Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De enige waarachtige en eeuwige God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De enige waarachtige en eeuwige God

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(7)

Katechismus vr. en antw. 24 en 25

Vaak komen we in het Oude Testament twee namen van God in samenvoeging tegen, namelijk Heere HEERE. De naam Heere is de vertaling van de hebreeuwse naam Adonai, in welke God zich openbaart als de Eigenaar van alle dingen, inzonderheid — in het raam van het verbond — van zijn volk en hun gehele bestaan. De Heere regeert en bestiert zijn volk en legt daarbij beslag op hen. Hij heeft recht op hen en laat dat ook gelden. Daarom werpt de naam Heere als openbarende de majesteit en het recht van onze God ons in onze zonde en bondsbreuk neer. „Ben Ik een Heere, waar is mijn vreze? " (Mal. 1 : 6). Het kind des verbonds wordt ter aarde neergeslagen en buigt zich voor zijn Heere in het stof, gegrepen, Verloren en schuldig; erkennend, dat hij de verbondsbreker en van zijn Heere weggelopen slaaf is. — Maar dan komt God in die tweede naam HEERE en richt de zondaar op en sluit hem in zijn armen van eeuwige ontferming. Want in die naam HEERE (Jahwe — Jehova) is de Christus, de genade voor de grootste der zondaren. Dat is psalm veertig: Ik heb de HEERE lang verwacht; en Hij heeft zich tot mij geneigd, en mijn ge-

roep gehoord. En Hij heeft mij uit een ruisende kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld. Hij heeft mijn gangen vastgemaakt.

Zo is die samenvoeging van die twee namen — Heere HEERE — voor het geloof vol van inhoud. De eerste naam is voor Gods kind door de Heilige Geest altijd weer tot verootmoediging en belijdenis van zijn zonden, met name van het achter zijn Heere vandaan lopen; de tweede naam is voor hem vol van genade, vergeving en vertroosting.

Zo leren we praktisch de inhoud der namen Gods verstaan. Als het verbondskind daar vreemd aan blijft, zal hij eenmaal voor deze eeuwige God als zijn toornende Rechter naar het helse vuur worden verwezen. „Hoort dan de roede, en wie ze besteld heeft" (Micha 6:9).

Nu verstaan wij meest onder de namen Gods de namen, waarmee God zich in zijn Woord uitdrukkelijk noemt. Maar ook zijn eigenschappen of deugden kunnen aangeduid worden met het woord naam. Want Gods eigenschappen of deugden zijn immers evenzeer zijn wezen zelf. Zij kunnen niet los gedacht worden van Gods wezen.

Een mens kan eerlijk zijn, maar ook oneerlijk; rechtschapen, maar ook bedriegelijk. Die eigenschappen behoren niet tot zijn wezen. Maar als we over de eigenschappen of de deugden Gods spreken, wordt daarmee Gods wezen zelf bedoeld. Ze vertolken een bepaalde wijze van Gods bestaan, vanuit een bepaalde gezichtshoek gezien. Wij leven in de ruimte en kunnen ons en de dingen niet anders dan in de ruimtelijkeheid voorstellen. Als we ten opzichte daarvan naar God vragen, openbaart Hij zich in zijn Woord als de Alomtegen woordige.

En zo doet Hij zich in het licht van de veranderlijke dingen kennen als de Onveranderlijke, bij wie geen verandering noch schaduw van omkering is. En in het licht van het vergankelijke als de Eeuwige; in het licht der samenstelling der dingen als de Eenvoudige; en ten opzichte van de verhouding tot de dingen, die allen afhankelijk zijn, als de Onafhankelijke.

Dit zijn dus allemaal ook namen Gods, die openbaren de verhouding van God in zijn wézen tot zijn schepselen.

Daarom zal God deze eigenschappen dan ook nooit afleggen, want dan zou Hij zijn wezen afleggen. Hij kan zichzelf niet verloochenen.

Het spreekt voor zichzelf, dat deze wezensnamen aan de drie Goddelijke personen toebehoren. Want ze zijn het wezen Gods; en Vader, Zoon en Heilige Geest zijn immers één in wezen, waarachtig en eeuwig God.

De namen, die we tot nu genoemd hebben, worden vaak genoemd de onmededeelbare eigenschappen Gods, terwijl dan andere eigenschappen als Gods wijsheid, kracht, heiligheid, rechtvaardigheid, goedheid , liefde, genade, barmhartigheid, lankmoedigheid enz. Gods mededeelbare eigenschappen heten.

Nu is er terecht op gewezen, dat we met deze onderscheiding voorzichtig moeten zijn. Er wordt namelijk met onmectedeelbaar bedoeld te zeggen, dat van die eigenschappen bij de mens zelfs niet de zwakste schaduw te vinden is. Van de mededeelbare eigenschappen zou dat niet zo gelden. Van die zou wel een zekere afglans bij de mens zijn te vinden.

Men heeft echter terecht gemaand tot voorzichtigheid. Want God is God, de Schepper; wij zijn mensen, schepselen. Daarom zijn eigenlijk alle eigenschappen Gods radikaal onmededeelbaar. Anders zouden God en mens worden vermengd, of wordt God vermenselijkt en de mens vergoddelijkt.

Maar aan de andere kant is het ook weer zo, dat God de mens geschapen heeft naar zijn beeld. En daarom kan ook gezegd worden, dat niet maar alleen de zogenaamde mededeelbare eigenschappen Gods op schepselmatige wijze bij de mens worden teruggevonden, maar dat het zo ook geldt voor de onmededeelbare eigenschappen.

Neem b.v. de mens, die met zijn geest kan zijn bij iemand aan de andere zijde van de aarde. En nog sterker: de gelovige, die gemeenschap oefent niet alleen met de strijdende kerk beneden, maar ook met de triumferende kerk boven. Wat is het, dat een moeder bij haar kind is in de geest op duizend kilometers afstand en de pijn ondergaat van het gevaar, waarin dat kind zich bevindt?

Maar we zullen nu niet verder ingaan op bepaalde parapsychische verschijnselen. Duidelijk is, dat we niet zo maar eenvoudigweg van onmededeelbare en mededeelbare eigenschappen kunnen spreken. We zouden de voorbeelden gemakkelijk kunnen vermeerderen ten opzichte van de andere deugden Gods.

Maar voor ons is nuttiger om niet te filosoferen over de eigenschappen of wezensnamen van God, maar om praktisch met Gods openbaring in dit opzicht in het geloof werkzaam te mogen zijn.

Als de kerk de onafhankelijkheid van God belijdt, dan ziet zij Hem als de laatste grond van alles en mag zij verstaan, dat alles Hem dienen moet. Ook duivel, dood en hel zijn geheel afhankelijk van God en zijn Christus. — In Gods eenvoudigheid belijdt de kerk haar God als één Volkomenheid; in zijn eeuwigheid, dat Hij alle tijden in zijn hand heeft; in zijn alomtegenwoordigheid, dat niet de ruimte haar God omsluit, maar dat Hij de ruimte omsluit; en in zijn onveranderlijkheid, dat Hij als Sions God zijn voornemen handhaaft en volvoert en dat Hij eeuwig dezelfde God blijft, de God van recht en genade.

Wat ligt er in al die eigenschappen Gods veel opgesloten. De onboetvaardige zondaar mag wel verschrikken, want nieménd zal God verhinderen om zijn rechtvaardige toorn uit te storten over de goddelozen.

Maar die in doodsnood zijn God in diens onafhankelijkheid ontmoet, zal weten, dat deze God souverein duivel, hel en zonde trotseert: dat Hij in onalhankelijkheid de weg der verzoening gesteld heeft en genade voor recht laat gaan, terwijl toch het recht in alle delen aan zijn trek komt.

Hij, die de dingen verandert, is zelf de Onveranderlijke, de Eeuwige en Alomtegenwoordige tot zaligheid der zijnen. Hij zal dat in hun aller leven en sterven bewijzen tot zijn heerlijkheid. Hij zal dat aan hen betonen naar ziel en lichaam. Geen pelgrim naar Sion zal beschaamd staan. Wat uit Gods mond is uitgegaan, staat vast en onverbroken. Hij is geen man, dat Hij liegen zou en geen mensenkind, dat het Hem berouwen zou.

— Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, — tegen al het zichtbare van nood, ellende en schijnbare tegenslag in.

We zullen God nimmer kunnen ontlopen, waar Hij hemel en aarde vervult. Daarvan wist ook de dichter: Waar zou ik heengaan voor uw Geest, en waar zou ik heenvliegen voor uw aangezicht? Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar. Of bedde ik mijn in de hel, zie. Gij zijt daar. — Niemand kan God ontvluchten en zich verbergen voor Hem.

Maar nergens is ook zijn volk zonder Hem. De Heere is nabij het hart, dat tot Hem zucht. — Maar ook als Gods kind ellendig en eenzaam zwerft als een eenling eenzaam in het drukke gewoel van een stad; als zijn hart als een stenen blok in hem is, dan nochtans is God niet afwezig. En dat zal spoedig bewezen worden. Want God verrast, of met zijn kastijding of met zijn vertroosting.

Hierin en in zo veel meer openbaart God in Christus door zijn Geest zijn wijsheid en alwetendheid, openbaart Hij zijn eeuwige kracht, zijn heiligheid en rechtvaardigheid, zijn barmhartigheid en lankmoedigheid. Het gelovig beschouwen en overdenken van al deze deugden Gods, zoals Hij zich openbaart in zijn wereld en zich zijn volk doet kennen, vervult ons met diep ontzag en rijke troost. Het maakt ook vruchtbaar in Christus. Want het is een vaste wet in het Koninkrijk Gods, dat hoe dieper de plant groeit, hoe rijker ze bloeit. —

Het blikken in de heerlijkheid der deugden Gods, zoals de Heilige Geest door het Woord dat schenkt, behoedt ook voor allerlei dwaling. We hadden het daarstraks b.v. over de eenvoudigheid van God. Deze eigenschap zegt ons, dat we nooit de ene deugd Gods tegen de ander mogen uitspelen. De rechtvaardigheid Gods b.v. mag niet in mindering gebracht worden op de liefde Gods of omgekeerd. Want God is in één volkomenheid rechtvaardigheid en in dezelfde volkomenheid en éénheid liefde. Dat wordt pas in de toeeigening als zalige werkelijkheid verstaan, als we als kruisiger van de Christus aan de voet van het kruis neerzinken en het bloed des kruises afdruipt op onze verloren ziel. Daar wordt psalm 85 verklaard en getoonzet voor ons leven:

Dan wordt gena van waarheid blij ontmoet;

de vrede met een kus van 't recht gegroet; dan spruit de trouw uit d' aarde blij omhoog; gerechtigheid ziet neer van 's hemels boog.

Zo moet het ons dan duidelijk zijn geworden, dat God in al zijn deugden buiten Christus tot veroordeling en verschrikking is en moet zijn. Alleen in de ontmoeting met Christus gaan de deugden Gods licht en zaligheid ons bereiden. Eén lichtstraal uit Jezus' hart brengt reeds verademing en verruiming in het benauwd gemoed. In de doorbraak der kennis van Christus stapelt de Geest weldaad op weldaad. En het kinderlijk gemoed begeert om rondgeleid te worden in het paleis van de heerlijkheden Gods.

Laat ons tot slot luisteren naar Olevianus:

Hoe moesten de heerlijke volmaaktheden Gods ons niet uitlokken tot geloof en bekering; immers toch, wanneer wij weten, dat zijn waarheid onveranderlijk is als zijn wezen, dan weten wij ook, dat Hij de zonde in eeuwigheid niet zal goedkeuren, van welke Hij naar het getuigenis zijns Woords een gruwel heeft, en dat het mogelijker is, dat de aarde uit haar naven spat, dan dat de zonden ongestraft zouden blijven, tenzij men zich tot God bekere.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 mei 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De enige waarachtige en eeuwige God

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 mei 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's