Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een dubbele opdracht aan Maria Magdalena en de andere Maria

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een dubbele opdracht aan Maria Magdalena en de andere Maria

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet dat gij zoekt Jezus, die gekruisigd was. Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere gelegen heeft.

En gaat haastelijk henen, en zegt Zijn discipelen, dat Hij opgestaan is van de doden; en ziet Hij gaat u voor naar Galiléa, daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden gezegd.

En haastelijk uitgaande van het graf met vreze en grote blijdschap, liepen zij henen, om het Zijn discipelen te boodschappen. En als zij henen gingen, om Zijn discipelen te boodschappen, zie, Jezus is haar ontmoet, zeggende: Weest gegroet. En zij, tot Hem komende, grepen Zijn voeten en aanboden Hem. Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij henengaan naar Galiléa, en aldaar zullen zij Mij zien. Matth. 28 : 5~ 10.

De engelenopdracht

, , En gaat haastelijk henen en zegt Zijn discipelen, dat Hij is opgestaan van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar Galiléa, daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden gezegd."

Naar de mate de vijandschap tegen Christus en tegen Zijn kerk heviger is, naar die mate is de overwinning van Christus en Zijn kerk te groter. Het geweld van de Goede Vrijdag is de troon van Jezus' overwinning geweest. De vrede en de rust van de Paasmorgen zijn de blijken van de mislukking van wat men op Goede Vrijdag tegen Jezus en Zijn gemeente ondernomen heeft. Op de Goede Vrijdag was Jezus al Overwinnaar over alles, maar op de Paasmorgen is wel heel duidelijk de triumph aan Zijn kant. De dodelijk verschrikte soldaten van de wacht zijn daar wel een levend teken van. Calvijn merkt op, dat de betaalde leugen van de wachters al het bewijs zijn, dat zij voor de overpriesters wel een levensgetrouw verhaal gedaan hebben, van wat er wezenlijk geschied was. Het feit, dat zij geen enkele straf kregen voor het verlaten van hun wacht spreekt boekdelen. En de bovendien beloofde uitkering voor de hun ingeprente leugens spraken een al even duidelijke taal. Voorts merkt Calvijn op, dat het wel zeker geweest is, dat de soldaten in vertrouwde kring wel zeker de ware toedracht der zaak verteld zullen hebben. Zo is de waarheid wel van twee kanten aan het licht gebracht. Wij laten echter dit getuigenis der vijanden varen. Wij hebben beter getuigenis, een geloofsgetuigenis der vrouwen, dat van hemelse afkomst is.

„Gaat haastelijk henen." Daar zit wat in, dat zij deze plaats moeten verlaten. Als het graf door de Heere verlaten is, dan heeft de kerk daar niets meer te zoeken. Daar hoeft, daar kan, daar mag geen bedevaartplaats van gemaakt worden. Als de beide Maria's gezien hebben, dat het graf ledig is als bewijs, dat de Heere is opgestaan, dan is dat voor hen genoeg. Nu dan weg van hier en haastig! Wat zouden zij de Levende bij de doden zoeken? Alle grafcultus, alsook alle kruiscultus is een zekere vorm van afgoderij, die de volkomenheid van Jezus' overwinning naar beneden haalt. U leest bij Paulus niet, dat hij het kruis predikt, of in het kruis roemt, maar wel de Gekruisigde. Ook leest ge niet, dat hij het geopende graf verheerlijkt, maar wel de opstanding van Christus, of liever de Opgestane. Nadat de vrouwen en de discipelen eenmaal Jezus de Levende ontmoet hebben, ziet gij ze nimmermeer eens een tocht, een herinneringstocht, minder nog een bedevaart maken naar die plaats. Hoe zou men in het graf nog iets zoeken, nu de dood totaal overwonnen was door de Heere Jezus? Dat zou een teruggrijpen zijn naar iets, alsof het nog overwonnen moest worden.

„Gaat haastelijk henen en zegt Zijn discipelen, dat Hij is opgestaan van de doden en ziet, Hij gaat u voor naar Galiléa, daar zult gij Hem zien." Dat is een boodschap geweest voor die discipelen. Zij hadden enkele van die wonderen meegemaakt, n.1. de opwekking van de jongeling van Naïn, van het dochtertje van Jaïrus en dan nog de opwekking van Lazarus. En dat zijn al zulke ontzaglijke gebeurtenissen geweest. Zij hebben ze verstaan als tekenen, als voorboden van de grote opstanding na alle tijden, waarin zij dan ook vast geloofden.

Dat bewijst wel het woord, dat één der zusters van Lazarus gesproken had. Maar dit was een gebeurtenis geweest buiten alle proportie, dat Jezus, van Wie zij wisten, dat Hij de Christus was, dat Jezus, van Wie zij wisten, dat Hij de Zoon van God was en dus almachtig en dus eeuwig, nu heeft kunnen sterven en ook gestorven was. Van Hem heeft dan ook de kerk gezegd en hebben zij het ook buiten alle twijfel zelf gezongen: „Met Mij verging hun hoop, o Isrels God!" Zij waren verstrooid, gevlucht, desolaat, maar meest, omdat de Opwekker uit de doden nu Zelf ten dode gevallen was.

En hoe gaat dat dan? Al had Hij te voren voorzegd van Zijn lijden, van Zijn .sterven en ook van Zijn opstanding, éénmaal, andermaal, herhaalde malen, het was net of de hoop op al Zijn beloften met Hem gestorven was. Geen één heeft er de hoop vast kunnen houden. De specerijen — toch zelf blijken van een zekere hoop op de opstanding uit de doden eenmaal — waren zelfs nu een bewijs hoezeer het geloof en de hoop op Zijn opstanding hun ontzonken waren.

En het is daarom, dat de engel tot de vrouwen zegt: „Gaat haastelijk henen, en zegt Zijn discipelen, dat Hij opgestaan is van de doden!" Wat een boodschap. Die te mogen brengen. Het is al zo'n boodschap, als iemand mag gaan vertellen, dat een zware ziekte bij iemand een wending genomen heeft, maar nu deze allerwonderlijkste tijding te mogen gaan zeggen, dat iemand uit de doden is wedergekeerd en wel Hij, Die inderdaad alle macht heeft, dat is wat. En om het mogen gaan zeggen, dat de beloften, die Hij gegeven had, niet gefaald hadden, maar waar gebleken zijn, uitgekomen zijn, bevestigd zijn, dat is toch een boodschap.

De vrouwen krijgen er een teken bij. Zegt hun maar, dat Hij u voorgaat naar Galiléa, daar zult gij Hem zien. Op het geloof volgen altijd tekenen. Die volgen meer op het geloof, dan dat zij er aan voorafgaan. En Hij Zelf is het teken. Het geloof mag Hem zien door het geloof, na het geloof.

Een tweede bevestiging na dat teken geeft de engel in de verzekering: „Ziet, ik heb het ulieden gezegd." Als men nu een engelen-ontmoeting gehad heeft en als een engel een geopend graf heeft laten zien en alzo tot deze vrouwen gesproken heeft, dan zou men zeggen, dat daar geen nadrukkelijk , , Ik heb gesproken" op hoeft te volgen. En toch, ja: dit wonder is zo groot, dat alle eeuwen het in twijfel zouden gaan trekken en daarom was deze verzekering wel degelijk nodig. Het is, of God Zelf door de engel het grootzegel' aan deze boodschap hecht. Het is als een „Voorwaar, voorwaar!" Als er één ding vaststaat, dan is het dit, dat Christus Jezus uit de doden is opgestaan! Dat staat vaster dan vast.

Vreze en grote blijdschap

Dat is een wonderlijke zaak, dat de beide vrouwen tegelijk vrees en blijdschap in hun hart hadden. Hoe kon dat toch zijn? Zij doen wat de engel hun bevolen had. Zorgvuldig. Haastig gaan zij inderdaad uit van het graf. Wie zou het graf niet gaarne en spoedig verlaten? En dan met zo'n boodschap, met zo'n blijde boodschap? En dan met zulk een geloof: de dood is verslonden tot overwinning?

Haastig ging het tweetal geestelijke vriendinnen tot de discipelen. Maar vanwaar toch die vrees? Het kan geweest zijn de heilige vreze des Heeren, de heilige vreze van het geloof, maar het kan ook geweest zijn, het zo overstelpende van de blijde boodschap, dat er de vrees doorheen liep: 't Is haast te schoon om waar te zijn. En dan een engel! Waakten ze nu of droomden ze? Als ik dit zeg, dan is dat te menselijk, echt menselijk geredeneerd. Het is waar, dat geloof en ongeloof in één hart huizen en in één hart met elkander strijden en het komt bij de besten voor en het komt in de heiligste ogenblikken voor. Daar is een twee-mens, daar is in Gods kind een oude mens en een nieuwe mens. Ik geloof dit echter niet. Deze vrouwen geloofden wel ten volle hier. Dat zegt mij hun haast. Neen, ik zoek het liever een andere kant uit. Als iemand de heiligheid van de hemel ontmoet, al is het een engel, en zeker in zo'n boodschap van het grootste aller wonderen, dat Christus is opgestaan, dan komt een mens ook echt in zijn kleinheid, in zijn poverheid, in zijn zonde openbaar. Vandaar die vrees, maar gemengd met blijdschap. En nu staat er grote blijdschap, want die overwint, Die heeft de overhand.

Dan zingen zij, in God verblijd, Aan Hem gewijd, Van 's Heeren wegen; Want groot is 's Heeren heerlijkheid, Zijn majesteit Ten top gestegen. Hij slaat toch, schoon oneindig hoog, Op hen het oog. Die need'rig knielen; Maar ziet van ver met gramschap aan De ijd'le waan Der trotse zielen.

Christus' opdracht

Hun blijdschap stijgt ten top. Want zie, Jezus is haar ontmoet. Dat is altijd de kroon op het geloof. Hij is opgestaan Zijn kerk ten goede. Voor haar. En dus mag de kerk Hem ook ontmoeten. Dat is het recht van de Middelaar, om na volbrachte verzoening, om na volbrachte voldoening, nu ook Zijn duurgekochte gemeente in ontvangst te nemen. Het is zelfs een recht geworden voor deze gelovige vrouwen, om Hem, die ze verworven heeft tot de hoge prijs van Zijn bloed, voor wie Hij dus opgestaan is, nu ook te mogen ontmoeten. Onthoudt het wel, dat er aan de opstanding deugdelijk een onderwerpelijke kant is. Hij is opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. Zij ontvangen nu deel aan Zijn opstanding. Hier eerst recht ontvangt de kerk het nieuwe leven, als men Christus ontmoet als de Levensvorst. „Door Zijn kracht worden wij opgewekt tot een nieuw leven", zegt de Catechismus. Het is Christus Zelf, die haar ontmoet. Hij treedt haar tegemoet. De bekende groet: „Weest gegroet" is dan ook een genadegroet. Dit woord van gunst spreekt Hij over hen beiden uit.

Met vrijmoedigheid treden zij nu op Hem toe, nu is alle vrees weg. De liefde drijft alle vrees buiten. De liefde trekt aan. Zij grepen zijn voeten en aanbaden Hem. Het geloof neemt aan, neemt Hem aan! Dat is de aard van het geloof. Zij grepen diep eerbiedig in het stof gebogen, geknield, Zijn gezegende voeten, die doorboorde voeten, die weer levende voeten, de voeten, die vrede verkondigen en het werd hun niet geweerd! En zij aanbaden Hem! Daar hebt u die vreze, die vreze des Heeren, gemengd met grote blijdschap.

Ook Jezus zegt nu tot hen: „Vreest niet." Dat had de engel gezegd. Dat zegt nu ook Jezus. Wat de dienaar des Heeren zegt is waar, daar stelt de Heere Zich achter. De Liefde (en Hij is de Liefde) drijft alle vrees buiten. Dan mag men kinderlijk bij Hem verkeren. Waar de schuld verzoend is, is men bij de Heere thuis. Zulken verstoot Hij nooit. Als dan ook Jezus nu — evenals de engel dat deed — dezelfde boodschap aan hen opdraagt, dan verandert de Heere in die opdracht één woord. Hij zegt niet: boodschapt Mijn discipelen", maar „boodschapt Mijn broederen'! Zo had de Heere de discipelen tot nu toe nooit aangesproken. Dit nu heeft Hij door Zijn kruis en opstanding verworven: het kindschap Gods voor Zijn discipelen, dat zijn Zijn leerlingen. Let toch op deze wending in de engelenboodschap en in de boodschap van Christus. Wat een vertrouwen. Hij is nu hun oudste Broeder. —

Als predikers mensen hun broeder noemen, dan achten wij dat al een heel ding. Maar als nu de Heere Zelf dit doet! En de vrouwen mogen dat zeggen tegen een zondige Petrus en tegen ja alle de discipelen. Hij noemde u Zijn broederen. En ook gij zult Hem zien. In Galilea.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een dubbele opdracht aan Maria Magdalena en de andere Maria

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's