Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van God de Vader en onze schepping

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van God de Vader en onze schepping

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat gelooft ge met deze woorden: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, , Schepper des hemels en der aarde? Dat de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft, die ook door Zijn eeuwige raad en voorzienigheid ze nog onderhoudt en regeert, om Zijns Zoons Christus' wil mijn God en mijn Vader is; op welke ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel, of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziel verzorgen, en ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keren; dewijl Hij zulks doen kan als een almachtig God, en ook doen wil als een getrouw Vader. Zondag IX.

De Vader van de Heere Jezus Christus Ik geloof. Daarmee begint de geloofsbelijdenis. Niet: wij geloven. Dat zou kunnen. Zo lezen wij het gedurig in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dan spreekt de hele kerk, alle ware Christgelovigen, zij allen tezamen en ook een iegelijk voor zich. Wel schoon, als zo dat hele koor der kerk van vele eeuwen dat zo samen zegt, dat gelooft en belijdt! Maar het is ook goed als men dat in de ik-vorm zegt. Hier staat niet: zij geloven! Hier staat niet: men gelooft. Maar: ik geloof. De oude christenen plachten te zeggen: het geloof is een persoonlijke zaak. Zo is dat. Op dat persoonlijke komt het bepaald aan.

Geloven is een geweldige zaak. Dat is een gave van God. Dat is zo'n voorrecht: het is het blijk van uitverkoren zijn. Omdat het zo'n hoog voorrecht is, is er zo veel namaakgeloof, wel drie soorten: tijdgeloof, historisch geloof, wondergeloof. Brutaal belijdt men in deze eeuw zijn ongeloof en propageert dat ook. Maar het is zo'n groot goed: denkt u in: te mogen geloven in God, in die grote God van hemel en aarde. En in Hem te geloven, dat is Hem te zien, als ziende de Onzienlijke, dat is Zijn stem te horen als van de levende God, dat is door Zijn hand geleid te worden, dat is eeuwig aan Hem en aan Zijn dienst verbonden te zijn. Ja, dat is zelfs in Zijn vaderlijke gunst te delen en in niet minder dan in het kindschap Gods te staan. Het geloof is meer dan de ervaring, want die vloeit uit het geloof voort. Het geloof is ook meer dan de bevinding, dat is het beproefd blijken, want ook de bevinding vloeit uit het geloof voort. Het geloof is ook veel meer dan het gevoel. Het geloof is dè grote gave Gods. Het geloof brengt wel ervaring mee, het brengt ook bevinding mee, het gaat ook zeker met gevoel gepaard. Het geloof raakt het verstand, het raakt het hart, het raakt de wil, het raakt en bestuurt heel het menselijk leven. Het geloof is buigen voor het Woord, buigen voor de Zelfopenbaring Gods. Dan beleeft ge niets anders dan wat Mozes beleefde aan de brandende braambos. De schoenen dan dus van de voeten, want de plaats waarop ge staat is heilig land!

Nu is de vraag: „Wat gelooft ge als ge zegt: Ik geloof in God de Vader? " Daar moet elk gelovige zich rekenschap van kunnen geven. Als ge wat gelooft, moet ge weten wat ge gelooft, want geloven dat is een zéker weten. Het geloof is een veel zekerder weten dan een wiskundig weten. Het is veel zekerder dan zien, dan horen, dan tasten. Het geloof gelooft, dat God is, dat Hij is, en wie Hij is.

Hij noemt Zich de Vader, vér voor alle aardse vaderschap, omdat Hij de eeuwige Vader is van onze Heere Jezus Christus. Dat is de Zoon, de eeuwige en de eniggeboren Zoon. De Zoon is zo oud als de Vader, God en Gods Zoon van alle eeuwigheid. Genereert een vader zijn kind, dat is in een punt des tijds. De generatie van deze Zoon is een eeuwige generatie, een eeuwig Hem tot Zoon stellen en een eeuwig Zich tot Vader stellen. Dit is dus de diepste en de nauwste en de eeuwigblijvende band tussen de Vader en de Zoon. Als de Schrift zegt: „Heden heb Ik U gegenereerd", dan is dat een eeuwig heden! De Vaderlijke invloed van de Vader op de Zoon is een eeuwigdurende invloed, en de liefde van de Zoon is een eeuwige liefde. Dat gelooft de christen!

En daaraan vast, dat die Vader des Zoons, om Zijns Zoons Christus' wil mijn God en mijn Vader is. Hier staat de zondeval tussen, waar de mens zijn God verlaten heeft. Nu moest daar wel een geheel enig zoenoffer gebracht worden voor het herstel van deze breuk. Dit is geworden het offer van Gods eniggeboren Zoon Zelf, waarbij de Zoon van God verlaten werd, opdat ver laters van God weer aangenomen zouden kunnen worden. Dit kindschap Gods wordt dan niet verkregen door een zondaar dan door de aanneming om Christus' wil. Hij in de plaats van een zondaar verlaten, opdat een zondaar aangenomen zou worden. Wij kunnen deze aanneming ook noemen een nieuwe geboorte, een wedergeboorte van de mens, die door het bloed en de Geest van Christus gereinigd en vernieuwd wordt. Wij kunnen ook, dit samenvattend, zeggen dat een zondaar door het geloof kan zeggen: Ik geloof in God de Vader, die om Zijns Zoons Christus' wil mijn God en mijn Vader zij.

De Almachtige Schepper en Onderhouder

Wat gelooft gij met deze woorden: de Almachtige Schepper van de hemel en van de aarde? Dat de Vader hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft. Alweer, dat gelooft de christen, want alleen door het geloof verstaan wij, dat God hemel en aarde geschapen heeft. Dat komt niet doordat de schepping zo'n indruk op ons maakt, dat komt niet door wat wij ervan zien of horen. Dat komt ook niet doordat er zoveel onzichtbare dingen achter de zichtbare zitten, zodat wij wel een en ander geloven moeten. Wij geloven n.1. niet in het geschapene als zodanig, maar wij geloven in God de Schepper. Wij geloven in Zijn scheppen, in Zijn scheppende arbeid en zo geloven wij in Zijn schepping.

Ja, dit geloven wij, dat Hij hemel en aarde uit niet geschapen heeft, wat de stof betreft in één ogenblik en wat het al geworden is, in zes dagen. I^aat ons hier maar niet logisch redeneren, want onze logica liggen te laag voor Gods scheppen. Kunt u het vatten, dat God de dingen die niet waren riep alsof zij waren? Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er. Maar er is zeker zoveel geloof nodig om alle dingen uit de kleinste cellen te doen ontstaan.

Hij schiep uit niet. Alles. Kunt u het vatten, dat God op de eerste dag het licht

schiep en eerst op de vierde dag de lichtdragers, zon, maan en sterren? Wij vatten het niet, maar geloven gehoorzaam, eerbiedig, dankbaar. Hij schiep al wat in de aarde is en was, gesteenten, ertsen, gassen, wateren, oliën, tot al de getekende en gevormde dingen toe, waarvoor de geologen hun miljoenen jaren nodig hebben. God schiep als de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus. En dat niet uit een eeuwen en eeuwenlange wording, en dat niet uit een kleinst denkbaar lichaampje, maar de aarde zoals zij was en zoals zij ons gegeven werd. Ook met dat, wat in de zeeën was, wat leefde en wat bewoog en wat niet leefde en bewoog. Hoewel het oude woord: , , alles stroomt, niets blijft" wel van waarde is. God schiep de hemellichamen en ook alles wat in het luchtruim was en is. Groot is toch de HEERE!

Zo oneindig groot en wijs als de HEERE is in het scheppen aller dingen, bijzonder in het scheppen van de mens, naar Zijn beeld en gelijkenis, zo groot is Hij ook in de verwording der dingen. Als het aardrijk vervloekt werd om der zonden wil, dan moet u niet vergeten, dat de HEERE door Zijn vloek over de zonde al het geschapene aan een verwordingsproces heeft onderworpen. Werkt daar doorheen nu de Voorzienigheid Gods, zodat Hij naar Zijn raad alles nog onderhoudt en regeert en ook naar een bepaald doel henen leidt, dan staan wij wederom voor een hoog en diep geloofsstuk. Zijn raad gaat over alles, over de kleinste en over de grootste dingen. Wat een rust moet dat geven aan een christen in een woelige en veranderende wereld.

Stel op de HEER' in alles uw betrouwen; Betracht uw plicht; bewoon het aardrijk; leer Uw welvaart op Gods trouw volstandig bouwen; Verlustig u met blijdschap in de Heer'; Dan zal Hij u in liefd' en gunst aanschouwen, U schenken, wat uw hart van Hem begeer'.

't Alwijs bestier bevestigt 's vromen gangen: De hoge God keurt zijne wegen goed, Hij zorgt voor hem en waakt voor zijn belangen; Hij wordt geenszins, om 't glibb'ren van zijn voet, Of om zijn val, verworpen, maar vervangen En ondersteund door God, die hem behoedt.

Even almachtig is God de Onderhouder als God de Schepper.

Op Wie ik vertrouw en niet twijfel

Wie wezenlijk de grootheid Gods als Schepper en de grootheid Gods als Onderhouder gelooft en wie dan tevens van die God het vaderlijke Gods gelooft, die krijgt daaruit ook dat ongetwijfeld vertrouwen. Maar dan niet knoeien met dat geloof. Niet met de filosofen mee redeneren. Die spreken toch elkander allemaal tegen. Daar heeft nu geen één hetzelfde systeem. Daarvan beweren nu niet twee hetzelfde. Houdt het maar bij het geloof. U kunt niet èn geloven én wat redeneren. U kunt ook niet eerst wat redeneren en dan wat geloven.

Met het geloof hangt het vertrouwen samen en met het ongeloof de twijfel. Hij die grote God is het zo waard om vertrouwd te worden. Zijn Vaderlijke barmhartigheid is het zo waard om vertrouwd te worden. Wat vader zal het nemen van zijn zoon. als die wantrouwend voor hem staat? Dat doet de HEERE ook. Met ongeloof krijgt ge niets. Met twijfel krijgt ge niets. En toch speelt de twijfel het geloof zoveel parten. Voedt de twijfel niet.

Nu vertrouwt het geloof ongetwijfeld, dat God met alle nooddruft naar lichaam en ziel verzorgen zal. Nooddruft, dat wil zeggen: dat wat ge nodig hebt. Anders gezegd, dat wat Zijn wijsheid voor u nodig keurt. Dat kan een ruime maat zijn. Het kan ook een krappe maat zijn. Laat dat maar aan Hem over en weest tevreden met een bescheiden plaats of met een bescheiden deel, terwijl mogelijk een ander een ruime plaats en een dubbel deel kreeg. Op welke ik alzo vertrouw.

En naar de ziel?

Net eender. Wij stellen onszelf en God toch zulke eisen. Men moet zover komen. Men moet zoveel hebben. Er is maar één „moet" in de bijbel: „Gij moet wederom geboren worden". Dat is ook de nooddruft voor de ziel.

Bergt u toch wat in de mate des geloofs, die God u toemeet. Meet u toch niet te veel aan een ander. In uw bijbellezen, in uw kerkgang, in uw geestelijke staat: Hij voorziet in alle nooddruft naar de ziel. Alles wat ge nodig hebt. En Hij geeft het u naar de mate uws geloofs en Hij onthoudt het u naar de mate van uw twijfel. Hij zal ook het kwaad, dat Hij u in dit jammerdal toeschikt, u ten beste keren. Dit leven is een jammerdal. Deze aarde is een jammerdal. Let wel een dal, waarin het meer donker dan licht is. Onze weg voert niet zo vaak over de toppen der bergen. En in dat dal zijn wat jammeren, dingen, die wij jammer vinden. Ook dingen, die wij te bejammeren hebben. God schikt ons de zonden niet toe. Maar de zonden brengen zoveel jammeren teweeg. De mensen kunnen een mens zoveel zorg en zoveel leed veroorzaken. Maar toch: boven dat alles staat God. 't Kan wel eens niet te dragen zijn. Maar Hij legt de mens niet te veel op. En Hij wil het ten beste keren. Kan leed, kan smart, kan tegenspoed, kan ziekte, kan armoede, kan smaad ten beste gekeerd worden? Jawel: Hij kan alles. Hij kan het maken. Hij zal het maken met Zijn volk. Als een almachtig God kan Hij het. Als een getrouw Vader wil Hij het.

Dit is het deel der gelovigen. Wat een zegen dan dit geloof. Wat een gave dan dit geloof. Hoe gelukkig dit volk, welks God de Heere is. Aan het geloof hangt het. Door het geloof hebt ge alles, wat hier staat, plus de vervolgingen. Maar God aan uw zij.

Hoe ongelukkig de ongelovigen.

Zij geloven God niet en daarom in de schepping niet. Maar dan ook in de voorzienigheid niet. Zij zijn dan ook Zijn kinderen niet en Hij is hun Vader niet. Zij hebben geen vertrouwen, dus alle twijfel, voor dit leven en voor het toekomende leven. Ja en wat het ergste is: zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Dan gaat de schepping voor u dicht. Dan gaat de voorzienigheid voor u dicht. Dan moet gij alleen door het leven. Gij hebt geen Vader. Dan moet gij alleen door het sterven. Gij hebt geen Vader, geen Christus en geen Vader. En dan moet gij alleen door de eeuwigheid, want gij hebt geen God, geen Vader, geen Christus.

Het geloof is wel de allerbegeerlijkste zaak.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 februari 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Van God de Vader en onze schepping

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 februari 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's