Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het rijk van de vrede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het rijk van de vrede

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij de geitebok nederliggen; en het kalf en de jonge leeuw en het mestvee te zamen en een klein jongske zal ze drijven. De koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen, en de leeuw zal stro eten gelijk de os. En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van de basilisk. Men zal nergens leed doen noch verderven op de ganse berg mijner heiligheid; want de aarde zal vol kennis des Heeren zijn, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken. Jesaja 11 : 6—9.

Over het rijk van de eeuwige vrede moeten wij het hebben, die in Jesaja 11, het Messiaanse hoofdstuk van het rijsje uit de afgehouwen tronk van Isaï, in verband gebracht wordt met de komst van de Messias. Dat rijk van de eeuwige vrede wordt het heerlijk sluitstuk, waarop alles wat Christus deed en doet zal uitlopen. Dan eerst, maar dan ook ten volle, zal de volle heerlijkheid van Christus' werk aan de dag treden. De eeuwen mogen rustig voortgaan met hun wel en met hun wee, en het moge in de golving der gebeurtenissen lijken alsof de geschiedenis één grote wirwar is, die uit schijnt te lopen op één grote chaos, maar men mag rustig verbeiden de zalige komst van het heerlijk rijk, dat Christus bereidt te komen. Zelfs in klein formaat werpt dat vrederijk haar heerlijke schaduwen reeds vooruit in de geschiedenis der kerk, in de eeuwen van de Christelijke kerk. Maar nog is dat einde er niet, nog is de volkomenheid daar niet, nog is het rijk van de eeuwige vrede niet daar. Dat kan ook niet, omdat de gruwel der verwoesting, voorzegd in Mattheüs en Lukas en in de Openbaring, niet is geschied. Wat wij dan ook nu zien, dat is niet meer dan flitsen van het aanlichten van die eeuwige dageraad. Niet dan flitsen.

Mijns inziens hebben de kerkvaders en ook op hun spoor de kanttekenaren en de vele Schriftverklaarders niet de goede verklaring van deze Schrift gegeven, als zij namelijk heel dit stuk, te weten de verzen 6 tot 8, niet laten slaan op het vrederijk, maar op de kerk. Zij vergeestelijken namelijk heel dit stuk op de volgende wijze: De wolf is te zien als het beeld van diegenen, die als een wolf in de schaapskooi van Christus woeden en die door bekering met het lam van Christus' kudde komt te verkeren. Paulus voorzegt dat zware wolven de kudde Gods zullen zoeken te verstrooien. Dat is waar, maar Paulus voorzegt niet dat die wolven bekeerd zullen worden. Wat overigens niet onmogelijk is, omdat bij de Heere alle ding mogelijk is. Volgens die verklaring zou de luipaard als een roofgierig dier getemd door genade met de geitebok nederliggen. Ook zou de jonge leeuw met het kalf en het gemeste vee samen zijn. Dan zou het jongske zijn een jonge leraar in de gemeente, die bekeerde rovers van Gods kerk met de ware christenen zou leiden. Ook zou de koe en de berin samen weiden en hun jongen als het kroost der kerk met elkander vreedzaam zijn. De leeuw zal stro eten gelijk de os. Ik vind in deze verklaring niet, wat dat stro zal zijn. De adder en de basilisk, dragers van de anti-goddelijke macht, zouden door hun bekering het vermaak van de kinderen der kerk zijn. Ziehier de verklaring, dié u bij velen vindt. Ik heb van jongs af een vrees voor deze soort exegese gehad en ga daar ook thans niet mee accoord. Vergeestelijken is, dacht ik, een kwalijke wijze van Schriftuitleggen.

Toegegeven, dat in het rijk van Christus' genade boze en grote zondaars tot bekering worden gebracht. Maar is dat waar dat slangenzaad vrouwenzaad wordt. Is het waar, dat de leeuw — en de satan gaat om briesend gelijk een leeuw — is het waar dat satan ooit toegebracht wordt? Ik meen neen. Als u het een vergeestelijkt, moet u het ander ook doen en dan is u ten slotte nergens meer. Het is waar dat de kerk en Christus zelf met het lam en het schaap worden vergeleken, maar laat in deze Schrift de wolf de wolf zijn, het lam het lam en de adder de adder.

De sleutel tot het verstaan van deze Schrift is dunkt mij Romeinen 8:19 en volgende. Hier is , , het schepsel, dat als „met opgestoken hoofde verwacht de „openbaring van de kinderen Gods. Want „het schepsel is der ij delheid onderwor- „pen, niet gewillig, maar om diens wil, die „het der ijdelheid onderworpen heeft, op de „hoop dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid „der verderfenis, tot de vrijheid van de „heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij „weten, dat het ganse schepsel te zamen „zucht en te zamen als in barensnood is „tot nu toe."

Als lam en wolf tegenover elkaar zijn gesteld en ook luipaard en geitebok, kalf en jonge leeuw, als adder en mensenkind, basilisk en mens voor elkander levensgevaarlijk zijn, dan ziet u, dat de zonde in de gehele schepping ontwrichtend gewerkt heeft. Daar is wat leed in de dierenwereld om onzer zonde wil. Daar heerst de dood als onder ons mensen. Daar heersen ziekten en gebreken als bij ons mensen. Daar is vervolging, daar is roof, daar is wreedheid en gevaar. En dat alles om de zonde. Hier hebt u levensgroot het woerd uit Genesis 3: Het aardrijk zij om uwentwil vervloekt. Het dier — de slang — is er door satan bij betrokken en het dier is om satans wil bijzonder vervloekt. Dit nu wordt bij een allegorische Schriftuitlegging uit het oog verloren. Mensen, die als een wolf verscheuren of als een leeuw briesen, worden ook bekeerd. Dat is wat anders. Maar daarom is de leeuw en de wolf nog niet het beeld van de mens.

Het tweede heerlijke stuk wat uit het oog verloren wordt, is de verlossing ook van het dier. Het lam wordt van de wolf verlost en de wolf wordt van zijn roofzucht verlost. Christus is niet voor niets in een beestenstal geboren en Hij schept door Zijn dood en opstanding een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Daar is een verlossing van de schepping getekend in onze tekst, waarin de vloek der aarde wordt te niet gedaan. De dieren herkrijgen hun oorspronkelijke aard. Een vrijzinnig predikant kon met deze Schrift niet uit de weg, omdat hij niet geloven kon dat een carnivoor als de leeuw, een vleeseter zoals de leeuw herbivoor, kruideter, zou worden als de os. Deze predikant was volledig eerlijk, maar was blijkbaar onkundig van Genesis 1 : 29 en 30, waar de Heere tot het geschapen gedierte zegt: „Ziet, Ik heb ulieden al het

zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aardbodem is en alle geboomte in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is: het zij u tot spijze. Maar aan alle gedierte der aarde en alle gevogelte des hemels en alle kruipend gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven. En het was alzo."

Ook lezen wij van de ark van Noach de dingen, die een duidelijk beeld geven van wat Gods macht op Zijn eigen schepping vermag. Dit nu zal het heerlijk werk van Christus zijn aan de schepping, dat ook alle sporen van de zonde en alle gevolgen van de zonde geheel zullen wegvallen. Het wordt inderdaad een nieuwe schepping. De aard der mensen wordt herschapen. Ook de aard der wilde en verscheurende dieren wordt herschapen. Zou wel een mens een wild dier kunnen temmen en zou niet de Schepper aller dingen, die van elk dier de aard bepaalde, niet opnieuw een andere aard kunnen geven naar Zijn welbehagen? Hij kan het doen en Hij zal het doen. De dieren in Noachs ark en de leeuwen uit Daniëls kuil zijn er het voorbeeld van. En hier is de heerlijke tekening van de verlossing der aarde door Christus. Bij een nieuw begin van een nieuw jaar gaan onze gedachten vooruit, ver vooruit naar die dag dat Hij alle dingen nieuw maakt.

En leest u nu de verzen 6 tot 8 van Jesaja 11. Zo zal het zijn: wolf en lam, niet eender maar vreedzaam, luipaard en geitebok, kalf en jonge leeuw, koe en berin, leeuw en os, kind en adder, kind en basilisk zullen bij alle verschil in aard delen in Christus' verworven vrede. Zo zal het dier verlost worden uit zijn zuchten en uit zijn barensnood en de mens zal verlost zijn ook van al zijn vrees en uit al zijn verschrikking.

En men zal nergens leed doen, noch verderven op de ganse berg van Gods heiligheid. Men heeft zich moegepeinsd hoe men de berg van Gods heiligheid, dat moest wel Sion zijn, in overeenstemming kon brengen met de aarde. Dat hoeft toch niet, want het is niet deze bedeling, waarover de tekst handelt. De berg van Gods heiligheid vinden wij ook in een latere profetie van Daniël, waar de steen (Daniël 2:35) werd tot een grote berg, alzo dat hij de gehele aarde vervulde.

Welnu, in Christus' Koninkrijk, dat is op die berg, dat is op de ganse aarde, zal niemand en ook niets — dus ook niet het dier — leed doen of verderven op de ganse berg van Gods heiligheid. Daar zal geen leed zijn, geen verdriet, geen ziekte, geen verderf, geen gebrekkigheid, geen verscheuring, geen benadeling. En dat omdat het alles den Heere heilig zou zijn. Voorheen was al het eerstgeborene van mens en vee den Heere heilig. Nu zal al het geborene den Heere heilig zijn. Alle mens, waar Gods uitverkorenen het aardrijk erfelijk zullen bewonen, dus alle mens zal de Heere volkomen dienen met al hun gaven en talenten. Daar zal geen zonde meer zijn. De hele aarde is Sion. De hele aarde is kerk. Gods uitverkorenen, Gods geheiligd zaad, Gods geheiligd volk zal de aarde erfelijk bezitten. Daarom zal de satan er niet meer zijn, gebonden als hij zal zijn in de duisternis. Geen dier zal meer door hem misbruikt worden. De leeuw zal niet meer het beeld van de satan zijn, noch ook de adder, noch ook de basilisk. En als er geen satan is op aarde, ook niet meer de mens der zonde, dan zal het dier, van zijn vloek ontheven, niet meer kunnen zijn een schrik, een plaag of een dood voor de mens. In plaats daarvan wordt dan het dier, elk dier een lust voor de mens, zodat het zoogkind zich vermaakt over het hol van de adder, en het gespeende kind zijn hand uitsteekt in de kuil van de basilisk. Geen leed meer en geen verderf. Een jongske leidt ze. Alles weer aan de mens onderworpen. Geleid. En ook zal de mens weer zijn in de kinderstaat der onnozelheid.

En ten slotte de aarde vol van de kennis des Heeren. Dat is hèt herstel uit de zonde. „Gij zult als God zijn, kennende", zo had de satan gezegd. En de mens verloor juist alle kennis, de kennis Gods en de kennis van de schepping. Het behoort tot het verlies van de mens zijn kennis, dat hij het dier niet meer in zijn hand had. Keert nu de Godskennis terug, dan krijgt de mens, van zijn kindsheid aan weer macht over het dier. En dat vindt u hier in Jesaja 11. Schone zaak. Dat is de toekomst van onze Heere Jezus Christus. Daarheen brengt ons nader elk jaar. Ook 1972. Het is één van de jaren onzes Heeren. Dit brengt ons een kennis zo grondig en diep als de zeeën zijn. Vol kennis. Al het volk vol kennis. Elk kind van God vol kennis. Gezegend zij dan de grote Koning, die tot ons komt in 's Heeren naam.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het rijk van de vrede

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's