Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZIJN LIJDEN EN ZIJN ERGERNIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIJN LIJDEN EN ZIJN ERGERNIS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen verbood Hij Zijn discipelen dat zij iemand zeggen zouden, dat Hij was Jezus de Christus.

Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem, en veel lijden van de ouderlingen en overpriesters en schriftgeleerden, en gedood worden, ten derden dage opgewekt worden.

En Petrus, Hem tot zich genomen hebbende, begon Hem te bestraffen, zeggende: Heere, wees U genadig, dit zal U geenszins geschieden.

Maar Hij, Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter mij, satanas, gij zijt Mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn.

Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge mij." Matth. 16:20—24.

Dc weg tot het lijden

Over het 2Je vers handelden wij eerder, op zich. Wij beschouwen het dan nu nog wat sterker in het verband van de verzen van onze tekst. Het hjden van Christus en zijn voorzegging is altijd waardig overdacht en nog eens overdacht te worden en krijgt in het verband met de andere tekstverzen nog weer een dieper betekenis.

Toen dan verbood Hij Zijn discipelen dat zij iemand zeggen zouden, dat Hij was Jezus de Christus. En dan komt het vers over het lijden; over het vele hjden, dat Hij aanging van de ouderlingen en overpriesters en schriftgeleerden te Jeruzalem. Lijden is erg, dit hjden is heel, heel erg, dit lijden is borgtochtelijk lijden, waarin Hij al de straf lijden zou, die Zijn kerk zou moeten hjden. Dit lijden zou uitlopen in Zijn dood, in Zijn kruisdood, in Zijn vloekdood. En toch is dit lijden geen martelaarslijden, toch is deze dood geen martelaarsdood. Christus is hier Borg, ten volle Borg, betalende Borg èn in Zijn hjden, èn in Zijn dood èn in Zijn begraven worden. Maar behalve het borgtochtelijke van dit alles, en dat maakt dit lijden heerhjk: dat het kostelijk is, dat het dierbaar is, dierbaar in Gods oog, dierbaar in het oog der ganse kerk En omdat dit kostbaar Borglijden en Borgsterven zo kostelijk is in Gods oog, mocht daarop volgen, kon daarop volgen een opgewekt worden ten derden dage. Let wel: opgewekt worden. De Zone Gods zou ook opstaan uit de doden. Dat zou Zijn eigen daad zijn. Maar Hij zou ook opgewekt worden, en dat zou de daad des Vaders zijn. Kostelijk loon ontvangt dan de Zoon uit de hand van Zijn Vader op deze Zijn kostelijke arbeid. Het is dus wel lijdensvoorzegging, die de Heere hier doet, maar het is veel meer overwinningsvoorzegging, die Hij doet. Daarom is het ook, dat de Heere alle dramatisering van Zijn lijden afwijst. Hij moest lijden. Hij moest naar Jeruzalem gaan. Dat moest vanwege de raad Gods. Dat moest vanwege de Oud-Testamentische voorzeggingen. Dat moest vanwege de schuld van Zijn volk, vanwege de schuld van een wereld, die verloren lag in doem.

Hij moest ook, omdat Hij wilde. Zijn hele Middelaarsziel drong Hem daartoe, vanwege het verlangen naar de koop van Zijn bruidsgemeente. Hij moest ook vanwege de drang Zijner ziel, om aan Zijn Vader de eens gedane belofte te betalen. „Hoe word Ik geperst totdat het alles volbracht is."

Met het oog op dit alles verbood de Heere Zijn discipelen dat zij iemand zeggen zouden, dat Hij was Jezus de Christus. Dat is een vreemd woord. Zegt de Heere niet dat wie Hem belijden zou voor de mensen, Hij dien zou belijden voor Zijn Vader in de hemelen? En is niet elke tijd en elke gelegenheid geschikt om Jezus te belijden voor de mensen? Heeft de Heere niet juist Petrus geprezen en zalig gesproken om zijn belijdenis van de Christus? Alles heeft zijn bestemde tijd: daar is ook een in het belijden een tijd om te spreken en ook een tijd om te zwijgen. De Heere wil dit zwijgen, nu! En daarmee is de zaak gesteld en verklaard. Zijn wil is der discipelen wet. Het is geenszins vrees bij Jezus om ontdekt te worden als Messias. Maar dit Messiasschap, het Zoonschap Gods en het Zoonschap der mensen zal nu bij uitstek blijken in Zijn enig offer. En daar laat de Heere Jezus het geheel en alleen op aan komen. Het zal wel blijken wie Ik ben. En vertel het daarna maar. Als er de proeven van geleverd zijn.

Gods volk is geroepen tot getuigen.

Maar het is ook geroepen oru soms te zwijgen. Zij gaan niet op alles in. Zij spreken als de wijzen: op tijd! Het Messiasschap van Jezus, in Zijn offer voor de zonde, in de vergeving van zonden over uw leven moet maar blijken! Dat is dat stille en waarachtige christen-zijn, dat geen enkele aanbeveling of verdediging nodig heeft, als iemand een leesbare brief van Christus is, geschreven in zijn harte. Maar juist die stille, zwijgzame mond weet dan soms te spreken op een tijd en op een wijze, die allen verbluft doet staan. De grote getuigenissen vallen in de kerk maar een enkele keer — sommige bloedgetuigen op de brandstapel — Luther op de Rijksdag — en de grote getuigenissen soms in het leven van een christen. Daaraan gaat doorgaans vooraf het stille beschouwen van Jezus, als Hij Zijn lijdensgang gaat.

De aanstoot voor het lijden

„En Petrus Hem tot zich genomen hebbende, begon Hem te bestraffen, zeggende: Heere, [wees] U genadig, dit zal U geenszins geschieden. Maar Hij, Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter mij, satanas, gij zijt Mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn." Petrus voert een ogenblik de Heere Jezus wat ter zijde, buiten de kring der discipelen, wat meer vooruit of wat meer achterblijvend. Hij heeft dus wat aparts met Jezus. Dat komt meer voor in de kerk. Wat in het verborgene gezegd moet worden is doorgaans niet het beste. Dan verbergt men wat voor de anderen. Dan wil men iets niet weten, dan voert men wat in zijn schild. Vooral godsdienst, die wat achter de hand gehouden wordt, is niet de meest oprechte.

Petrus gaat de meester bestraffen. Dat is de omgekeerde wereld, de leerling moet door de Meester bestraft worden, als dat nodig is. Hij brengt het er ook niet ver mee, want hij begón Hem te bestraffen. Heere, [wees] U genadig. Het woord „wees" is ingevoegd. Men kan ook lezen: de Heere zij u genadig. Als Jezus genade

krijgt, om niet te hoeven lijden, dan zal de kerk Gods verloren gaan. En als Jezus geen genade krijgt, om dus wel te moeten lijden, dan zal de kerk Gods genade krijgen om niet verloren te gaan. Petrus is zeer stellig in zijn betuiging: „dit zal U geenszins geschieden." -

Petrus meent < — onbewust overigens — hij is vol goede bedoeling — met zijn bewering „geenszins" al de profetie opzij te zetten, en zelfs tegen de raad Gods, die ons ten deze wel bekend is, aan te gaan. Jezus heeft blijkbaar voor Petrus uitgelopen, als Petrus Hem even apart vroeg. Zo hoort het: de Meester voorop, de leerling na volgend. Petrus heeft zijn woord blijkbaar achter Jezus gezegd, want de Heere keert Zich om. Dat komt in Petrus' leven meer voor, namelijk ook in de rechtzaal van de Hogepriester. Dat hebt u met een wat voorbarige aard, al is het ook bij de beste discipel. Voorbarige mensen, ook in de godsdienst, moeten nogal eens terug. Herkennen wij daarin onszelf niet? Verleidende woorden komen nogal eens achter de rug. Verleidende woorden komen nogal eens van ter zijde. Dat is nooit recht en open in het vizier. De verleiding is altijd achterbaks. Van het Paradijs af al en dat zal ze wel blijven.

De Heere Zich omkerende zeide tot Petrus: „Ga weg achter Mij, satanas!" De kanttekeningen zeggen: Satanas, dat is wederpartij. De satan is de wederpartijder, hij is altijd tegenpartij, nooit partij (dat is deelgenoot!). Er is satan toch zo veel aan gelegen, dat Jezus niet Zijn offer zal brengen. Daarom heeft satan van Jezus' jeugd af geprobeerd Hem zó te doden: niet naar het altaar, geen offer. En toch brengt hij Hem zelf tot de dood des kruises, maar op allerlei beschuldigingen. Als het maar mocht zijn schuldig, als het maar mocht zijn schuldig. Want dan kon het geen offer zijn! Nu nog probeert hij Jezus te weerhouden. Wees Uzelf genadig, omdat hij weet, dat als Jezus Zichzelf genadig was, Hij het anderen niet kon zijn. De satan kleedt zichzelf vooreerst in de huid, in de persoon van de zeer geliefde discipel, Petrus, dan ook op het ogenblik dat hij de goede belijdenis beleden heeft. Nooit was Petrus groter dan daar, meer bij zijn hart dan daar. En nu juist, vlak daarnaast, vlak daarna is Petrus op zijn kleinst. Petrus op zijn zondigst. Onderschat het maar niet: de hele duivel is in Petrus gevaren. Denkt er wel om: naast de grootste bergen liggen de diepste dalen, bij elk christen. Petrus heeft zelfs na zijn verloochening niet zo'n bestraffing gekregen als nu! De duivel vermomt zich niet slechts in de zeer geliefde discipel, maar hij kleedt zich ook in het gewaad van de vriendelijkheid van Petrus, die uit een zij het verkeerde liefde tot Jezus, alzo gesproken heeft.

Gij verzint niet de dingen die Gods zijn, maar die der mensen zijn. Wij kunnen nooit verzinnen, uitdenken de dingen, die Gods zijn. Dat doet God alleen. Gelukkig als wij Gods gedachten, in Zijn Woord geopenbaard, leren nadenken. Wij kunnen nooit bedenken dan de dingen, die der mensen zijn. Daar is wat menselijk geredeneer in de godsdienst en die gaat altijd buiten de verzoening om. Daarom is Petrus met al zijn goede bedoelingen Hem een aanstoot, een skandalon, een valstrik, een verleiding. Gelukkig doorstaat en wederstaat de Heere Jezus elke verleiding, eens die aan het begin van Zijn optreden, nu die aan het begin van Zijn lijden. Trouwe Zaligmaker!

O HEER', mijn rotssteen, mijne sterkte! Gij hebt mij steeds tot heil verstrekt, En in de strijd, daar 't elk bemerkte, Mijn hoofd als met een schild bedekt.

Laat nooit des bozen wens gelukken. Maar stuit hem, eer zijn hand mij treff'; Verhinder zijne gruwelstukken, Opdat hij zich niet trots verheff'.

Doe tot vergelding, HEER' der heren, Op mijner haatren moedig hoofd. De smaad der lippen wederkeren, Die mij van al mijn eer berooft.

De noodzaak van het lijden

„Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij." Nu wendt Jezus Zich weer tot de hele discipelkring en geeft een algemene xegel voor het discipelschap. Het woord „kruis" is al een keer eerder gevallen, n.1. in Mattheüs 10:38. Nu valt het voor de tweede keer in Mattheüs, n.1. in deze eerste lijdensaankondiging. Het kruis zal worden het teken van Christus en Zijn genade. Het zal ook worden het teken waaraan de christenen te kennen zullen zijn. Niet een kruisje, wat gedragen wordt, maar het kruis wat opgenomen moet worden en wat elk christen op zijn weg zal ontmoeten. Dat is wat de Heere aan elk kind van God geeft, apart, bepaald voor hem bestemd. Dat kruis hoeft men buiten zijn weg niet te zoeken. Het ligt op zijn weg, het komt op zijn weg, het blijft op zijn weg, van het begin tot het einde.

Dat kruis moet opgenomen worden, het moet aanvaard worden, het moet gedragen worden, het moet achter Hem aan gedragen worden. Dat kan allerlei zijn. meestal is het kruis van godsdienstige aard. Een kruis heeft wat met het christenzijn te maken, het heeft wat met Christus te maken, het heeft iets met het zalig worden te maken, al of niet. Zie Matth. 10 : 38. 't Kunnen dus zonden zijn, bestrijdingen, verwijten van voorheen bedreven kwaad, bittere tranen, 't kan een kreupel been van Jacob zijn, in Pniël verkregen, 't kan zijn tegenstand in huis, in uw kerk, in de werelck Maar een kruis is het, wat gij dagelijks voelt. Opnemen dat kruis, telkens weer opnemen, dagelijks opnemen. Dragen dat kruis, vrolijk dragen. En achter Hem dragen — volgen Hem — opdat ge onder uw kruis troost en moed leert scheppen uit Zijn kruis. Uw kruis is geen verzoenend kruis, dat is het Zijne alleen. Uw kruis is slechts een heiligend kruis, dus om het Zijne, uit het Zijne. Volgen, volgen. Niet alléén gaan, want dan bezwijkt ge, niet voor Hem uitgaan, want dan dwaalt ge. Waar het kruis van Christus niet zichtbaar is, daar is allerlei dwaling.

Tenslotte. Een belangrijk stuk liet ik achterwege: Wie achter Jezus wil komen, die verloochene, niet Hem, maar zichzelf. Verloochenen dat is ontkennen, dat is vaarwel zeggen, dat is afzweren. Gij moet, wij moeten onszelf vaarwel zeggen: onze zonden, onze lusten, onze begeerten, onze eer, onze roem, onze ijdelheid, onze gerechtigheid, onze vroomheid. Wij hopen u dit in de volgende preek breder te verhandelen. Onthoudt u maar vast dit, dat zonder zelfverloochening ge niet tot uw kruis komt, ge niet achter Jezus komt, ge Hem niet volgen kunt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1973

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

ZIJN LIJDEN EN ZIJN ERGERNIS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1973

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's