Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De enige waarachtige en eeuwige God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De enige waarachtige en eeuwige God

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Een levende en geheiligde Godskennis kan ons deel niet worden zonder de Heilige Geest. Hij verlicht ons verstand en opent ons hart voor het Woord en doet ons door de bril van het Woord lezen in de wereld van Gods schepping.

Zo alleen leren we God kennen in zijn eilige deugden, zodat we voor Hem been. Maar zo ook trilt onze ziel van vreugde en slaat er een warmtegolf door ns heen, als God in Jezus Christus wordt ntmoet; als we Hem leren kennen als onze rieënige Verbondsgod, Vader, Zoon en eilige Geest.

Die kennis blijft hier nog altijd ten dele. Paulus gebruikt om dat duidelijk te maken het beeld van de gebogen metalen Korintische spiegel, die een vervormd beeld gaf en schrijft daarom: We zien door een spiegel in een duistere reden.

Maar eenmaal zal toch hetgeen ten dele is te niet gedaan worden en zullen we kennen, gelijk we ook gekend zijn. Dan zal de laatste sluier zijn weggenomen. Niet door geloven, maar door aanschouwen zal worden gewandeld en alle kinderen Sions zullen Gods aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, verzadigd in Hem. Daarom belijdt Gods kerk als haar

verlangen: Zo verwachten wij dan. totdat wij de volkomen kennis en vrucht daarvan genieten zullen in de hemel (N.G.B.

artikel 9). Het is wel duidelijk, dat we ons er voor willen hoeden om in het abstrakte over de drieëenheid van God te gaan spreken. Na onder de bediening van de Geest door de openbaring kennis gemaakt te hebben met de Zoon, en in Hem met de Vader, doet ook de Heilige Geest zichzelf kennen als de Geest des Vaders en des Zoons.

Als dan aan de christen gevraagd wordt: Wat is de christen nodig te geloven? , antwoordt hij: Al wat in het Evangelie beloofd wordt. Maar daarmee zegt hij niets anders dan dat de drieënige God zijn God is: Ik geloof in God de Vader, schepper des hemels en der aarde, en in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon; en na gesproken te hebben over diens persoon, geboorte, namen en staat van vernedering en verhoging, vervolgt hij: Ik geloof in de Heilige Geest.

De kerk belijdt dus, dat deze drie onderscheidene Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn. Deze belijdenis is geen vrucht van bespiegeling, maar van de openbaring van God zelf. Daarom is de belijdenis dat God de drieënige God is ook het hart van het christendom. Wordt deze belijdenis scheef getrokken, dan komt de hele christelijke belijdenis op verkeerd spoor. Het is namelijk zo, dat de kerk met deze belijdenis van haar God als de drieenige God zegt, dat God door zich zo te openbaren hierin zijn wezen heeft open gelegd; dat Hij niets heeft achter gehouden. In Christus heeft God niet maar een beetje van zich geopenbaard, maar is God zelf en geheel: Christus is Gods Zoon; Hij is zelf God. Daarom kan God geen andere gedachten hebben dan Hij in de openbaring van zijn Zoon heeft uitgesproken. Wie zich aan Christus heeft toevertrouwd kan er op aan, dat God geen andere (verborgen) gedachte over hem heeft dan Hij in Christus heeft uitgesproken.

Hetzelfde geldt ook van de Geest. God werkt zelf in de Geest het geloof, want de Heilige Geest is God.

En de Vader en de Zoon en de Heilige Geest zijn één; de enige en waarachtige God.

Als aan de Godheid van Christus getornd wordt, wordt Hij het voorbeeld, dat tot navolging wenkt, de grote inspirator. Dan verdwijnt de Goddelijke verlossing door verzoening in de weg van voldoening aan het recht Gods uit het gezichtsveld. Dan verzanden we in de humaniteit.

Evenzo is het met de Heilige Geest. Als de Heilige Geest niet zelf God zou zijn, zou het geloof uiteindelijk worden het produkt van twee faktoren, een goddelijke en een menselijke. Het christendom wordt dan gevuld met humaniteitsgedachten en maatschappijvernieuwing, zoals we dat aan de dag van vandaag waarnemen: het neo-modernisme.

Daarom heeft de kerk in de loop der eeuwen — in een weg van zware worsteling met valse geesten — steeds weer haar God beleden als de drieënige God. Ze heeft daarmee uitgesproken, dat haar God de God boven haar is. de God met haar en de God in haar. Hij is — wat we met een vreemd woord plegen te noemen — de transcendente God. maar ook de immanente God.

Deze God heeft alles in handen en heeft zijn wezen open gelegd, zodat wie zich op zijn openbaring verlaten mag op betrouwbare grond rust voor tijd en eeuwigheid.

Aangezien er in deze belijdenis van God als de drieënige God zo veel zit opgesloten, mag men zich wel duizendmaal bedenken, aleer men gaat trachten deze belijdenis op een andere wijze te verwoorden. Sommigen menen namelijk, dat dat nodig is, omdat het leerstuk der Triniteit zou omschreven zijn met filosofisch begrippenmateriaal. In de vierde en vijfde eeuw, toen de kerk tot de formulering kwam aangaande het drieënig bestaan Gods, zou zij zich bediend hebben van filosofische termen, die nu niet meer verstaan worden. Er zit wel een element van waarheid in. En het is inderdaad zo, dat het woord „Drieëenheid" in de bijbel niet voorkomt. Maar het gaat hier om een afgrenzing van de openbaring Gods tegenover de dwaling. En niemand is nog tot op heden in staat geweest om op betere wijze dan de oude kerk te verwoorden de kennis van de levende God, zoals Hij in zijn Woord op ons toetreedt en zijn wezen openlegt. Wel meen ik te mogen zeggen, dat we liever moeten spreken van „de belijdenis van God als de drieënige God' dan van „het leerstuk der Triniteit (Drieeenheid)".

We onderscheiden dan in de ene God drie Personen of Zelfstandigheden: Vader, Zoon en Heilige Geest. God heeft zich geopenbaard als één in wezen maar drie in personen. Vader, Zoon en Heilige Geest zijn — ieder voor zich — de éne volle waarachtige Goddelijke natuur deelachtig, maar nochtans in hun persoonlijk bestaan onderscheiden van elkaar door hun namen, eigenschappen en werken. Onderscheiden dus, maar niet gescheiden.

We erkennen onze nietigheid en onwetendheid, want dat alles gaat ver ons begrip te boven. We kunnen het met ons verstand — ook als het door genade geheiligd en verlicht is — niet bevatten. Ja, dan juist bekennen we onze kleinheid. Het eindige kan de Oneindige niet begrijpen. God wil echter niet begrepen worden, maar aangebeden en bewonderd.

Toch moet ook weer gezegd worden, dat zoals God uit zijn verborgenheid op ons is toegetreden en zich geopenbaard heeft, niet tegen ons verstand ingaat. Dat zou zo zijn, als beleden zou worden dat in de éne God drie Goden zijn. Maar dat zegt het Woord niet. Het wijst op drie Personen of Zelfstandigheden in de éne God. Van deze drieheid in de Éénheid heeft God ons enigszins een beeld gegeven in de gezinseenheid, waarin we toch drie personen onderscheiden, n.1. vader, moeder en kind.

Zowel in het Oude als het Nieuwe Testament treedt God zich openbarend als de drieënige God op ons toe. In het Oude Testament nog meer omsluierd, wat samenhangt met de stand der openbaring; maar in het Nieuwe Testament vol en klaar, in overeenstemming met de vervulling van het beloofde heil in Christus.

In de eerste verzen van de bijbel onderscheiden we al aanstonds bij het licht van de nieuwe dag de drie Personen in God. We horen daar immers van de scheppende God. van het levenwekkend zweven van de Geest en van de sprekende God. God schiep door zijn Woord: En God zeide: Door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt", zingt de dichter. — Wat hier nog enigszins in het vage blijft, wordt in alle helderheid vertolkt in het eerste hoofdstuk van het Evangelie naar Johannes: In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God. en het Woord was God, Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. — Van dit Woord schrijft Johannes even later: En het Woord is vlees geworden. De Christus is dus het vleesgeworden Woord. Hij is het Woord, dat bij God was en God was.

Er is terecht gewezen op het Goddelijk overleg bij de schepping van de mens, waar in het meervoud gesproken wordt: Laat Ons mensen maken...

Nog een duidelijk getuigenis naast vele anderen vinden we in de hogepriesterlijke zegen (Num. 6 : 24—26): De HEERE zegene u, en behoede u. Daarin komt naar voren het werk van God de Vader, die de bron is van alle zegen en als de voorzienige God behoedt en bewaart. — De HEERE doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig. Daarin wordt gewezen op het werk van de Zoon, daar in zijn vleeswording en middelaarswerk de genade Gods beloofd en verschenen is. — De HEERE verheffe zijn aangezicht over u. en geve u vrede. Daarin wordt de nadruk gelegd op de weldaden Gods in hart en leven, wat juist het werk van de Heilige Geest is, die wat uit de Vader door de Zoon afdaalt toepast.

Zo zijn er allerlei gedeelten in het Oude Testament aan te wijzen, waarin het geloof ten allen tijde manifestatie heeft gevonden van de dieënige God. Hoe kan het ook anders. Want de God van het Oude Testament is dezelfde als Die van het Nieuwe. De kerk ontmoet daarom in het lezen van het Oude Testament de God en Vader van Jezus Christus in de Heilige Geest: die God, die eenmaal sprak bij de Doop van Jezus in de Jordaan: Deze is mijn Zoon, mijn Geliefde, in welke al mijn welbehagen is. Toen daalde ook de Geest neder in de gedaante als een duif en zat op Hem.

Op de gemeente mag de zegen gelegd worden: De genade van de Heere Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest met u allen.

De Koning der kerk heeft zijn knechten uitgezonden met de opdracht: Gaat heen, onderwijst de volken, hen dopende in de naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geest es.

En alzo sprak de HEERE tot Mozes: Alzo zullen zij Mijn naam op de kinderen Israëls leggen: en Ik zal hen zegenen (Num. 6:27).

Wie zal het tegen deze God uithouden? < — Wie, verbrijzeld door deze op hem toetredende God in al zijn majesteit, de gouden scepter der genade heeft ontdekt en ervaren, zingt mee in het ene koor de bede:

Geef dat mijn oog het goed' aanschouw', 't welk Gij, uit onbezweken trouw, uw uitverkoor'nen toe wilt voegen; opdat ik U mijn rotssteen noem', en delend in Uws volks genoegen,

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 april 1972

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De enige waarachtige en eeuwige God

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 april 1972

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's