Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leven in het Verbond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leven in het Verbond

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

Deze keer wil ik het hebben over het leven met God in het verbond.

Dit leven is een aparte zegen uit het verbond der genade. Het verdient zeer onze aandacht en Gods kinderen — dacht ik — hebben er naar te staan. Hoe zeer worden immers Gods trouw en genade daarin verheerlijkt en wordt ons leven daardoor verrijkt. De God van het verbond heeft zijn zegeningen in Christus niet bereid, opdat ze onaangeroerd zouden blijven liggen. Hij wil dat zijn volk er gebruik van maakt. Laat ons daarom elkaar opwekken de Heere te zoeken en op zijn leerschool zijn onderwijs te begeren, want daar wordt het heilgeheim aan zijn vrienden naar zijn vreêverbond getoond.

Er ligt zo'n schat van vertroosting en vrede in dit leven met God in het verbond, dat ieder, die dat mist, wel jaloers moet zijn op hen, die leven mogen in verbondsomgang met hun God in Christus. Het is een aanhankelijk en afhankelijk leven; daarom een leven, waarin we veel terechtwijzingen ontvangen om ons aan de Heere over te geven en op Hem te vertrouwen. Het is ook een leven, waarin we steeds meer zelfkennis opdoen, waardoor we meer inzicht krijgen in de verborgen arglistigheden van het menselijk hart, met name van óns hart, en waardoor we meer verootmoedigd worden. •— Tenslotte: Is God het niet waard, dat Hij gekend en gevreesd wordt met kinderlijke vrees al de dagen van ons leven? Hebben we dan Hem niet te zoeken opdat wij Hem kennen mogen in zijn wegen?

Maar, zegt u, alles wat tot zaligheid is daalt toch af uit het verbond Gods. —

Ongetwijfeld. Zelfs de eerste ritseling van het leven is weldaad van het verbond. Er is geen wederbarende bediening van de Heilige Geest dan als zegen van het genadeverbond. Ja, ook een eerste kneep in het geweten.

Maar léven uit het verbond en in verbondsomgang met God wordt voor ons hart ontsloten alleen in het toegepaste zoenoffer van Christus. Buiten de kennis van Christus kan niet in het verbond omgang met God zijn. Hoe zou het ook, waar God buiten Christus een verterend vuur is voor de zondaar. Dat is trouwens voor ieder, die aanvankelijk getrokken werd, al direkt duidelijk. Want zijn ziel kan immers alleen dan adem krijgen, als hij op Christus mag zien en geloof oefenen op zijn verdiensten.

Maar verbondsleven in omgang met onze God des verbonds gaat voor ons open, als we met God verzoend worden door het geloof in het bloed van Christus. Als we ons hebben mogen overgeven aan de Zoon, ja door Hem genomen zijn in zijn liefde, en de stem van de eeuwige Vader ruist door ons hart. Ja, als de Geest getuigt in het hart en met onze geest.

Als het bloed van Christus werd gesprengd op ons hart en de verloren en goddeloze zondaar thuiskomst ontving bij God in de aanneming door Hem tot kind en ons geweten ons vrijspreekt door de Geest der vertroosting, is de verbondsverhouding weer hersteld. Dat schenkt machtige voorrechten maar ook grote verplichtingen. De voorrechten liggen in het verbond: Ik God ben eeuwig üw God; onze verplichtingen zijn om onze God zo te erkennen, ons daaraan te houden en daaruit te leven: Hem alzo houdend, erkennend en belijdend wat Hij werkelijk is en zijn wil.

In Gen. 15, waar beschreven wordt, dat God een verbond maakte met Abram, vinden we een duidelijk antwoord op de vraag, waarin God zijn verbond openbaart en wanneer Hij het verklaart.

Laat ons het een en ander eens nagaan. God had zijn knecht Abram bij vernieuwing zijn belofte gegeven, dat hij een zoon zou ontvangen. Toen twijfel en ongeloof hem besprongen had de Heere hem naar buiten geleid de oosterse nacht in en zijn blik op de hemel gericht met de woorden: tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; — zo zal uw zaad zijn.

Toen was Abram verootmoedigd vanwege zijn twijfel aan de belofte Gods. Hij was in eigen oog niets meer dan de goddeloze. Hij had getwijfeld; hij kon niets anders doen dan God voor een leugenaar wegzetten. Zo zonk hij als de goddeloze machteloos neer op het Woord van zijn God. „En hij geloofde in de HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid."

Weer was daarop de HEERE tot Abram gekomen met een belofte, n.1. dat zijn zaad Kanaan erfelijk zou bezitten. Abram heeft niets van zichzelf, geen kruimel geloof zelfs. — We hebben geen reserve van gisteren voor vandaag, maar hebben steeds nieuwe bediening nodig.

Zo vroeg Abram om een teken.

God weet dat we stof zijn en verwacht daarom van ons niets dan dat we Hem zullen erkennen als die God. die uit de dood het leven voortbrengt. Daartoe maakte God een verbond met Abram.

Dat verbond heeft God aan Abram geopenbaard op een zeer bijzondere wijze.

Een volledige verklaring van dit gebeuren geef ik nu niet. Slechts dat wat we thans voor ons onderwerp nodig hebben noem ik. Toen Abram Gods bevel had uitgevoerd lagen er drie gedeelde offerdieren, een driejarige vaars, een driejarige geit en een driejarige ram. Dus drie paren halve offerdieren achter elkaar; drie rijen met een loopgang tussen de stukken door. Daarbij de ene rij aangevuld met een tortelduif, de andere rij met een jonge duif. In 't geheel vier paren dus.

Zonder het Woord blijft alles duister. Maar het Woord Gods kwam er dan ook bij: de openbaring, dat het zaad van Abram vierhonderd jaar in de slavernij zou worden verdrukt. Het vierde geslacht zou daarna uittrekken met grote have (vrs. 13, 14).

Door het Woord gaan die verbloedende offerdieren voor ons spreken. Hier wordt ons voorgesteld de weg van bloed en dood. Van die geslachte dieren was om zo te zeggen niets te verwachten. Ze verbloeden; ze liggen in stukken.

Niet anders zou het gaan met het geslacht van Abram. Door lijden en dood tot heerlijkheid. Zo zou worden vervuld: In u zullen alle geslachten der aarde gezegend worden.

In deze kruisweg stelde en bevestigde God zijn verbond. De roofvogels kwamen om de weerloze gedeelde stukken van het gepijnigde zaad van Abram te verscheuren. Maar Abram joeg ze weg. — Door de dood zou het gaan tot het leven.

Het volk Israël zou ook in zijn geheel type zijn van zijn grote Zoon, de Christus. Het zou in zich de belofte van Christus dragen. Daarom ontving alles wat Israël gold pas in Christus zijn vervulling. Israël — de knecht des HEEREN, de zoon, die uit Egypte geroepen zou worden. Doch absoluut vervuld in Jezus Christus, dè Zoon Gods, dè Knecht des HEEREN. Zo spreken deze offerdieren, die later in de priesterlijke wetten ook een grote rol gaan spelen, van het kruis van Christus: als zijn ziel zich tot een schuldoffer zal gesteld hebben, zo zal Hij zaad zien. Door de dood tot het leven, door kruis tot kroon.

God zag door de offerdieren, die Hij Abram liet slachten en delen, op zijn enige Zoon, het uiteindelijk Zaad van Abram, zijn Knecht, het Lam, uit welks verbloeden het leven zou worden bereid. „God heeft Hem krank gemaakt; Hij heeft Hem verbrijzeld." De duif, enerzijds beeld van armoede en nederigheid, anderzijds symbool van de Heilige Geest en het leven, werd niet gedeeld. — Uit de dood breekt het Leven voort: ...nedergedaald ter helle; ten derden dage wederom opgestaan uit de doden.

In de weg van het bloed en de dood van zijn Zaad doet God zijn verbond tot zijn kracht komen. Hij stelt zijn verbond met Zijn gemeente in het kruis, in het zoenoffer.

Altijd cirkelen er gieren boven dit Offer om het te verscheuren en te verslinden. Vandaag niet het minst. — Maar die in het spoor van de vader der gelovigen mogen gaan jagen ze weg. Ze respekteren het Offer Gods, ook al worden ze er doodmoe van.

Genoeg. Het is duidelijk, dat God zijn verbond — wat zijn grondslag betreft — stelt in het enige door Hem gegeven Zoenoffer. Heel de Bijbel gaat meespreken, als we Gen. 15 zo mogen lezen bij het licht der Nieuw-Testamentische openbaring.

Maar nu zijn we toegekomen aan de tweede vraag: Wanneer wordt ons dit verbond verklaard? Wanneer gaat het voor ons open, zodat we er in leven door het geloof van de Zoon van God?

Lees als antwoord vers 17: En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging.

Drieërlei lezen we in dit vers: le. de machtige theofanie, de Godsopenbaring aan Abram;

2e. het eenzijdige van het maken van het verbond met Abram;

3e. het verkeren van Abram bij het offer, terwijl aan zijn kant alles ten einde is.

Om met het laatste te beginnen, letterlijk staat er: en het geschiedde, dat de zon was ondergegaan en volslagen duisternis heerste.

Abram was in de volslagen duisternis met de verbloedende offerdieren alleen- Een nietig arm mensenkind, dat slechts in de nacht van de dood staarde. Het was begonnen met uitzichtsloosheid. Hij had geen kind. De belofte pijnigde hem mateloos. — Als een goddeloze zonk hij op het Woord van zijn God. — Toen de tweede belofte kwam bedelde hij — nog armer dan weleer — om een teken. — Nadat hij het offer had toegericht, had hij de gehele dag moeten vechten met het roofgedierte, dat niet ophield op het offer aan te vallen. — Doodmoe is hij in een diepe slaap gevallen, toen de zon begon onder te gaan. De benauwenissen van de dag vielen in zijn slaap op hem. Doch daar kwam het Woord Gods aangaande zijn zaad. En er was verder niets dan een mens, een „nul", maar bij de geslachte en gedeelde offerdieren Gods. — Het Woord doet nu het licht opgaan, anders was voor Abram alles duister gebleven ondanks de machtige verschijning. Dan was er alleen maar schrik geweest. Maar als de Geest het Woord binnendroeg, kwam er licht en vertroosting en ging het verbond open.

Ik zou willen opmerken: al is het dat we geen licht zien; al is het dat we niet weten wat we met het Offer moeten doen, God wil ons bij het Offer hebben.

We kunnen zelf het licht uit het zoenoffer van Christus niet doen opgaan in onze harten. Hoe groot kan de duisternis zijn. Er is dan geen licht. Een mens weet dan niet, wat hij met Christus beginnen

moet. Het is zo donker in zijn ziel. Daarginds, waar men het gouden kalf van bekeerdheid en allerlei vroomheden heeft opgericht, is het schijnbaar veel lichter en men schijnt er zelfs feest te vieren.

Blijft u bij het Offer; laat steeds weer de noodzaak van het toegepaste Zoenoffer van Christus bij u bovendrijven, ook al wordt het daardoor — in uw gemis en onkunde — stikdonkere nacht. Laat die anderen zich dan maar onthalen op het banket van hun vrome eigengerechtigheden. Zoekt u geen licht, geen troost, geen mogelijkheden, geen weg buiten Christus.

— Want zeker zal in uw kermen, uw wachten, uw uitzien God komen met zijn Woord. God zal zich lichtend, troostend en helend openbaren, zijn verbond verklaren of opnieuw bevestigen. U weet van geen weg, van .geen heiligheid bij u, u bent en blijft de duisterling; — daar breekt het licht door voor u in al uw nood van zonde

en dood.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Leven in het Verbond

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's