Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONDER DE STREEP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONDER DE STREEP

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MOEILIJK BEGIN

De kerkhervorming heeft in ons land een moeilijk begin gehad. Oorspronkelijk waren het de wederdopers die als de belangrijkste protestantse stroming in Nederland gezien kon worden. De angst voor deze Dopers zat er echter diep in door de revolutionaire bewegingen, die vooral in Amsterdam en in Munster openbaar gekomen waren. Maar toen Philips II, de koning van Spanje, in 1555 de regering over de Nederlanden op zich nam waren deze Dopers over het algemeen rustige lieden geworden, volgelingen van Menno Simons, die daarom ook Mennisten werden geheten, vreedzame lieden zonder enige politieke aspiratie. Ze keerden zich af van het openbare leven en ze waren zelfs van mening dat een christen geen overheidsambt mocht bekleden en ze vormden terzijde van „de wereld" hun kleine gemeenten. Met moed hebben ze hun opvattingen voor de rechters verdedigd en zwaar hebben ze ook voor hun overtuiging moeten lijden. Een groot deel van de martelaren vinden we dan ook onder deze Dopers. Alleen deze Dopers hadden zo rondom 1555 hun eigen afgescheiden gemeenten.

Maar de andere hervormingsgezinden in ons land, die beïnvloed waren door Luther en Calvijn, wilden eigenlijk geen afgescheiden gemeenten, maar wilden de hele kerk hervormen, reformeren. En ze wilden daarbij ook de hulp van de overheid aanvaarden. Zo hadden de reformatoren aanvankelijk vooral invloed binnen de bestaande kerk. In 1555 was er dan ook nog geen organisatie van kerkelijke gemeenten te vinden die de signatuur van de reformatoren droegen. De eerste martelaren hadden dan ook niet gebroken met de kerk. Hendrik Vos en Johannes van Essen, die in 1523 te Brussel de marteldood stierven, waren Augustijner monniken, en Jan de Bakker was pastoor te Woerden.

In de dagen van de vervolgingen die onder Philips heviger werden weken verschillende hervormingsgezinden naar het buitenland uit. Anderen hielden zich in het eigen land afzijdig van het kerkelijk leven. Wel kwamen geestverwanten in kleine kringen bijeen. In het midden van de vijftiger jaren kwamen er hier en daar wel hervormde gemeenten in de Zuidelijke Nederlanden, zoals in Doornik, Rijssel en Antwerpen. Denk maar aan de opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, Guido de Bray, die daar gemeenten organiseerde. Omstreeks 1559 werden kerkeraden ingesteld en de sacramenten bediend. Maar het protestantisme brak eigenlijk pas goed door na 1572. Toen was in 1571 de synode van Emden reeds gehouden, waar vooral ook de vluchtelingengemeenten vergaderd waren. Men moet zich verwonderen over het geloof van onze voorvaderen, daar ze op die synode een kerkorde opstelden om ook in ons land te kunnen fungeren wanneer het bevrijd zou zijn van de onderdrukkers. En toen het eenmaal zover was dat verschillende delen van ons land vrij waren, kwam men al spoedig in verschillende kerkelijke vergaderingen bijeen om orde op zaken te stellen. Maar voor welke grote moeilijkheden stond men in die dagen. Vooral de vraag hoe men aan geschikte predikanten moest komen om de gemeente te leiden en te onderwijzen in de gereformeerde leer kwam telkens weer aan de orde. Heeft Prins Willem juist daarom niet de Leidse universiteit gesticht, opdat daar vooral dienaren van de kerk zouden kunnen worden opgeleid. Maar eerst heeft men zich bijzonder moeten behelpen. En we moeten ons de kerk van die dagen dan ook niet al te idealistisch voorstellen. Dat blijkt ook wel duidelijk uit de synodeverslagen, die uit die eerste jaren bewaard zijn gebleven.

PREDIKANTENNOOD

Het is vooral ook het gebrek aan predikanten, waar de kerk der hervorming in de eerste jaren mee te kampen heeft gehad. Daarbij kwam dan nog dat men predikanten aanstelde in verschillende plaatsen die later voor hun ambt beslist niet geschikt bleken te zijn of een ergerlijk leven leidden. Zo komen er tenminste verschillende gevallen op de synode van Dordt die in 1574 gehouden is, en die overigens bijzonder belangrijk is geweest voor de kerk in Holland. We willen u enkele voorbeelden noemen.

In Sommelsdijk (in de acta van de prov. Dordtse synode staat Sommerdyck, zoals het thans nog in het dialect genoemd wordt) staat als predikant Arnoldus Frans. Hij was bij de vluchtelingengemeente in Engeland. Daar heeft hij echter met een vrouw samengewoond met wie hij niet getrouwd was. Hij heeft de kerkeraad echter gezegd dat hij wel getrouwd was, zodat hij de waarheid niet gesproken heeft. Verder luidde de klacht dat hij geld had aangenomen voor het dopen van kinderen en voor andere diensten als predikant volbracht. Hij heeft zijn schuld in deze zaken bekend. Hij mocht van de synode terugkeren naar zijn gemeente. Daar zou men wel een onderzoek instellen naar zijn leven of hij zich misschien ook in andere dingen had misdragen. Wanneer dat niet het geval was - — en de synode hoopte dat vurig — dan mocht hij de gemeente van Sommelsdijk ook verder blijven dienen. En anders zou men hem een andere gemeente toewijzen. Duidelijk blijkt daaruit dat men verlegen zat om predikanten. Want later zou immers iemand zonder meer afgezet worden, wanneer hij zich aan dergelijke dingen had schuldig gemaakt.

Dat werd trouwens in een andere zaak ook openlijk toegegeven, zoals uit het volgende blijkt:

Op de provinciale synode was aanwezig als afgevaardigde van de „classe van Voorae, Putten en Overflakkee" de predikant Gerardus Gallinaceus, predikant te Den Briel. Hij bracht een klacht naar voren ten aanzien van de predikant van Heenvliet, Michaelem Andriess. De classis had zich reeds met deze zaak bezig gehouden. Hij had de classicale vergadering van Den Briel zo goed als nooit bijgewoond. Daarbij had hij geen reden opgegeven waarom hij naar deze vergaderingen niet kwam. Later heeft hij beterschap beloofd, nadat hij door

de classis ernstig vermaand was. Maar nu heeft hij zonder medeweten van zijn gemeente Heenvliet zijn diensten als predikant aangeboden te Dirksland. Zo heeft hij zijn eigen gemeente trouweloos verlaten zonder afscheid te nemen. De vraag werd nu gesteld of deze predikant hierover niet vermaand moest worden. Het algemene gevoelen was dat dit inderdaad geschieden moest. Een predikant dient immers bij zijn gemeente te blijven totdat de dood hen scheidt of tot de dag waarop men op een goede wijze afscheid genomen heeft van elkaar. Ook kwam de klacht binnen dat Michaelem op een onbehoorlijke wijze met zijn kerkeraad is omgegaan, dikwijls boos uit de vergadering is weggelopen, dat hij niet tevreden is geweest met het huis dat men tot zijn beschikking had gesteld, zodat de gemeente op hoge kosten wérd gedreven en dat hij zich daarover van de preekstoel op een ergerlijke wijze beklaagd heeft. Al deze dingen kunnen niet door de beugel bij de synode. Zulke dingen betamen immers niet. Maar deze laatste dingen geeft Michaelem niet toe. Hij moet in zijn eigen geweten maar eens nagaan of ze juist zijn of niet. Maar om de zaken die Gallinaceus tegen hem ingebracht heeft en die hij niet ontkent, is hij waardig van zijn dienst als predikant ontheven en afgezet te worden. Maar dat zou betekenen dat er weer een gemeente vacant zou worden. En daarom valt het volgende besluit: „Doch nademael men niet soo seer op sijne verdienste acht neemt, als op de teerheijt der eerste beghinselen der Kercke, daer noch alle dinghen niet te deyhen in orden ghestelt en is, en alle Dienaers vande ordeninghe der Kercke gheen grondich verstant ende kennisse en hebben, is besloten, dat Michel noch in sijnen Dienst blijven ende heftelick vermaent worden dat hij sulcks niet meer en doe. Ende sal van hem gheeischt worden dat hij bekenne weerdich te sijn afgeset te worden, ende om vergiffenisse sijner schuldt Godt ende de broeders bidde."

Ds. Michaelem Andriess heeft dit aanvankelijk geweigerd en heeft de vergadering verlaten zonder zich te verzoenen. Hij is toen nog wel ernstig vermaand dat hij zich toch bedenken zou, daar immers de gevolgen dan voor zijn rekening zouden zijn. En op diezelfde dag — het was 22 juni 1574 — is hij weer in de vergadering terug gekomen, om zijn schuld te bekennen. Hij heeft daarbij verklaard dat hij het waard was om de dingen die hij gedaan had afgezet te worden. En hij heeft zich daarop met zijn aanklagers verzoend, zodat hij ook de gemeente Dirksland verder zou kunnen blijven dienen.

Ds. Heinrichi, die de gemeente van Gorinchem dient, moest eigenlijk om zijn schandelijk en ergerlijk leven afgezet worden. Dat heeft de synode eenparig uitgesproken. Maar dat besluit zal eerst uitgevoerd worden wanneer er een opvolger voor hem gekomen is. Twee leden van de synode zullen naar Gorinchem gaan en dit besluit aan de kerkeraad meedelen. Ze zullen ook een nieuwe predikant aan de gemeente van Gorinchem voorstellen, een zekere Hadrianum. Maar wanneer de gemeente daar geen genoegen mee neemt of Hadrianum zelf bezwaren heeft om naar Gorinchem te gaan, zo zal Regnerum predikant van Gorinchem worden totdat er een vaste predikant gevonden zal zijn. De gemeente van Gorinchem gaat hier niet zo maar mee accoord. De kerkeraad verzoekt om ds. Heinrichi zijn zonden te vergeven en hem althans voorlopig nog in Gorinchem te laten. De synode blijft echter op haar standpunt staan. Ds. Heinrichi mag nog wel een dag of veertien blijven om orde op zaken te stellen, maar dan moet hij uit Gorinchem vertrekken. En zodra er een andere predikant gekomen is zal er voor hem geen plaats meer zijn in die stad. De classis Delft moet er zorg voor dragen dat er spoedig een andere predikant komt

GEEN ORGELS

Het orgelspel in de kerken werd door de synode afgekeurd. Er werd zelfs een artikel in de kerkorde opgenomen over deze zaak. Het is wel duidelijk dat hier het misbruik van het orgelspel in de roomse kerk een grote rol heeft gespeeld. Maar toch is men vele tientallen jaren lang, ja eeuwenlang, het orgel blijven weren uit de kerken. In veel gemeenten kwam immers pas in de vorige eeuw een orgel in de kerk. De provinciale synode van 1574 sprak dan ook uit dat het orgelspel in de kerken „onbetamelick" is. Er zijn nog steeds enkele kerken onder de afgescheidenen die het orgelspel uit de kerken weren. Hun aantal is echter zeer gering geworden. Het betreffende kerkordeartikel dat op deze synode werd opgesteld luidt als volgt: „Aengaende het speelen der Orghelen in dem Kercken houdt men dat het gantsch behoort afgheset te worden, volghende de leere Pauli. (Men verwijst hier naar 1 Corinthe 14:19, waar Paulus handelt over het „spreken in tongen". Dit Schriftwoord luidt: „Alzo ook gijlieden, indien gij niet door de taal een duidelijke rede geeft, hoe zal verstaan worden hetgeen gesproken wordt? Want gij zult zijn als die in de lucht spreekt." Het is wel bijzonder twijfelachtig of men deze tekst op het orgelspel mag toepassen, maar men wist waarschijnlijk geen andere grond te vinden voor het uitbannen van het orgelspel. In het Oude Testament worden verschillende muziekinstrumenten genoemd om God te loven.) Ende hoe wel men het alsnoch in sommigen deser Kercken alleen int eijnde der predicatiën gebruijekt opt scheijden van den volcke, so dienet nochtans meest om te doen vergheten wat men tevoren ghehoort heeft, ende is te besorghen dat het hiernae tot superstitie ghebruijekt sal worden, ghelijck het nu tot lichtvaerdicheijt dient; twelk soo het afgeschaft ware, men soude den aelmosen bequamelicker aen de deuren int uijtgaan des volx versameien dan dat men sulex int midden der predicatie tot groote hindernisse des diensts Gods moet doen."

Men wilde hier dus twee dingen doen: het gebruik van de orgels afschaffen en de kollekte na de dienst houden bij de deur. Of dat ook niet kon onder orgelspel is een vrciifl die niet beantwoord werd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 augustus 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

ONDER DE STREEP

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 augustus 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's