Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de orde en discipline of tucht der kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de orde en discipline of tucht der kerk

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Intussen geloven wij, hoewel het nuttig en goed is, dat die Regeerders der kerk zijn, onder zich zekere ordinantie instellen en bevestigen tot onderhouding van het lichaam der kerk, dat zij nochtans zich wel moeten wachten, af te wijken van hetgeen ons Christus, onze enige Meester, geordineerd heeft. En daarom verwerpen wij alle menselijke vonden, en alle wetten die men zou willen invoeren, om God te dienen, en door deze de consciëntiën te binden en te dwingen, in wat manier het zou mogen zijn. Zo nemen wij dan alleen aan, hetgeen dienstig is om de eendrachtigheid en enigheid te voeden en te bewaren, en alles te onderhouden in de gehoorzaamheid Gods; waartoe geëist worde de excommunicatie of de ban, die daar geschiedt naar den Woorde Gods, met hetgeen daaraan hangt. Art. XXXII N.G.B.

De orderegels der kerk

Van de orde en de tucht der kerk. Daarvan handelt kort artikel 32 van de Geloofsbelijdenis, zoals ook Zondag 31 van de Heid. Catechismus daarvan handelt in de Sleutelen des hemelrijks. Intussen begint ook dit korte artikel met de woorden: wij geloven. Hoewel de ordeningen der kerk niet in een belijdenis horen, zo is toch het stellen van orde in de kerk wèl geloofswerk. De eerste zin van dit artikel zegt dan ook, dat de regeerders der kerk een zekere orde moeten instellen en bewaren tot onderhoud van het lichaam der kerk, maar dat zij zich wachten moeten om af te wijken van wat de Heere Christus Zelf heeft ingesteld. Dit is dus waarmee wij ons nu in de eerste plaats moeten bezighouden. De bijbel geeft voor de Oud- Testamentische kerk vele regels en voor de Nieuw-Testamentische kerk weinige voorschriften. Dat bewijst al, dat de kerk na het lijden, sterven en de opstanding van Christus heel sober moet zijn, wat haar vorm betreft.

In tegenstelling met het Oude Testament vindt men hier niet een enkel voorschrift voor de plaats van samenkomst der gemeente, voor het kerkgebouw. In het Oude Verbond was de bouw van de tabernakel, grondvorm voor de latere tempel, nauwkeurig omschreven. Dat moest zijn naar het voorbeeld, dat de Heere aan Mozes op de berg getoond had, dat is naar dat van de hemelse tabernakel.

Het Nieuwe Verbond voert ons aanvankelijk nog in de tempel, maar daarnaast in de synagoge, de vorm voor eredienst, die Israël ontvangen had in de dagen van de ballingschap. Van de tempel, waarvan het voorhangsel met Jezus' sterven gescheurd is, zou niet één steen op de andere gelaten worden. Hij is tot de dag van heden nooit herbouwd. De synagogedienst is het voorbeeld geworden voor de kerkedienst. Summierlijk zijn de ambten ontstaan en met hen even summierlijk de diensten, die niet anders bedoelden te zijn dan de dienst des Woords met de aanklevende dienst der gebeden en der sacramenten. Sober, heel sobre zijn derhalve de voorschriften, die de bijbel geeft. Alle afwijking van deze bijbelse soberheid heeft het samenleven in de kerk, zowel liturgisch als kerkordelijk geen goede dienst gedaan. Weinige en alleen noodzakelijke regels maken dat samenleven mogelijk en soepel. Als Christus, als onze enige Meester, wordt voorgesteld, dan is het wel duidelijk aan welke andere meesters der kerk wordt gedacht. God is de enige, naar Wiens Woord en wil de kerk zich heeft te richten. En waar de Vader aan Christus, als de enige Heere, gegeven heeft alle macht in de hemel en op de aarde, die ook de enige Hogepriester van Zijn kerk is, daar heeft de kerk zich naar Zijn wil en ordening te gedragen.

Aan Zijn ordeningen, hoeveel of hoe weinig die dan ook mogen zijn, heeft de kerk zich te houden. De kerk is toch naar Zijn naam genoemd. De Schrift noemt zelfs geen meerdere vergaderingen. Het eigenlijke leven der kerk vindt men dan ook in het grondvlak der kerk, in de gemeente en dat leven ontstaat aan Woord, gebed, sacrament. Het bloeit ook het meest, als men zich strikt aan deze dingen houdt. Als onze reformatorische vaderen het wezen der kerk en het welwezen der kerk hangen aan de zuivere verkondiging van het Woord, van het Evangelie, van de reine bediening der sacramenten en aan het oefenen van reine tucht, dan is dat wel echt bijbels gesproken. Aan de verkondiging, de zuivere verkondiging van het Woord ontstaat de kerk en daarbij vaart ze ook wel. Daarbij blijft ze ook voortbestaan. Zijn daar regels voor gesteld, dat zij plaats vinden, hoe zij plaats vinden, door wie zij plaats vinden (in de zorg der drie genoemde ambten, zonder onbijbelse toevoegingen), dan is dat terecht. Dat er regels zijn voor die ambten en voor de vulling en vervulling daarvan, voor de plaatselijke gemeenten en voor hun onderlinge samenhang en verkeer, dat is nodig en goed. Hoe kleiner de noemer is van het voorgeschrevene, hoe groter de eenheid. Hoe groter de noemer wordt, hoe gedeelder de kerk. De ordinantiën der kerk, door Christus gegeven, omvat behalve de prediking, de gebeden, de sacramenten de zorg voor de armen, niets voor de zorg voor de predikanten. Die moeten en kunnen het doen zonder buidel en male. Ik dacht, dat dat de kerk van veel materialisme en ballast bevrijden kon. De opdracht omvat voornamelijk de prediking, nabij en verre. Slechts één enkele maal lezen wij van een Apostelenconvent in Handelingen 15, en daar was dan nog twist onder de broederen. Eenvoud en bescheidenheid is het sieraad van dit geloofsartikel. Eenvoud en bescheidenheid zal alleen het sieraad voor de kerk kunnen zijn in kerkvorm, in eredienst en vooral in prediking. Dit zijn de duidelijke opdrachten van onze enige Meester, aan welke van ons alleen maar gehoorzaamheid gevraagd wordt. Gehoorzaamheid en stiptheid. Men zou ook kunnen zeggen: Gehoorzaamheid en geloof, want uit deze enkele dingen kan men heil verwachten.

De verworpen bepalingen

„Daarom verwerpen wij alle menselijke vonden, en alle wetten, die men zoude willen invoeren, om God te dienen, en door deze de gewetens te binden en te dwingen, in wat manier het zou mogen zijn."

Dr. J. Koopmans zegt: „Enige eenvoudige regels voor het kerkelijk samenleven volstaan; tot een reglement moet men de kerkorde eigenlijk niet laten uitgroeien. (Deze woorden zijn een citaat van Dr. O. Noordmans, Beginselen van kerkorde, Assen 1932, p. 4.) Het moet niet te politiek toegaan in de kerk. De kerk is geen

staat en zij is geen gemenebest." Dat zou ik van harte willen onderschrijven. Hoewel wij best een politiek steekspel zouden kunnen meemaken, menen wij dat de kerk alleen gediend is met de religie, weinig of niet met kerkelijke politiek. Kerkelijke regels moeten de goede zaak des Woords en zijn bediening dienen. Doen zij dat niet, dan knellen zij en dan is er of iets mis bij degenen, die met de regels in het ongerede raken, of met de regels zelf. De regels die onze Meester Zelf gesteld heeft, zijn goed. Ze zijn nuttig, ze zijn nodig. Hij gaf er niet veel en van de regels, die Hij gaf, kan gelden: Neemt Mijn juk op u, want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht." Zijn geboden, ook Zijn kerkelijke geboden, zijn niet zwaar. Wat zou het leven in de kerk eenvoudiger zijn en wat zouden wij meer vrede hebben en wat zou er meer werfkracht van de kerk uitgaan, als men zich algemeen hield aan de regels des Heeren. Er zijn wat regels en wetten gemaakt in de kerk, die niet dan met veel moeite tot stand kwamen, omdat zij wrongen met de Schrift. Doorgaans zit er wel iets scheef, als een zaak zo met veel wringen tot stand moet komen. Als men naast, boven, tegen de regels van de Meester iets wil ordineren, dan zit er ook altijd iets of veel, of alles scheef met de leer. Het kan ten slotte niet zijn, dat voor afwijkende meningen formulieren en ook regelingen getroffen moeten worden. Met veel theologische omhaal moet dat vaak geschieden. De belijdenis noemt die „vonden". Geen wonder, dat wie zich aan de wetten der Schrift wil houden, menselijke vonden en wetten moet verwerpen. Daar zijn wat maaksels in de kerk, die wij dan ook genoodzaakt zijn te verwerpen, al nemen wij dan wel aan, dat men die maakte om daar God mee te dienen. God kan alleen gediend worden met het uitdrukkelijk in Zijn Woord voorgeschrevene. Zulke dingen binden de gewetens zo. Men moet wat négeren in de kerk en het is niet prettig om in de kerk allerlei dingen te laten passeren. Temeer als men God en zijn naasten (en wie zijn ons meer lief dan onze mede-kerkleden? ) naar Gods Woord zoekt te dienen. Dat kan men nooit met een gebonden geweten doen, maar alleen met een vrij en een goed geweten voor God. Daar is zo veel gedwongens in de kerk. En dwang is in de zaken van het geloof en van de kerk een onbehoorlijke zaak voor degenen, die door het geloof zijn ingegaan in de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods! Op welke manier men dwang oplegt, kerkordelijk, liturgisch en vooral in de verkondiging van het Evangelie, hetzij dat men die vervullen moet of aanhoren moet, dan strijdt dat tegen het geloof en zijn vrijheid. Op al de genoemde terreinen geldt maar één ding: „Tot de Wet en tot de getuigenis!"

Beproef vrij, van omhoog, Mijn hart, dat voor Uw oog. Alwetende, steeds open lag. Doorzoek mij; toets mijn gangen; Doorgrond al mijn verlangen, En stel mijn oogmerk in de dag.

Uw goedertierenheid, Die zich alom verspreidt, Is t' allen tijd voor mijn gezicht. Ik houd, oprecht van wandel. Daar 'k in Uw waarheid wandel, Mijn schreden naar Uw wet gericht.

Wat blijdschap smaakt mijn ziel. Wanneer ik voor U kniel In 't huis, dat Gij U hebt gesticht! Hoe lief heb ik Uw woning. De tent, o Hemelkoning, Die G' U ter eer hebt opgericht.

De eendracht en enigheid bewaard

„Zo nemen wij dan alleen aan, hetgeen dienstig is om eendrachtigheid en enigheid te voeden en te bewaren, en alles te onderhouden in de gehoorzaamheid Gods, waartoe geëist worde de excommunicatie of ban, die daar geschiedt naar den Woorde Gods, met hetgeen daaraan hangt."

Zo nemen wij dan alleen aan dat, wat dienstig is om eendracht en eenheid te voeden en te bewaren. Wij wensen in prediking, in orderegels en in liturgie ons te houden aan wat de Schrift sober biedt en gebiedt. Dat is de roem van het Calvinisisch Protestantisme. En onze kerk is een Calvinistische kerk. Zo is haar belijdenis. Zo was en is ten dele nog haar kerkorde. Daarmee menen wij de kerk te dienen en haar het best te dienen.

De eendracht der kerk is alleen te bereiken in het Woord en in dat, wat het Woord duidelijk voorschrijft. Zeer veel is er de kerk aan gelegen, om tot eendracht te komen. Terecht! Wil men dat, dan moet men afdalen tot het strikt gebodene en allerlei, dat men maar zelf heeft aangenomen met een zijdelings beroep op de Schrift, weer ter zijde stellen. Om het bij de woorden van ons artikel te houden: de eendracht kan alleen bestaan in de enigheid, namelijk in de enigheid des waren geloofs. Als wij het daar eens over eens waren, over de grote geloofsstukken, wat zou dat een eendracht geven. Eendracht door enigheid. Men breit doorgaans aan het verkeerde eind en tracht de zaak om te keren; Enigheid wordt nooit verkregen door de eendracht, die wij maken! Deze eendracht en enigheid moet gevoed worden en dan ook bewaard worden. Voeden, dat is een wordingsproces, een levensproces en bewaren, dat is dan een levenstaak. Men krijgt ze alleen door het geloof. En de belijdenis zelf geeft het recept: alles te onderhouden in de gehoorzaamheid Gods. Als wij aan God gehoorzaam zijn, kunnen wij alles onderhouden, wat onze Meester voorschrijft. Want Zijn geboden zijn niet zwaar.

Tenslotte wordt tot die gehoorzaamheid vereist de exmommunicatie of de ban. Wie niet horen wil, moet voelen. In de kerk mag niet alles. Daar is alleen een vrijheid des geloofs. En dat is een vrijheid om wél te doen, een vrijheid in het geloof in Christus. Wie dus met dat geloof breekt, min of meer, die staat schuldig en is strafbaar. Wie zich in de leer misgaat, verspeelt zijn recht tot de dis des Heeren. Wie tegen de geboden Gods zondigt, waaronder vallen de zonden tegen de door Christus geboden kerkregels, die verspeelt evenzeer zijn recht om ten dis te gaan.

Overvloedig handelden wij over de tucht in Zondag 31. Daarover dan nu niet meer.

Nog dit: daar moet discipline zijn, daar moet tucht zijn in de kerk. En de kerk bezondigt zich aan haar leden, als zij elk vergrijp in leer of leven (dat is dus tegen haar ordeningen en passant!) ongestraft laat gaan. Dan zondigt de kerk ook tegen zichzelf. Door niet af te snijden, zo nodig haar leden, snijdt zij in haar eigen bestaan. Zij krijgt dit verzuim veelvoudig gepresenteerd. Zij liet dwalenden dwalen. Zij deed daardoor anderen op dwaalwegen leiden. Maar meest zondigde zij tegen haar God en Meester, die regels gegeven had. En allermeest zondigt de kerk. als zij bestraft het verwerpen van geboden der kerk, die geboden van mensen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Van de orde en discipline of tucht der kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's