij door de Engel Gods genaamd is Jezus, dat is Zaligmaker, „overmits Hij zijn volk verlossen zou van hun zonden", Matth. 1 : 21, Luk. 1 t 31.

N.G.B. art. XXI.

Christus onze enige Hogepriester

Denkelijk heeft Guido de Brés dit 21e artikel van Calvijn overgenomen, omdat men het bijna woordelijk bij Calvijn zo aantreft. Het is er ons niet minder om. Wij vinden vaak, dat de vaderen op elkanders gezegden en geschriften terugvallen. Reden genoeg voor ons om hetzelfde te doen. Het geeft ons dan ook vrijmoedigheid, om zo dicht mogelijk bij de Heilige Schrift en bij de uitspraken van de vaderen blijvend, allerlei critiek, die ons werk treft, doorgaans gevoegelijk naast ons neer te leggen, alsmede de vervloekingen, waarmede men ons meent te moeten treffen.

Over het priesterlijk ambt van Christus handelen de artikelen 21 en 26.

In het Oude Testament plaatste de Heere de profeet, zowel als de priester en de koning, tussen Zich en het volk. Zij waren als zodanig typen van Christus, Die op een geheel enige wijze als Profeet- Priester-Koning tussen God en het volk zou staan. De Reformatie bouwde dit uit tot de leer van het drievoudig ambt van Christus en sprak dan van Christus als onze hoogste Profeet, als onze" enige Hogepriester en als onze eeuwige Koning. Daarmee worden onder de hoogste Profeet ook bij wijze van spreken lagere profeten gekend — maar slechts één Hogepriester — en dan onder de eeuwige Koning ook tijdelijke koningen. De voorafschaduwende profeten vonden hun vervulling in de allerhoogste Profeet: Christus. De voorlopende koningen vonden hun vervulling in de eeuwige Koning: Christus. De voorgaande priesters zagen ook op Christus, maar anders. Deze Hogepriester was de énige en wel uit een geheel andere orde en uit een ander geslacht. Niet uit het geslacht van Levi, maar uit dat van Juda. Niet naar de ordening van Aaron, maar naar de ordening van Melchizedek.

Melchizedek is de priester-koning geweest, die Abraham aantrof in het land, dat God hem wijzen zou. Deze ging de vader der gelovigen tegemoet, als hij wederkeerde van het slaan der koningen, welke Abraham zegende. Aan Melchizedek gaf Abraham tienden van al de buit. Deze Melchizedek was de legendarische figuur, die te midden van die Kanaanietische volken nog een priester-koning was van de allerhoogste God, merkwaardigerwijs nog in Jebus, dat is het latere Jeruzalem. Deze nu werd genoemd de koning der gerechtigheid, daarna ook een koning van Salem, dat is een koning des vredes. Dan ook was Melchizedek zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch begin der dagen noch einde des levens hebbende; maar de Zoon Gods gelijk geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid, Hebr. 7 : 1 —3.

Wij moeten dit niet verstaan, alsof Melchizedek geen vader, geen moeder, geen begin des levens en ook geen einde des levens gehad zou hebben, maar dat de Schrift die ons niet vermeldt, noch ook zijn geslachtsrekening. Wij weten niets van hem af, dan alleen dat wij hier nog te midden van de heidense Kanaanieten iemand aantreffen, die als uit het oude geslacht was der vromen, die de allerhoogste God diende. Hij was zelfs Zijn priester en ook Zijn koning. Als zodanig is hij een uitnemend type van Christus en als zodanig beschrijft Hebreën 7 hem ons. En nu recht schoon: De Heere Jezus als hij, maar meer dan hij, is de Koning der gerechtigheid. Dit betekent het woord „Melchizedek". De Heere Jezus is als hij de Koning van Salem, dit is Jeruzalem, de stad des groten Konings. En de Heere Jezus is dan ook de Koning des vredes.

En ook Hij is zonder vader naar Zijn mensheid, zonder moeder naar Zijn Godheid, zonder geslachtsrekening, hebbende geen voorouders naar Zijn Godheid, dan Zijn eeuwige Vader alleen, hebbende geen nageslacht naar Zijn mensheid. En naar Zijn Godheid had de Heere Jezus geen begin der dagen en ook geen einde des levens. Van de Heere Jezus zegt Zacharia 6: 13: „En Hij zal zitten en heersen op Zijn troon. En Hij zal priester zijn op Zijn troon." Ziet, daar hebt ge dan als Melchizedek de Priester-Koning. Was Melchizedek priester van het begin tot het einde, dat is ook de Heere Jezus. Hij is Priester tot in eeuwigheid alzo Hij altijd leeft om voor ons te bidden. Daarom heeft Hij ook geen opvolgers, en is de Hogepriesterlijke waardigheid na Christus' offer te loor gegaan. Zoals Melchizedek de vader der gelovigen zegende, zo zegent ook Jezus Abraham en al zijn zaad. Zoals Abraham de tienden van de buit aan Melchizedek gaf uit eer en achting voor deze priester des allerhoogsten Gods, zo zal Jezus ook ontvangen als de grote en eeuwige Hogepriester al de dank en al de lof als offers van geheel Abrahams nageslacht. Nu was Melchizedek naar Psalm 110 : 4 tot het priesterschap geordend, niet door

een zalving van zijn voorganger, maar door de eedzwering van de Heere. Zo ook is naar die 110e Psalm de Heere Christus niet naar de ordening van Aaron, want dat was een van vader op zoon altijd overgaand en dus een vergankelijk priesterdom, maar naar die eenmalige en eindeloze priesterdienst van Melchizedek door de eed des Vaders tot dat enig Hogepriesterlijke ambt verordineerd. Zo heeft de Vader tot Christus gesproken: „Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek." Naar Hebreën 7:21 heeft de Vader dat met eedzwering gedaan: „de Heere heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen." Naen, het heeft de Heere niet berouwd, want aan het eind van Zijn hogepriesterlijke werk op Golgotha heeft Hij naar waarheid gesproken: „Het is volbracht." En daarna is Hij ingegaan in het binnenste voorhangsel, waar Hij Zijn werk voortzet, alzo Hij daar altijd leeft om voor ons te bidden. Hij heeft Zichzelf in onze naam voor Zijn Vader gesteld van Zijn kribbe tot Zijn kruis, maar inzonderheid in Gethsemané, op Gabbatha, op Golgotha, om Zijn toorn te stillen met volle genoegdoening, Zichzelf opofferende aan het hout des kruises, en vergietende Zijn dierbaar bloed tot reiniging onzer zonden, gelijk de profeten hadden voorzegd.

Ziet daar dan Christus werkzaam als onze énige Hogepriester.

Hoe Hij geleden heeft naar de Schriften

De Heere Jezus is dan gaan staan tussen God en het volk, tussen een strafeisend God en een strafwaardig volk. Hij heeft Zich „in onze naam" voor Zijn Vader gesteld en is daar als Borg als een schuldige zondaar gaan staan en dat niet slechts met de schuld van een enkeling op Zich, maar met de schuld van al Zijn volk. In onze naam! En Hij heeft de toorn Gods over onze zonden gestild met volle genoegdoening. Met zo volle genoegdoening, dat de Vader van de ganse kerk niets meer te eisen, niets meer te straffen had. Met zo volle genoegdoening, dat de Vader aan allen, die door Hem tot God gaan, alleen maar vergeving en vrede in hun geweten kon geven.

Noemt dat vrijelijk dierbaar bloed, wat die prijs heeft uitgemaakt, ja dierbaar bloed. Dat is een bijbelse uitdrukking. Dat bloed is dierbaar bij God. Het is ook dierbaar bij Gods volk. Duur en geliefd, dat is dierbaar. Neemt u dit woord maar gerust in de stichtelijke zin!

De voldoening (alweer zo'n prachtig bijbels woord!) is dan ook door de profeten voorzegd. Want er is geschreven: en dan volgen enkele teksten uit Jesaja 53, het Hogepriesterlijke hoofdstuk uit het Oude Testament, de evenknie, maar dan vanuit de kerk gezien en gesproken, van Johannes 17. Plaatst met de belijdenis Jesaja 53 achter Johannes 17 en ge hebt een kostelijk Amen der kerk op het hogepriesterlijke gebed van de Heere Jezus. Hier is dan: „de straf, die ons de vrede aanbrengt." ..Zijn striemen, die ons genezing geworden zijn." „Het lam. dat ter slachting geleid is." „En Hij is met de misdadigen gerekend."

Met nadruk vermeldt de belijdenis, dat Hij als een boosdoener veroordeeld werd door Pontius Pilatus, hoewel die Hem herhaaldelijk onschuldig verklaard had. De Schrift laat naast het getuigenis van de rechter ook de getuigenissen horen van Pilatus' vrouw, van de hoofdman, van de soldaten, opdat duidelijk zij "aan ieder: „Hij onschuldig voor onschuldigen!" Hijheeft wedergegeven, wat Hij niet geroofd had.

Pilatus was uit een adellijk geslacht in het Romeinse rijk. Zijn naam was Pontius. Pilatus was denkelijk een Romeinse leger-rangnaam en betekent zoiets als werpspiesdrager. Door keizer Tiberius is hij tot landvoogd over Juda en Syrië geworden. Wij kunnen daardoor mede de juiste tijd bepalen van het offer van de enige Hogepriester, een zaak, die nogal van belang was, omdat dit de enige en grote verzoendag der kerk was, die het Jubeljaar, het jaar van het welbehagen Gods inluidde over de kerk. Hier mag de kerk zingen: „Laat ons verheugd, van zorg ontslagen, Hem roemen, die ons blijdschap geeft." Christus is niet in de verwarring van een oproer gestorven, maar op de wel daartoe van de Vader verordineerde tijd. En elk, die door het geloof op Hem mag«zien, is deze dag geworden de blijde Heildag, de dag der dagen.

Hij heeft alles geleden, wat Zijn volk in tijd en eeuwigheid had moeten lijden. Die schrikkelijke straf, die onze zonden verdiend hadden, heeft Hij geleden. Druppelen zweet — als bloed — heeft Hij gezweten, zulke zware druppels, dat zij ter aarde afliepen. U weet, dat iemand, als hij onder zware spanning een zwaar werk moet doen, en vooral als daarbij te pas komt zielespanning, geestelijke inspanning, zwaar transpireert. Welnu, dat heeft die getrouwe Borg gedaan, als Hij aan de Vader borgtocht betaalde en aan Zijn kerk het rantsoen (de losprijs) uitbetaalde, opdat die kerk met dat bloed en zweet en met de tranen van hun dierbare Borg tot God zou kunnen gaan. God krijgt in die bloedprijs wat in handen, namelijk voldoening, en de kerk krijgt wat in handen, namelijk het rantsoen voor velen, om met dat bloed tot God te gaan.

Hij heeft geroepen: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? " Welnu, en dit alles en dit alleen is tot vergeving van onze zonden.

Een stroom van ongerechtigheden Had d' overhand op mij; Maar ons weerspannig overtreden Verzoent en zuivert Gij. Welzalig, die Gij hebt verkoren. Die G' uit al 't aards gedruis Doet naad'ren, en Uw heilstem horen, Ja wonen in Uw huis.

O onze God! o vast vertrouwen Van 't allerverste land, Op wie al 's aardrijks einden bouwen, En 't wijdstgelegen strand. Gij, die de hemelhoge bergen Doet pal staan door Uw kracht. Zodat zij vloed en stormen tergen. Gij zijt omgord met macht.

Wij weten niets dan Christus en die gekruisigd

„Daarom zeggen wij terecht met Paulus, dat wij niet anders weten, dan Christus en die gekruisigd." U weet dat dit een bekend en gaarne geciteerd woord is van predikers van het Evangelie. Ik moet u doen opmerken, dat de belijdenis deze woorden legt in de mond van de kerk, dat is van levende predikers en van levende gemeenteleden. Vooreerst dit: Vele predikers prediken met al niet de voldoening door Christus. Zij prediken hoogstens een revolutionaire Jezus, een sociale Jezus, een voorbeeldige Jezus, een helpende Jezus. Maar dit is de Christus van de kerk: de betalende Borg voor een schuldig volk en dat is ook de Christus van de bijbel. Het is een hoog voorrecht Christus zo te mogen leren zien en het is een ander voorrecht Hem zo te mogen prediken. En zo is het ook voor de gemeenteleden: een voorrecht Hem zo te mogen zien en belijden. Dan weet ook gij niet anders dan Christus en die gekruisigd.

Dan gaan wij inderdaad alle dingen drek achten, vergeleken bij Christus. Drek de wereld, drek een godsdienst buiten Hem, drek onze gerechtigheid, drek onze vroomheid. Drek vergeleken met de uitnemendheid van de kennis van onze Heere Jezus Christus.

Hoe zal ik u de uitnemendheid van die kennis van Christus tekenen? Hij is de schoonste van de mensenkinderen. Hij is blank en rood en schoon aan Zijn gewaad. Hij is schoner dan al wat men aan de hemel en op de aarde zien kan: de blinkende morgenster. Hij is zoals wanneer de zon schijnt in haar kracht. Hij is de Vorst van het heir des hemels. Hij is de Zoon, Hij is de erfgenaam, Hij is het evenbeeld des Vaders, in Welke Hij al Zijn welbehagen heeft. Zijn naam is Jezus — Die Zijn volk zalig maakt van hun zonden.

In Zijn wonden vinden wij allerlei vertroosting. Daarin is troost in zieke dagen, als de koorts woedt in onze leden, als de pijnen snerpen door onze ledematen, als ons hart onregelmatig klopt en telkens zijn arbeid schijnt te willen staken, als benauwdheid onze luchtwegen en onze longen toesnoert. Dan is daar troost en lafenis van pijn bij Hem te bekomen. Als wij een hinderlijk gebrek of een moeilijke kwaal met ons omdragen, zodat wij jaar en dag met een stok moeten gaan, in een wagentje gereden moeten worden, aan huis en bed gebonden moeten zijn of in een ziekenhuis of verpleeginrichting moeten worden verpleegd, dan is daar troost en lafenis te bekomen bij Hem. Of als de ure, de laatste ure van ons leven genaakt, zodat wij begrijpen gaan: dat duurt nog maar enkele maanden, dat duurt nog maar enkele weken, of enkele dagen, of zelfs maar enige uren meer, dan is daar troost te bekomen in Zijn wonden. Let daar wel

op, dan moet gij tot Hem kunnen gaan als tot uw Borg, als tot Hem. die voor u voldoening heeft gebracht. Dat zult gij niet kunnen, als gij niet het rantsoen van Hem hebt bekomen, als in uw hand.

„Wij hebben niet van node enig ander middel te zoeken of uit te denken, om ons met God te verzoenen, dan alleen deze enige offerande, eenmaal geschied."

En wat achten velen het toch nodig, om wel een ander middel te zoeken. Als zij al een middel zoeken, want zeer vele mensen denken aan heel hun verzoening niet. Anderen denken: God heeft Zijn voldoening in Christus, wat deert mij nog en zij denken nooit er eens aan, om ook zelf het rantsoen te bekomen. Onthoudt het voor altijd, dat Gods voldoening en ons rantsoen, onze losprijs, met elkander moeten corresponderen. Bij het offer ontving God de voldoening en werd van het bloed ook aan de duim. de teen. het oorlapje van de offeraar gestreken.

Wat zoudt ge toch buiten Jezus, in de plaats van Jezus zoeken? Uw gebeden, met al de gebrekkelijkheid, met al de zondigheid van die? Of mogelijk uw offers, maar die nooit enige zedelijke schuld afdoen? Of denkelijk uw vroomheid, uw wetsbetrachting, uw rechtzinnigheid, uw kerkelijk leven, uw vriendenkring, uw goede gezindheid jegens predikers of jegens rechte christenen? Niets van dat al. Niemand dan Jezus alleen.

Het is ook niet nódig, om enig middel te zoeken. Dat middel is er, het is voldoende en... het is te bekomen! Voor schuldige zondaars.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 november 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Van de voldoening van Christus, onze enige Hogepriester, voor ons

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 november 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's