Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het overschot der brokken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het overschot der brokken

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dankzegging Heilig Avondmaal

En ze aten allen en werden verzadigd, en zij namen op, het overschot der brokken, zeven volle manden. Matth. 15 : 37.

De volle maat

Het is goed een dankzegging te houden na het gevierde Heilige Avondmaal. Het is goed een dankzegging te doen na elke maaltijd. Dat slijt helaas te veel uit onder ons volk, ook onder het kerkvolk. Zou men zijn God niet dankzeggen voor al Zijn goedheid, zou men niet tellen, natellen al de zegeningen, die wij uit Zijn hand ontvingen, om het dan bij dit tellen niet te laten. Zal men voor gewone spijs danken, hoeveel te meer toch voor die spijze van Zijn vlees en van Zijn bloed. Dit is veel meer dan het manna, dat uit de hemel regende. Het is bepaald hemelse spijze, hemelse drank. Het is dat brood, dat zielen voedt. En bij een dankzegging behoort dan behalve het richten van de blik vooruit naar wat nu voorts te doen staat, toch, eveneens nog eens zien wat gebeurd en ontvangen is.

Welnu. Gij kent de geschiedenis. Op het woord van Jezus over Zijn bewogenheid over de scharen, antwoordden de discipelen: „Vanwaar zullen wij zovele broden in de woestijn bekomen, dat wij zulk een grote schare zouden verzadigen? " Hier ziet gij dat het in woestijnland geweest is aan het meer van Galilea, dat Jezus de scharen tot Zich getrokken had en dat de scharen ook in die woestijn drie dagen bij Hem gebleven waren. Ge kunt dan ook verstaan, dat de discipelen het onmogelijke van de zaak inzagen om in een woestijn brood bij elkaar te krijgen en dan zeker zoveel brood. Laat er dan hier of daar in die woestijn in een dorpje een bakkerij te vinden geweest zijn. U kunt ook merken, hoe verbaasd de discipelen geweest fijn over wat zij noemen „zulk een grote schare". En dat in een woestijn. Dan moet er toch wel een grote aantrekkingskracht uitgaan van Jezus, dat men voor Hem zelfs bij duizenden uitgaat naar de woestijn, naar - een woestijn! Hebt u er wel eens op gelet, dat de Heere in een woestijn doorgaans Zijn kerk sticht en bouwt? Mozes geeft de wet en de tabernakeldienst der verzoening in de woestijn. Johannes de Doper doopt in de woestijn. De Heere Jezus is toch maar alleen Degene, Die de kerk bouwt, sticht, verzamelt. Hij alleen is het aantrekkelijke voor Zijn volk. Ik kan er alleen maar troost uit putten voor onze kerk, die nooit veel meer dan een woestijn geweest is, maar waar de Heere toch ondanks alles nogal eens de broden vermenigvuldigd heeft. En daar zijn ook nogal eens de grote scharen samen geweest.

Hoevele broden hebt gij? vraagt Jezus. Zeven en weinige vissen.

Een andere keer waren dat er vijf en twee. Daaruit make niemand enige gevolgtrekking, alsof het ene wonder groter zou zijn dan het andere. Van belang zijn slechts die handen, die Middelaarshanden, die dankende handen, die zegenende handen, die brekende handen, die gevende handen. Die doen het wonder! En let wel op. Hij breekt en blijft breken voor al die duizenden. Daar is niemand hunner die brood eet of vis, welke niet door Zijn handen gebroken zijn, die niet door Zijn handen gegeven zijn. Het is in Zijn hand geweest. Het is door Hem Zelf gegeven, voor mij gegeven. Wat een arbeid heeft Jezus hier gedaan. Hoeveel brokken voor die vele duizenden. Hier zijn mensen, die door Zijn hand eerst genezen werden en die nu door Hem gevoed zijn. Geen brokje of Zijn brekende hand heeft het gebroken. Geen Avondmaalsbrood of het is het gebroken lichaam van Christus, gebroken aan Hem, gebroken door Hem.

Let er dan ten tweede op, dat niemand iets ontvangt of het is uit de hand der discipelen. Hij gaf het Zijn discipelen en die gaven het aan de schare. Het behaagt de Heere de heilsweldaden door de dienst van mensen, van nietige mensen, van zondige mensen u te doen toekomen. De Heere werkt ambtelijk. Let dan ook daarop, dat de Kananese vrouw slechts een brokske kreeg van 's Heeren tafel, maar dat hier binnen Israël, naar Zijn woord, het brood der kinderen wordt toegedeeld. En dat met zo volle mate. Zij aten allen.

brokken En zij werden verzadigd. Dit was een volle, een geschudde en overlopende maat. Daar- is altijd veel spraak over de vraag voor wie het Avondmaal is. Daar is altijd veel zorg over een te weinig Avondmaalsgang bij sommigen, over te veel avondmaalsgang bij anderen. U kent mijn standpunt, dat het Avondmaal is voor een gelovig volk, voor een Godvrezend volk, voor een bekeerd volk. Alleen, wat zegt ge hiervan? Ik weet het: het was een gewone maaltijd! Maar wat dunkt u van het Pascha? Werd dat niet gegeten door het hele volk? Ik wilde maar zeggen: daar is bij de Heere zo'n overvloed. Daar is bij Hem een volheid. Hij geeft met volle, met geschudde en met overlopende maat. Als er maar is bij ons een gaan tot Jezus, met onze ziekten, met onze zorgen, met onze zonden. Als er bij ons maar is een blijven bij Hem met honger, met dorst naar Zijn gerechtigheid. En bij Hem zijn milde handen en vriendelijke ogen van eeuwigheid. Opent dan uw mond. Eist van Hem vrijmoedig. Al wat u ontbreekt, schenkt Hij, zo gij 't smeekt, mild en overvloedig.

De overlopende maat

Allen aten en allen werden verzadigd. Wat een orde had daar plaats. Hij gebood de schare neder te zitten op de aarde. Daar is vooreerst de orde in Gods Koninkrijk en in Gods kerk. Eén gebiedt en allen gehoorzamen. En die Ene heeft het te gebieden. Daar zit in het Koninkrijk Gods geen enkele rebellie. Daarin zit ook geen enkele democratie. Dat is waaraan onze staat en onze maatschappij dreigt ten onder te gaan. In de kerk is alleen maar theocratie. Daar is het enige Hoofd Christus en daar zijn de discipelen alleen maar Zijn dienaren. De dienaren zijn gehoorzaamheid verplicht aan Hem en het volk is alle gehoorzaamheid verplicht aan Hem. Hier heerst ook volkomen orde. Als zelfs het Avondmaal vieren al slordig toegaat, waar blijven wij dan? 'k Heb nogal bezwaar tegen een dienst die uitloopt op een Avondmaal, waar men na het communi-

ceren wegloopt. Een maaltijd is niet iets en passants en zeker een Avondmaal niet. 'k Heb ook bezwaar tegen een lopend Avondmaal. Dan viert men het niet met elkander. Terwijl dat brood uitgedeeld wordt door Jezus en de discipelen — wat nogal wat tijd zal gevorderd hebben — blijft de schare op Jezus' bevel rustig zitten en zij aten allen. Wat een schare — wat een maaltijd!

't Was een eenvoudige maaltijd: brood en vis. De maaltijd der kerk is altijd een eenvoudige maaltijd: het Woord, het Evangelie en het brood des Avondmaals. Hebt u er wel eens op gelet, dat de eenvoudige dingen de houdbaarste zijn. Als de kerk dat nu maar gewoon doet, dan wordt het volk verzadigd, en de Heere zegent dit. Niet anders dan het Woord, niet meer dan het Woord, niet minder dan het Woord. Ook niet anders dan het sacrament van het Avondmaal. Dit gewoon. Dit gestadig. Zij aten allen en werden verzadigd. Hier werd niet verachtelijk de neus voor opgetrokken, zoals eens Israël zeide: , Onze ziel walgt van deze zeer lichte spijs.' Dit werd gegeten, rustig, dankbaar, eenvoudig, eerbiedig. Ieder bleef eten totdat hij verzadigd was. Daar zal ook gegeten zijn naar dat de mens was, die at. Van Israël gold ten dage toen het manna regende: die veel verzameld had, had niet over en die weinig verzameld had, had niet te kort. De mate waarmee de één uit de kerk gaat zal èn onder de prediking èn onder de sacramentsbediening, wel verschillen. Maar zij werden allen verzadigd. Verzadigd, dat betekent dat zij tot hun aller vervulling toe aten. God vervult altijd de behoeften van Zijn volk. Hij verzadigt al wat er leeft. Hij doet de Zijnen het goede tot verzading, dat is tot verzadiging ontvangen. Ook in de kerk geldt: „kijkers eten niet veel!" Wij hebben toch met zo'n rijke God te doen, Die mildelijk geeft en Die niet verwijt. Hij geeft altijd meer dan er nodig is. Dat doet Hij in de natuur. Dat doet Hij in de genade. Wij zouden verwachten, dat de Heere Jezus aan het einde wat ging minderen. Zie nu maar eens of het nog niet genoeg is. Neen, straks zullen zeven korven overblijven.

Ik vrees niet, neen, schoon ik door duist're dalen, In doodsgevaar, bekommerd om moet dwalen; Gij blijft mij bij in alle tegenspoeden; Uw stok en staf zal mij altoos behoeden: Gij troost mijn ziel, en richt, in mededogen, De tafel aan, voor mijner haat'ren ogen.

Gij zalft mijn hoofd; Gij doet mijn blijdschap En van Uw heil mijn beker overvloeien. [groeien Het zalig goed, mij door Uw gunst gegeven, Verlaat mij niet, maar volgt mij al mijn leven; Zodat ik in het heilig huis des HEEREN Een lange reeks van dagen, blijf verkeren.

De overgeschoten brokken

, , En zij namen op, het overschot der brokken, zeven volle manden." Het brood wordt in het oosten gebroken, niet gesneden. Dat gebeurt in de zuidelijke landen nog. Vandaar de overgeschoten brokken. Had de Heere tot de Kananese vrouw gezegd: „Het komt mij niet toe, het brood der kinderen te nemen en den hondekens voor te werpen", hier ziet u dan, hoe Hij met de kinderen des Koninkrijks handelt. Zo mild, dat er ik weet niet hoeveel overschiet. Hier hebt u de volle, de geschudde, de overlopende maat. Vraagt ge waar die manden vandaan kwamen? 't Was op een berg aan de zee van Galilea. 't Was in een woest land, een woestijnland aan de zee. Daar zullen dus vissersschepen aan de kant gelegen hebben, misschien wel schepen van de discipelen zelf. De manden zijn dus wel bij de hand. En dan zijn het vissersmanden van een heel behoorlijke grootte. Zeven broden en weinige visjes. En nu zeven manden vol brokken.

Waarom liet de Heere die oprapen?

Waarom raapten de discipelen die op?

Vooreerst kon mogelijk dit volk voor de tocht weer naar huis dit goed gebruiken. En anders zou het voor de discipelen kunnen dienen tot proviand. Het dient ons ten eerste zuinig te zijn op voedsel. Nooit spillen wat met zorg is samengebracht en verdiend. Dan ook er zijn zegenende handen over gegaan. Er is voor gedankt.

Het kan ons ook leren de spijze Gods niet te verachten. Brood wil niet gecritiseerd worden, het wil gegeten zijn. Wat zou menigeen een ander leven openbaren, als men toch hongerde en dorstte naar de spijze Gods in Zijn woord en in Zijn brood des Avondmaals. Ziet men daar dan nooit naar uit? Strekt men daar nooit begerig en behoeftig de handen naar uit? En als men er van eet, dan zal men er toch de smaak van hebben. Dan zal men al etende toch meer van dit brood willen hebben. Al etend zal men dan letten op de handen, de gezegende handen van Hem, Die het geeft. Vergeet het maar niet: het is des „Heeren" Avondmaal! Van Hem ingezet. Van Hem bij Zijn volk tot een instelling gemaakt. Maar ook: men eet des Heeren lichaam. Maar ook: men drinkt des Heeren bloed.

De Heere laat het overgeschotene vergaderen. Daar moet altijd zorg gedragen worden voor de komende dag. Wat is het een zegen als het Avondmaal wat herbergt voor de toekomst. Wat is het een zegen als een zwak gelovige hopen mag op een nieuwe versterking, als men mag weten: Hij redt mij keer op keer. Hij helpt mij keer op keer. Zorg voor de toekomst, dat kan men vertroostend uit dit alles medenemen en leren.

Het is al een heel ding als men een herinnering aan genoten zegeningen mag meenemen. Maar 't is groter ding, als men mag weten, als men mag rekenen op nieuwe zorg voor de toekomende dag. Overgeschoten brokken, dat kunnen niet alleen de herinneringen zijn aan genoten zegeningen. Het kunnen zijn de nabeschouwingen onderling. Het kunnen zijn de gehoorde en verhandelde dingen ten tijde des Avondmaals. Wat kan dat zijn, dat allerlei herinneringen later opkomen van wat men hoorde aan de tafels, van de gemeenschap, die men mocht oefenen met Christus en ook met de broederen of zusters, die men aan de maaltijd ontmoette. Overgeschoten brokken, ze kunnen zo'n nut doen daarna als men niet wat heeft, als men niet dat heeft in de prediking, als men niet dat heeft in de sacramentsbediening. Spaart het maar goed, het kon u wel eens van groot nut. zijn en tot voedsel na de maaltijd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 februari 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het overschot der brokken

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 februari 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's