Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In doeken in de kribbe

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In doeken in de kribbe

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij baarde haar eerstgeboren zoon, en wond Hem in doeken en leide Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.

Lucas 2 : 7.

Haar eerstgeboren Zoon

, En zij baarde haar eerstgeboren Zoon.' Kerstfeest dat is Christusfeest. In het hele geschiedverband van de geboorte van de Zaligmaker gaat het om Hem, de Zoon Gods en de Zoon des mensen. Hoewel het ook Schriftopenbaring is als over de engelen, de sprekende engel en de zingende engelen gesproken wordt, als over Maria, de moeder des Heeren gesproken wordt, ook als Jozefs aandeel in deze historie behandeld wordt, als er over de herders gesproken wordt, het gaat toch over Hem, de Geborene, Die van de hoge hemel nederkwam op de aarde. De nevenfiguren zijn er slechts om als de ontvangenis van Zijn genade Zijn heerlijkheid mede te vergroten. Het is dus niet mogelijk om de nevenfiguren te behandelen zonder het volle licht op de Heere Jezus te laten vallen. Het is ook niet mogelijk om de Heere Christus te prediken met voorbijgaan van hen, tot wier zaligheid Hij gekomen is.

Zo nu staat voor heden achter Jezus de figuur van Zijn Moeder. En dat wel in gewijde, heilige en kuise taal in de ure van haar baren van haar Zoon, haar Zaligmaker. De baring zelf bedekt de Heilige Schrift met het duister van de nacht en met de afzondering van een ons onbekende stal. Hier zijn geen engelen, noch Gabriël, noch de cherubs, geen mensen, noch de herders, noch de wijzen, noch Simeon, noch Anna toegelaten. Niemand dan Maria en Jozef. Het moeder zijn is een schone gave, een schone taak, het moeder des Heeren zijn is wel de schoonste moedertaak, die ooit een vrouw is te beurt gevallen. Niet de moeder aller levenden, Eva, had zulk een voorrecht, niet de moeder van Simson, niet de moeder van Samuël is zo'n hoog voorrecht gegeven. De Heere gaf dit aan Maria, de gezegende onder de vrouwen.

Het is merkwaardig, dat het hele Oude Testament van haar niet spreekt dan bij verre zinspeling. Het is even merkwaardig dat na de belofte, dat elk geslacht haar zalig zal spreken, toch van haar slechts enkele malen in de latere bijbelboeken gesproken wordt. Mij dunkt: dit is haar ere, dit is haar enige, maar dan ook grote ere, dat zij verkoren was om de Moeder onzes Heeren te zijn.

Hoewel zij van zichzelf spreekt als van haar nederheid, van haar lage staat, hoewel zij zelfs straks roemt in haar Zaligmaker, als een die genade nodig heeft, is van haar menselijk gezien niets dan goed te zeggen, waarom het ons niet moeilijk valt haar met al de geslachten der aarde zalig te spreken. Zij was een maagd, geheel naar de profetie. Zij was uit een godvruchtig geslacht en van koninklijken bloede, zij was een gelovige vrouw, zij was een profetes, die een lofzang op haar naam had staan.

Deze vrouw baarde haar eerstgeboren Zoon. Met smart zou de vrouw, naar het Woord des Heeren, kinderen baren. Ik zal zeer verzwaren uw smart, namelijk uwer dracht. Als een eerstgeborene gebaard wordt, dan wordt de poort des levens geopend. Dat geldt van elke eerstgeborene. Dat geldt ook bij de eerstgeborene Jezus. Hij wordt de eerstgeborene niet alleen van het gezin, dat Maria zal hebben, maar Hij wordt de eerstgeborene veler broederen, namelijk van al dat volk, dat door Hem zalig zal worden.

Zo'n eerstgeboren Zoon moest den Heere heilig zijn. Al het eerstgeborene kwam den Heere toe: het eerste van elke oogst, hetzij koren, hetzij vruchten, het eerstgeborene ook van alle vee, ook het eerstgeborene van alle kinderen Gods. Zo'n eerstgeboren zoon moest óf sterven óf gelost worden. Voor Hem is het losoffer gebracht en Hij moest nochtans sterven, opdat met Hem naar de wet geschiedde en Hij evenzo het recht der wet voldeed, moest Hij toch, schoon zonder zonden, als zondaar voor de zondaren sterven. Al het eerstgeborene moest den Heere heilig zijn, den Heere geheiligd worden. Deze eerstgeboren Zoon was den Heere heilig, van Zijn geboorte af aan, en Hij heeft Zich geheiligd door een dadelijke en door een lijdelijke gehoorzaamheid en Hij is nog bovendien geheiligd door het lijden, dat over Hem kwam. Nu werd Hij geheiligd door het losoffer, dat henen wees naar het Lossers-offer of naar het Los-offer, dat Hij tot slot zou brengen. En door dat Los-offer, dat Hij in het einde Zijns levens zou brengen, heeft Hij in één offerande geheiligd al de kinderen, die Hij tot God zoude leiden. Want als de oudste Zoon gevallen was, als voor en door de oudste Zoon het los-offer gebracht was, dan waren alle zonen vrij.

Christus is wel de Doorbreker genoemd. Hij was metterdaad de Doorbreker, die de poort des levens doorbrak voor alle vlees. Zo kunt u lezen in Johannes 1 : 9: „Dit was het waarachtige licht, hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende in de wereld." Hij maakt leven mogelijk voor alle vlees. Dit doet Hij als de Eerstgeboren Zoon, in plaats van die andere eerstgeboren zoon weleer: Adam. Bovendien maakt de Doorbreker, de Eerstgeboren Zoon, de Geloste en de Losser, de ingang mogelijk tot het Koninkrijk Gods voor allen, die Hij Zijn broederen noemt. Zo is Hij door al Zijn broederen t' eren. De Eerstgeborene inderdaad van vele broederen, die Hij tot de zaligheid leiden zou. Ziet dan veel op de Eerstgeborene van Maria, op de Eerstgeborene der Kerk.

In doeken in de kribbe

, , En wond Hem in doeken en leide Hem neder in de kribbe."

Tweemaal lezen wij dat Christus in doeken gewonden is, n.1. bij Zijn geboorte en na Zijn sterven, de eerste keer in de

kinderklederen der armen, de laatste keer in de grafklederen der rijken. Beide keren echter waren het tekenen van Zijn vernedering, de eerste keer bij de dieren des velds gelegd — het kan niet vernederender — bij de verleiding had een dier, de slang, mede de zonde in de wereld gebracht — satan wordt in de Schrift genoemd het Beest — de mens der zonde wordt genoemd het Beest - —; de tweede keer is van Hem geprofeteerd: „Gij legt Mij in het stof des doods!"

Wij maken de doeken en de kribbe romantisch, vinden het mooi, vinden het innig. Niet alzo is het in werkelijkheid. Christus is in de kribbe en in de doeken Borg, zowel als op Golgotha. Let u slechts op het verband van de tekst. Het Kerstevangelie van Lukas 2 begint met twee vaststaande uitdrukkingen: En .het geschiedde in vers 1, En het geschiedde in vers 6.

Het eerste tekent ons een keizer op de wereldtroon.

Het tweede tekent ons een koning in een dieren voederbak.

De eerste is de man, die iets heeft van de mens der zonde, de man die zijn geslacht uitmoordde om zelf aan de macht te komen en om aan de macht te blijven. Hij heeft in zijn grootheidswaan voor geen ding gestaan. Gajus Julius was zijn naam. De hoogste vorstelijke titel heeft hij uitgedacht: Caesar. Ge vindt die titel ook in de tekst van Lukas. Keizer Augustus de keizer Augustus. Alsof dat niet genoeg was, heeft hij in zijn grootheidswaan er de toevoeging Augustus bijgesteld: de verhevene. En in het toppunt van dit streven bedacht hij ook de naam divus — goddelijke. Daar hebt ge de mens der zonde ten voeten uit. Gajus Julius Caesar divus Augustus. Het is de oude leus, die satan de mens in het paradijs voorhield: , , Gij zult als God zijn." Hoezeer dit de keizer menens was, blijkt wel uit het feit, dat de keizercultus, de keizerlijke staatsgodsdienst werd ingesteld en dat elk voor hem moest offeren. Het opkomende christendom was voor de staatsgodsdienst en dus voor de staat gevaarlijk. Toen nu deze macht op zijn hoogst was, kwam Christus.

En daar hebt ge het tweede: , , En het geschiedde." Lukas zet de dingen op een in die dagen staatsgevaarlijke wijze in verband en in tegenstelling. „En zij wond Hem in doeken en leide Hem neder in de kribbe." De vorst van het heir des hemels, de gebieder van hemel en aarde, Hij Die Zelf waarlijk God was; daalde neder van de allerhoogste troon, verliet Zijn heerlijkheid en de eer, die Hij bij Zijn Vader en bij de miriaden van heilige engelen had, die Hem dienden met heldenkrachten, om mens te worden. Daar een mens, die God wilde worden — hier de waarachtige God, die mens wilde worden.

En dan wordt Christus mens in de meest vernederende wijze, Hij zonder zonden, wordt zonde voor ons gemaakt, opdat wij rechtvaardigheid Gods zouden worden door Hem. Neem nu de doeken en de kribbe in beschouwing. Om der zonden wil gevoelde de mens zijn naaktheid en God bekleedde hem met de klederen van geslachte, wellicht geofferde dieren. De klederen zijn de bedekking onzer zonden. Christus aanvaardt eveneens klederen, tekenen van vernedering om ons te verschaffen klederen des heils. Het kleed wordt de behoeding van de mens. En het kleed wordt het sieraad van de mens. In de hemel zullen de gezaligden wandelen in lange witte klederen. Het is alles vrucht van Christus' borgwerk van Zijn kribbe tot Zijn graf.

Hij wordt bij de dieren gelegd, om de mens, die door de oude slang zijn adeldom verloren had, weer op te heffen. En het zal worden door Hem, de gezegende onder de kinderen der mensen, een aangenomen worden om bij God te zijn, om mèt God te zijn. Het gaat van de kribbe naar de troon met Jezus en met al Zijn volk, niet door zelfverheffing, maar door verlossing door een ander.

God had hun, tot hun troost, gemeld, Hoe Zijn gena ons redden zou Y^n onzer haat*ren wreed geweld; Nu blijkt Zijn onverwrikb're trouw. Nu toont Hij Zijn barmhartigheid, Van ouds de vaad'ren toegezeid; En dat Hij wil gedenken Aan 't heilverbond, aan die gestaafde eed, Die Hij weleer aan Abram deed. Aan Zijn verbond, dat van geen

[wank'len weet.

Geen plaats in de herberg

„Omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg."

Het is een bekend thema, dat aan Maria en Jozef en dus ook aan Hem, Die geboren stond te worden, geen plaats gegund werd, zelfs in een herberg en dus geen plaats gegund werd op de aarde, zodat ten slotte een kruis Zijn deel werd. Het is natuurlijk in zijn algemeenheid wel waar. Maar het staat er niet. Daar was voor henlieden geen plaats!

De herberg (dat moet dus de enige herberg in het kleine stedeke Bethlehem geweest zijn, dat er gesproken werd over , , de" herberg), de herberg was vol. Het laat zich ook nog denken, dat men bij een herberg vol mensen er tegen op zag, als een dergelijke gebeurtenis in zo'n beperkte ruimte moest plaats hebben. De lieden zagen er ook niet rijk uit. Men kon ze zo maar niet aanzien, dat zij nog uit Davids geslacht waren. Niettemin zijn er enkele gedachten, die wij in verband met Jezus' geboorte, hieraan kunnen verbinden. Ik vond in een Engelse commentaar deze gedachte. Jezus heeft willen gaan bij Zijn inkomst in een herberg. Hij heeft willen tabernakelen op de aarde. Hij heeft pelgrim willen zijn, net als de patriarchen. Hij heeft de vreemdelingschap op aarde willen aanvaarden, om van meet af de reis door dit Mesech der vreemdelingschappen te maken. En Hij is daarin de weg van al Zijn volk willen gaan. Hij is de Voortrekker geweest voor al de Zijnen. Ook Hij en Hij in de eerste plaats heeft een stad gezocht die fundamenten heeft. opdat Hij de Voorloper op aarde zou kunnen zijn van allen, die een beter vaderland zoeken.

Een herberg — en nog niet eens een herberg — een stal verkreeg Hij, Die de hemel had tot Zijn vaderland en het Huis Zijns Vaders tot Zijn wettig eigendom. Hij, de Zoon Davids, had niet eens een wettig eigendom in de stad Davids. Hij had daar geen erfdeel. Zelfs de herberg had geen plaats voor Hem, opdat Hij voor vreemdelingen op de aarde een thuis zou zijn. Hij nodigt de vreemdelingen, de daklozen tot Zich. Komt allen tot Mij en Ik zal u rust geven. Hij is als een vreemdeling geweest in Zijn eigen land, in Zijner vaderen erfdeel, op deze aarde, om een plaats voor de Zijnen te verwerven in dat land, waar zij een erfplaats verbeurd hadden. Opdat zij daar een thuiskomen zouden hebben bij God, om daar bij Hem te zijn niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar huisgenoten Gods.

Gezegende Immanuël, Rustaanbrenger, Gij baant de weg voor onze zielen tot God, Uw Vader.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 25 december 1972

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

In doeken in de kribbe

Bekijk de hele uitgave van maandag 25 december 1972

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's