Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Liturgische doopgebruiken

Hoe verder men van de kern van het evangelie van Gods genade in Christus Jezus verwijderd raakt hoe meer liturgische handelingen men zoekt in te voeren. Zo moet men nu in een hervormde gemeente het gebruik hebben ingevoerd van de zogenaamde doopkaars, die men de dopeling na de Doopbediening in de hand stopt. Aan prof. dr. G. P. van Itterzon is de vraag gesteld of dit wel een goede wijze van handelen is en hoe we verder over een dergelijke liturgische handeling moeten denken. Hij geeft in het Hervormd Weekblad het volgende antwoord:

„Ik neem aan, dat de doopkaars geen particuliere liefhebberij van de predikant is en dat zijn kerkeraad dit punt op de orde van dienst heeft ingesteld. Het is dan, om met inzender te spreken, een plaatselijke „nieuwigheid", want in het Dienstboek komt in geen enkele orde van dienst het aansteken van een doopkaars voor.

Waar de doopkaars dan wel vandaan komt? Het Groot Woordenboek van Van Dale zegt: „Doopkaars, (R.K.) kaars die de dopeling (doopheffer) in de hand wordt gegeven (als zinnebeeld van het licht des geloofs). De Encyclopedie van het Christendom, Katholiek deel, Hoofdredactie prof. dr. J. C. de groot, blz. 476, zegt o.a.: Het kaarslicht is allereerst zinnebeeld van God, bijzonder van Christus, „het Licht der wereld". Maar de mens moet ook op Christus gaan gelijken, moet zijn als een „licht in de Heer" (Eph. 5, 8): daarom wordt de gelovige bij doop en bij het sterven en andere gelegenheden een kaars in de handen gegeven. Een ander R.K. boek, Mgr. P. Potters, Verklaring van den Katechismus der Nederlandsche bisdommen, 3de druk 1931, VI blz. 100, zegt: „Daarna geeft hij aan het kind nog de brandende kaars ter herinnering aan de brandende lamp der wijze maagden. Vóór het doopsel was de ziel vol duisternis, nu straalt zij in goddelijk licht, nu gloeit zij van goddelijk liefdevuur. Bij de komst van de Bruidegom moet zij Hem met de brandende lamp tegemoet snellen; dan viert zij eenmaal met Hem het eeuwig bruiloftsfeest: Ontvang de brandende kaars en bewaar uw Doopsel onberispelijk; onderhoud Gods geboden, opdat, als de Heer ter bruiloft zal komen, gij Hem met alle Heiligen tegemoet kunt gaan in het hemelsch hof en leven moogt in de eeuwen der eeuwen. Amen."

Men zou kunnen denken, dat dit in de Rooms- Katholieke kerk van 40 jaar geleden tot de gebruiken behoorde, die sinds het tweede Vaticaans concilie althans in Nederland zijn afgeschaft. Voor wie dit zou veronderstellen, is het wetenswaard, dat ook „de nieuwe Katechismus" der R.K. kerk op blz. 288, 289 schrijft: „Vlak na de zalving met chrisma wordt, als symbool van reinheid en licht, een wit kleed en een brandende kaars gegeven, met twee prachtige zegenwensen erbij. Dit is het einde van de doopritus."

Inzender ziet, dat de doopkaars in zijn gemeente dus eigenlijk geen nieuwigheid is. Wel een nieuwigheid in onze kerk, maar een oud gebruik bij Rome. Tenzij de predikant of kerkeraad van de gemeente X origineel-vindingrijk is geweest, heeft hij het overgenomen van de R.K. kerk. Bewust of onbewust. Als men in X op de ingeslagen weg voort wil gaan, vertelt de Nieuwe R.K. Katechismus, wat inzender nog zou kunnen verwachten. Ook in de Nederlandse kerkprovincie der R.K. kerk is er na het Tweede Vaticaans concilie en alle vernieuwingen nog een krans van gebruiken om de eigenlijke doop gelegd, die bij Rome tot de officiële doopritus behoren. Als men in X de doopkaars al in de officiële orde van dienst heeft opgenomen en het aansteken ervan dus tot de plaatselijke liturgie behoort, is het leerzaam te lezen, aan welke ceremonieën men in X nog zou kunnen denken. Op liturgisch gebied is de R.K. Kerk een grondige leermeesteres, met een ervaring van vele eeuwen." —

Ja, waar komt men terecht als men bij Rome in de leer gaat en allerlei gebruiken, die juist door de reformatie zijn afgeschaft, weer gaat invoeren. Heeft men aan het eenvoudige sacrament zoals Christus het heeft ingesteld niet genoeg? Ik dacht dat juist dit de nood van onze tijd is dat men het eenvoudige evangelie verwerpt en allerlei vormen invoert waardoor men tenslotte niets meer overhoudt dan een „lege dop". «

Roomse doopliturgie

Prof. dr. G. P. van Itterzon vertelt verder wat men allemaal in die gemeente nog zou kunnen invoeren wanneer men de roomse kerk en haar liturgie zou gaan volgen. Daar komt immers bij de doop van een kind nogal wat kijken:

„l. De priester blaast over de dopeling en gebiedt de kwade geest plaats te maken voor de heilige Geest. Zo'n bezwering van de boze geest zal nog vaak voorkomen tijdens de plechtigheid. Het kwaad dat de mens bedreigd, wordt gezegd weg te gaan... Heel de plechtigheid is zeer fel. Licht staat tegen duister (blz. 284, 285).

2. De rite gaat voort. De priester tekent het lichaam (voorhoofd, oren, ogen, neus, mond, borst, schouders) met het teken van het kruis. Heel het lichaam doorlicht met het kruis. Dit gaat vergezeld van goede wensen en gebed (blz. 285).

3. Bij dit eerste contact kan de kerk de eucharistie nog niet schenken, maar zij geeft wat zout. Dit betekent afwering van bederf. Het wil eveneens zeggen dat de dingen van God smaak gaan krijgen, niet flauw proeven; sal sapientiae, het zout van het smaken der dingen. Tenslotte is er ook iets in van dorst wekken naar het water (blz. 285).

4. De tweede ceremonie begint weer met een uitbeelding van de strijd tussen God en duivel in deze mens. De dopeling bidt het Onze Vader, hij wordt getekend met het kruis door borg (peter of meter) en priester, het kwaad wordt toegesnauwd zich terug te trekken. Daarna wordt de dopeling de kerk

binnengeleid, waar hij een ogenblik in stilte dankt. Vervolgens zegt hij luidop de geloofsbelijdenis der Apostelen en het Onze Vader (blz. 285).

5. Daarna is het weer Christus' beurt, door mond en hand van de kerk: na weer een duivelbezwering wordt het prachtige gebaar van Jezus herhaald: hoe hij de oren van de dove met speeksel aanraakte... Ook de neusvleugels worden aangeraakt: om de zoete geur van Christus te mogen ontvangen. (Het aanraken kan achterwege blijven waar hygiënische bezwaren bestaan), (blz. 286).

6. Tot slot van deze plechtigheid wordt de uitverkoren dopeling gezalfd tussen de schouders. Dit gebeurt met katechumenenolie, die lenigheid en kracht voor de strijd verzinnebeeldt (blz. 286).

7. In de Paasnacht wordt ook het doopwater toegezongen en aan zijn bestemming toegewijd... Dat luid gezongen gebed van de paasnacht gaat heel de Schrift door om de geweldige betekenis van dit element te beseffen, vanaf het oerwater waarover Gods scheppende Geest zweefde, via de stromen van de zondvloed en de Rode Zee tot het water dat uit Jezus' zijde vloeide. De liturgie blijft lang stilstaan bij dit element... Heeft ook de verloskunde niet bevonden dat iedere mens geboren wordt vanuit het wajpr binnen de vruchtvliezen en dat dit water dezelfde samenstelling heeft als het water van de zee? (blz. 286, 287).

8. Dan volgt de eigenlijke doop (blz. 287, 288). 9. Vlak na de doop volgt een zalving met chrisma, welks geur de Geest symboliseert (blz. 288). 10. Vlak na de zalving met chrisma wordt, als symbool van reinheid en licht, een wit kleed en een brandende kaars gegeven (blz. 288, 289). Zie boven.

Geldt dit alles speciaal voor de volwassenendoop als voorbeeld (blz. 293), daar lezen we in verband met de kinderdoop o.a. nog het volgende bij: Bij de doop krijgt het kind zijn naam. De heilige, onder wiens beschermende voorspraak wij het kind plaatsen. Niet omdat Christus' genade te weinig is, maar omdat Christus graag tot ons komt via de gemeenschap der kerk, ook van de kerk, die in de heerlijkheid is (blz. 295)." -

Dit alles kan men vinden in de Roomse Katechismus. Een betere bron kan men toch niet hebben. De betreffende bladzijden zijn aangegeven. Maar ik wil toch wijzen op de raad van prof. van Itterzon om toch maar te blijven bij de eenvoud van het evangelie. We behoeven werkelijk geen „kunsten" te voegen bij dat rijke evangelie dat in Woord en Sacrament tot ons komt als een blijde boodschap van Gods genade, dat het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde.

Het eenvoudige evangelie

Daar schrijft een lezer van ons blad over: het eenvoudige evangelie moet gepredikt worden. Uit de brief citeer ik het volgende: „Het was zondag jj. ongewoon druk in de kerk van ons dorp. Komen er anders maar enkele tientallen kerkgangers, nu waren er bijna honderdvijftig. Een „gewoontekerkganger'' vroeg aan iemand die naast hem zat en die anders nooit in de kerk kwam: is er wat bijzonders vanmorgen dat je in de kerk bent? Zijn antwoord was: Ja, ik hoop het eenvoudige evangelie te horen en geen geleerde toespraak. De kerkeraad had enkele beurten beschikbaar gesteld voor predikanten die „de rijke Christus voor de arme zondaar" verkondigden. En omdat dit de eerste dienst was waren er zovelen gekomen. We hebben die morgen een dienst gehad zonder franje, zonder uitgebreide liturgie, maar met een bijbelse inhoud, zodat we tegen elkaar bij het naar huis gaan zeiden: De Heilige Geest was in ons midden, want de Heere heeft tot ons hart gesproken..."

Het is inderdaad opmerkelijk hoe goed dat „eenvoudige evangelie" het doet. Er behoeven geen uitgebreide orden van dienst te zijn en geen zangkoren en geen negerzanger om de mensen naar de kerk te trekken. Wanneer de blijde boodschap verkondigd wordt aan arme zondaren, dan komen er mensen omdat dit evangelie beantwoordt aan de diepste vragen en noden van het zondaarshart.

En dan is er nog iets. Er is weer meer vraag naar de prediking van de Catechismus, het onderwijs in de leer. Uit een brief van een jongere neem ik het volgende over: „Onze domii\é kan zo fijn over de Catechismus preken. Op een eenvoudige en duidelijke wijze laat hij de vragen en antwoorden van de Catechismus voor ons leven en hij zet ze midden in ons leven. Veel jongeren vinden met mij de preken over de Catechismus nog mooier dan de preken in de morgendiensten. Je kunt er zoveel van leren en je krijgt er diepgang door in je geloof en in je leven."

Ik vond het fijn om een dergelijk geluid te horen, omdat ook ik overtuigd ben van de noodzakelijkheid van een goed onderwijs in de leer der kerk. Trouwens in de laatste tijd lees ik in verschillende bladen nogal eens over de noodzakelijkheid van de leerdienst. Mijn volk is verloren, omdat het geen kennis - heeft, zo klaagt de Heere door de mond van de profeet. En ik dacht dat we daar alle aandacht aan moeten schenken. De reformatie heeft ons weer teruggebracht naar het Woord van God en ons teruggeworpen op de boodschap van de Bijbel. En de reformatoren hebben terstond begrepen dat het volk onderwezen moest worden in de rechte leer. Luther schreef zijn kleine en grote Catechismus, Calvijn kwam met zijn Catechismus van Genève, de keurvorst van de Paltz liet de Heidelbergse Catechismus opstellen. En zo zou ik nog wel verder kunnen gaan. Juist in onze tijd is het weer zo dringend noodzakelijk dat ons volk onderwezen wordt in de weg der zaligheid. En dan gaat het inderdaad om het eenvoudige evangelie, om de blijde boodschap dat het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde. Dat is een enige troost in leven en in sterven. Hoe gelukkig zijn we als we die troost kennen en uit die troost 1< ven en in die troost sterven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 april 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 april 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's