Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ontmoeting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ontmoeting

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Elia, de Tisbiet, van de inwoners van Gilead, zeide tot Achab: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israëls leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zal zijn, tenzij dan naar mijn woord! 1 Kon. 17 : 1.

In deze tekst ontmoeten twee mensen elkander: een profeet en een koning, Elia en Achab. Het zijn vertegenwoordigers van twee werelden. Elia vertegenwoordigt God en Zijn Koninkrijk; Achab, die het van God gegeven koningschap in Israël moest representeren, staat er als een afvallige, als een vertegenwoordiger van het rijk van de duivel.

Wie was deze Achab? Een zoon van Omri. Deze Omri was via een staatsgreep aan de macht gekomen. Er is niets nieuws onder de zon. Nadat Omri zijn voorganger had gedood en nadat hij zijn rivaal: Tibni had uitgeschakeld was de troon voor Omri.

Het levensverhaal van Omri is in de Bijbel erg kort: hij bouwde Samaria en... deed wat kwaad is in de ogen des Heeren en... ontsliep. Wat een kort en treurig levensverhaal! Wanneer van u en mij niets anders verhaald kan worden dan: hij deed zo het een en ander en hij zondigde maar voort en... hij stierf! Verschrikkelijk.

Toch blijkt uit andere bronnen dat deze Omri een groot man is geweest als generaal en strateeg. Daaraan besteedt de bijbel soms helemaal geen aandacht. De bijbelse geschiedsschrijver bekijkt de mensen op hun waarde voor het Koninkrijk Gods, terwijl een gewone geschiedsschrijver vraagt: wat heeft de man in zijn tijd betekend? Naar de grootte van de man in deze wereld is ook de grootte van de aandacht. Maar de bijbel legt de mensen, ook de groten van deze aarde, op Gods weegschaal. De uitslag is voor Omri: alleen maar kwaad gedaan!

Hoe zal het gaan met zijn zoon Achab? Want deze is intussen koning geworden. Lees 1 Kon. 16 : 29 tot het einde. Zijn profiel wordt getekend. Ook van hem gold dat hij wandelde in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die met zijn beide gouden kalveren Israël tot in de geslachten deed zondigen. Kenmerkend staat erbij: was dit een lichte zaak? Maar dit is nog maar een begin. Het ergere is, dat hij trouwt met Izebel, de dochter van Eth- Baal, de koning van de Sidoniërs. Deze Izebel had zich met dure eden verplicht de Baal van haar land ook in Noord-Israël te dienen. Een speciale tempel met het daarbij behorend altaar werd voor deze Baal in Samaria gebouwd.

Was Baal een 'manlijke' god daarbij behoorde uiteraard een 'vrouwelijke' godin: Astarte. De Statenvertalers hebben deze naam helaas vertaald met 'bos' maar het moet zijn: Astarte. Baal was de god, de zonnegod, de god van de vruchtbaarheid. Astarte was de maangodin, tegelijk de godin van het geslachtsleven zowel ten goede als ten kwade. Ten goede: de moeder; ten kwade: de hoer. Dan is zij de wulpse in wier naam haar vereerders ontucht mogen bedrijven in het kleed van de godsdienstigheid. Dit betekent: de zonde is niet langer zonde, maar opgenomen in de eredienst.

Nog is het einde niet, want in het laatste vers van 1 Kon. 16 staat, dat Hiël in Achabs dagen Jericho herbouwde. Het zou Hiël èn zijn oudste èn zijn jongste zoon kosten naar het Woord gesproken door Jozua. Had Jozua niet de vloek over de man die Jericho herbouwde uitgesproken? En hoe. heeft Hiël het bestaan tegen dit Godswoord in te gaan? En — daarover gaat het hier — hoe heeft Hiël dit kunnen doen zonder de voorkennis en medewerking van Achab? Ook hieruit blijkt dat Achab is 'los' gekomen van het Woord Gods. Gods bedreigingen deden hem niets.

De puinhopen van Jericho waren één grote prediking tot vorst en volk, dat Kanaan een door God gegeven en door God bewaakt land was. Maar in Achabs dagen werd deze prediking uitgewist en de grote daden Gods uit het verleden ingewisseld voor de sterke dikke muren van Jericho. Daarmee trad de vloek Gods in werking. Niet alleen over Hiël en zijn huisgezin, maar ook over Israël en zijn vorst. En wat is er erger?

Zo gaat het van kwaad tot erger. Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. Zien wij dat ook vandaag niet? Worden ook vandaag de tekenen en de woorden van God uit onze wetgeving, uit onze samenleving en uit ons vorstenhuis zo nauwkeurig mogelijk uitgewist? En wat krijgen wij ervoor terug?

De ernst van de situatie kan ons duidelijk zijn, wanneer wij bedenken, dat Jerobeam nog gepoogd heeft de schijn op te houden. Hij wilde dezelfde God in een andere gedaante vereren. Dat was natuurlijk niet zo, want de kalverendienst was de Heere een gruwel. Wanneer deze omsluiering lang genoeg geduurd heeft, vallen de maskers af en komen de andere goden —- bruut en brutaal — te voorschijn. Want Achab — de koning bij de gratie Gods — buigt zi< jh neer voor andere goden. Niet op zijn oude dag als wijlen Salomo, die door zijn buitenlandse vrouwen verleid werd. Neen, hij doet het aan het begin, hij gaat ermee door en hij eindigt erin.

De vraag kan rijzen: waarom wordt de geschiedenis van Achab zo uitvoerig verhaald, terwijl — zoals wij zagen — de geschiedenis van zijn vader Omri in enkele woorden wordt afgewerkt? Het antwoord kan niet anders zijn dan dat God deze man gesteld heeft als wijlen Farao om in en aan hem al Zijn kracht te betonen. Hij is het klankbord van het Woord Gods in die dagen en het aambeeld waarop de levende God door middel van Elia zijn knecht zal slaan. Het is een grote en grootse episode van de worsteling van 't Woord Gods met koning en volk.

De doorbraak was zo goed als voltooid. De ongerechtigheid loopt de spuigaten uit. Baal was de schenker van alle natuurkracht en leven. Baal, de zonnegod. Hij en geen ander! Naast hem troont Astarte, de heerseres over het vegetatieve leven in planten-, dieren- en mensenleven. Zij is de moeder en de hoer. De zonde wordt staats - religie! Zij is niet alleen geoorloofd, maar ook geboden. Wanneer de vorst zijn reli-

gie heeft gekozen, heeft het volk maar te volgen.

Vanuit Sidonië stroomt de Baals- en Astartecultus Noord-Israël binnen en via Noord-Israël wordt zelfs het huis van David aangetast. Want Achabs dochter — Athalia — zal trouwen met de zoon van Josafath. En is zij het niet die straks het gehele huis van David door moordenaarshanden zal laten doden? Of de duivel ook een strateeg is! Hij weet wat hij doet.

De HEERE regeert. Dat blijkt. Want na deze inleiding stelt God ons iemand voor: Elia, de Tisbiet. Wie zijn ouders waren, weten wij niet. Hoe hij opgevoed was, wij weten het niet. Het enige wat wij van hem weten is dat hij uit het Over- Jordaanse stamt, uit Tisbe. Het Over- Jordaanse blonk in de regel niet uit door rechtzinnigheid. God haalt Zijn knechten vanwaar Hij wil. Mocht 't koningschap en het priesterschap erfelijk zijn in de geslachten, het profeet zijn was van geval tot geval. Ge leest nergens dat een zoon zijn vader als profeet opvolgt. God roept ze wanneer Hij wil en vanwaar Hij wil. Hij heeft tegen de langzaam-aan-actie van de duivel om het volk Gods te smoren in het verborgene een instrument gesmeed, dat bekwaam was het Woord Gods te spreken.

Elia. Zijn naam betekent: mijn God is Jahweh of Jehovah. Dat is zijn naam, dat is zijn opdracht en zijn levensprogram. Hoe en waar hij geroepen is staat er niet bij. Daarmee hebben wij ook niet te maken. Want de roepingen tot bepaalde ambten of taken dienen elke dag bevestigd te worden in het horen en het doen van het Woord Gods. Verstaan wij dat?

Naar de buitenkant is er weinig aan de man te zien. Hij draagt een kemelsharen kleed. Hij is hier en daar ongrijpbaar, verschijnt en verdwijnt, duikt op en duikt onder. Eén ding staat vast: hij leeft in de meest volstrekte tegenstelling met zijn goddeloze omgeving. Maar in dit alles heeft hij diepe sporen in het Woord Gods in het volk getrokken. Daarom is zijn indruk overweldigend op het volk. Maleachi spreekt over hem. Johannes de Doper en de Heere Jezus brengen hem in het geding. Met Mozes behoort hij tot de reuze figuren uit het Oude Testament. Hij wordt verwaardigd met Mozes aan de Heere Jezus uit te leggen Zijn uitgang die Hij heeft te volbrengen te Jeruzalem.

Plots staat hij voor Achab. Hij lijkt wel een parachutist, die zo boven het paleis van Achab is gedropt. Maar nee, hij zal wel langs de gewone weg gegaan zijn. Hoor wat hij zegt: zo waarachtig als de HEERE de God van Israël leeft voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord!

Wat een majesteit! Wat een ambtelijke volmacht! Wat een ingehouden kracht! Over zijn roeping geen woord. Wij zagen het. Maar elk woord door hem gesproken getuigt van een goddelijke roeping. Hoezeer het waar is dat iedere verkondiger van het Woord Gods door de Heere Zelf tot deze heilige dienst geroepen dient te zijn — en daarover schreven wij de vorige maal uitvoeriger — de mensen hebben meer aan de levende en gezagsvolle woorden Gods, die wij spreken dan aan verhalen over onze roeping waaruit — hoe waar ze ook mogen zijn — de volmacht, de kracht en de majesteit is weggeëbt Want de echte roeping blijkt uit het Woord dat wij spreken, uit de kracht die ervan uitgaat en uit de volmacht, die wij van de Heere hebben ontvangen.

Hier wordt alle aandacht gevraagd voor het koninklijke en majestueuze Woord van de levende God. Dat gaat, onafhankelijk van de goedkeuring of afkeuring, de eeuwen door zijn gang. Het heerst over allen en alles en wordt door niemand overheerst. Het heeft ieder mens in de tang, hetzij ten leven hetzij ten dode. O, die macht van het Woord Gods! O, die noodzaak van de volmacht en van de levende bediening! Wat zouden we als gemeenten en voorgangers worstelen om de tegenwoordigheid Gods in de samenkomsten van de gemeente en daarbuiten, wanneer wij ge-

voelden de last van het Woord Gods! Zo waarachtig als de HEERE, de God van Israël leeft! Zie, zijn vingers gaan omhoog. Hij zweert bij het leven van God of beter bij de levende God, die in de staatsgodsdienst van Israël geen plaats meer had. Wat is dan het Woord Gods scherp! In Achabs paleis openbaart het zich als een bliksemstraal. En wat staat de man die het spreekt in de vrijheid! Hij is zelfs de enig vrije aan dit hof, waar de zonde gediend wordt. Is Achab vrij? Integendeel. Hij is de gebondene door zijn eigen zonden. Is Izebel vrij? Ook niet, want zij ligt ingekapseld in de cultus, die ten diepste een satansverering is.

Wie is er vrij ook onder ons? Die door het scherpe Woord Gods van zijn eigen verdorven levenswortel is afgesneden en in Christus is overgebracht. Wie is er vrij? Die eigen gebondenheid als de grootste smart en als de grootste schuld heeft leren kennen en door Christus wordt vrijgemaakt. Wie is er vrij? Die door het scherpe veroordelende Woord Gods aan Gods kant is gezet en heeft leren buigen voor Gods recht. Het Woord Gods maakt met onze ingebeelde vrijheid korte metten. Want alleen God bevrijdt. Wij doen van nature niet anders dan vrome en goddeloze ketenen vlechten tot ons eigen verderf.

Waarin bestaat uw en mijn vrijheid? Dat wij alleen de eeuwig levende God vrezen en verder niemand. Is dat waar voor ons? Onderkennen wij de sluipwegen van de duivel door volk en kerk? Ook in onze gemeenten en pastorieën, in onze gezinnen en harten? Wat verlicht? Het eeuwige Godswoord en niets anders.

Later staat Achab voor Micha, de zoon van Jimla. Dan is hij bijna aan het einde van zijn leven. Micha is een gevangene, Achab zit op de troon. Wanneer Micha uit de gevangenis wordt gehaald, wordt hem uitdrukkelijk gezegd, dat hij — na alle gunstige adviezen — niet de man moet zijn, die roet in het eten gaat gooien. En wat antwoordt deze Godsman? Zo waarachtig als de HEERE leeft, hetgeen de HEERE tot mij zeggen zal, dat zal ik spreken! Wat een koninklijk en fier woord: Opnieuw is Achab de gebondene en de profeet de vrije, hoewel Micha opnieuw op brood en water de gevangenis ingaat.

Wat is het geheim? Hoor wat Elia zegt: voor Wiens aangezicht ik sta. Het kan ook vertaald worden met: in Wiens dienst ik sta. Het een sluit het ander in.

Wanneer hebben wij de mensen een boodschap te brengen. Als ambtsdragers, maar ook als gemeenteleden? Daar waar wij buigen voor God en ons in Zijn laaiende tegenwoordigheid weten. Dan schroeit en vlamt het en pijnt het, maar — en dank er God voor — worden er ook zondebanden doorgesneden; opzien tegen mensen wordt weggenomen en ons dierbaar geschipper wordt in de grond geboord. Gevoelt ge nu hoezeer ge dit scherpe slagwapen van het Woord Gods nodig hebt? Dat God ook door deze regelen uw halfslachtigheid, uw laksheid, uw dubbelhartigheid, uw koesteren van uw boezemzonde, die de krachten van uw leven verteren, doorboren en ge — vervuld met de liefde Gods — uw taak ter hand neme.

Elia staat voor Gods aangezicht. Zijn enig gewicht is het Woord Gods. Daarom behoeft hij niet gewichtig te doen en een speciale houding aan te nemen. God zelf is zijn gewicht! En dat weegt! Steken wij de hand diep in eigen boezem? Zijn wij figuren van het compromis geworden? Gaat er kracht van ons uit in onze gezinnen? Is er geen kracht in uw door uw veraf leven van de Heere? Dan daag ik u voor het aangezicht van de levende God. Ge staat voor Hem! Alle verontschuldigingen besterven u op de lippen. Ge hebt u zelf vrijheden veroorloofd tegen de Heere en daarom staat ge niet vrij meer tegenover de mensen. Breekt er wat in u? Ga in uw binnenkamer en klaag Hem uw nood. Hij weet raad, gij niet.

Gelukkig de mens die voor Gods aangezicht staat en in Zijn dienst gaat. Want die twee gaan altijd samen. Wij kunnen de mensen pas liefhebben, wanneer wij God boven alles liefhebben. Wie de eer van God zoekt, zoekt het heil van mensen en omgekeerd, wie het heil van de mensen zoekt in de bijbelse zin van het woord, zoekt de eer van God. Nooit zal het lukken vanuit de mens naar God te komen. Wie dat probeert verongelukt zelf en brengt anderen in het verderf. Elia verstond wat de cultuurslampampers van vandaag niet meer verstaan, namelijk dat er geen andere eer voor kerk en volk is dan de eer des Heeren.

(Slot volgt).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 september 1972

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Een ontmoeting

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 september 1972

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's