Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heilige Vader, bewaar hen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heilige Vader, bewaar hen

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Ik ben niet meer in de wereld, maar dezen zijn in de wereld, en Ik kom tot U. Heilige Vader bewaar hen in Uw naam, die Gij Mij gegeven hebt. opdat zij één zijn gelijk als wij. Joh. 17 : 11.

Ik kom tot U

In deze voorbereidingsure voor het Heilig Avondmaal meenden wij niet beter te doen dan de bede van de henengaande Borg als onze voorbereidingstekst te kiezen. In Jezus' lijden is Hij duidelijk niet meer in de wereld. Heel Zijn lijden en sterven, terstond na Zijn Avondmaalsinstelling, is geweest niet dan een verlaten van de wereld, niet dan een komen tot Zijn Vader en Zijn God.

Het betreft hier dus een voorbede voor de discipelen, de voorbede door Christus Zelf. En dat wel aan de ingang van Zijn sterfdag. Wat moet voor God de Vader meer aannemelijk zijn dan een bede van Zijn enige Zoon, van Zijn zeer beminde Zoon en dat aan de ingang van de dag van Zijn heengaan. De laatste beden van een mens moeten al wel zeer ernstig genomen worden, laat staan de laatste beden van de Borg eerdat Hij henengaat. Temeer waar de Borg hier gaat bidden voor degenen om wie Hij op aarde gekomen was, voor degenen voor wie Hij het offer van Zijn leven ging brengen, voor degenen die Hem van de Vader Zelf ge-' geven waren. Heeft Hij van hen niet gezegd: , , Zij waren Uwe"? Als ze dan van Hem waren, dan moet deze bede voor de Vader wel een zeer aannemelijke zijn.

De Heere Jezus begint dan met te zeggen: , , Ik ben niet meer in de wereld, en Ik kom tot U." Dat is toch een machtig woord, dat Jezus, als het lijden komt, zegt: > .Ik ben niet meer in de wereld." Het is een vaarwel aan deze wereld, die Hem van Zijn kribbe tot Zijn kruis tot een smart en tot een moeite geweest is. Het was vervolging, smaad en hoon van het begin tot het eind, van Herodes af tot Herodes toe. Hij was als een Vreemdeling op aarde.~Wat heeft Hij het toch met nadruk gezegd: , , Ik ben niet van deze wereld." Zijn koninkrijk is niet van deze wereld. Zijn discipelen zijn niet van deze wereld. Hij heeft nu zo na het werk, dat Hij te doen had, volbracht. Ik ben niet meer in de wereld. Nu Mijn taak volbracht is, rest Mij hier niets meer te doen dan te lijden en te sterven, Mijn leven af te leggen. Niet meer in de wereld, deze zondige wereld, die overal vertoont de vloek der zonde. Deze wereld met haar distels en met haar doornen. Deze wereld met haar kwellingen en met haar verleidingen. Het leven hier op aarde is toch maar een woestijnreis, lang en droog en dor. Ik ben niet meer in deze wereld. Een dag nog en ze mag haar vaarwel van Mij ontvangen. Zelfs dat lijden, dat is de donkere afdaling naar de poorten des doods. En Zijn sterven dat is een uitstappen uit dit leven, dat toch om der zonden wil niet anders is dan een gestadige dood. Dat is het ook geweest voor de Borg, die zonder zonden geweest is, maar al de gevolgen der zonde gedragen heeft,

, , Ik kom tot U." Wederom, wat een woord. Ik ben niet meer in de wereld, dat was de ene helft, de negatieve helft, maar dit woord is de andere helft en dan de positieve helft. Jezus' heengaan is niet slechts een hemelvaart. Neen, Hij gaat tot God! Ik kom tot U. Was God daar niet, de hemel zou geen hemel zijn. Hij maaikt de hemel eerst recht tot hemel. Hij zou bij Zijn Vader zijn, ongestoord, onverpoosd. Hij zou bij Hem zitten in Zijn troon. Kan een christen al met innige vreugde zeggen: Dan ga ik op tot Gods altaren, tot God, mijn God, de bron van vreugd, hij kan dat alleen zeggen als hij die God tot zijn deel en tot zijn eeuwig goed verkoren heeft, als hij naar God, naar de levende God gedorst heeft, als die God door hem gediend, geëerd en gevreesd is, de God van zijn zaligheid, van zijn volkomen zaligheid geworden is en geweest is, hoeveel te meer kan toch de eigen Zoon Gods dat dan zeggen. Hij heeft Zijn Vader liefgehad met een eeuwige liefde. Hij heeft Zijn Vader gediend niet alleen als de volmaakte Knecht des Heeren, maar ook als de Zoon van het eigen huis. Hij heeft de Vader geëerd, altijd geëerd. Het kan door Hem gezegd worden: Het is Mijn lust geweest om al Uw welbehagen te doen op de aarde. Ik heb volbracht hetgeen Gij Mij te doen gaaft in deze wereld. Nog een enkele dag en het ganse werk zal volbracht zijn. En dan wordt Mijn Geest U aanbevolen. Ik kom tot U. En degenen, die Gij Mij gegeven hebt, zal Ik allen met Mij brengen, Ik zal ze tot Mij trekken. Ik heb er niet één verloren, van allen, die Gij Mij gegeven hebt, dan de zoon der verderfenis. Maar dat was, opdat de Schriften vervuld zouden worden. Ik kom tot U door de wade van de wateren des doods. Ik kom tot U door de weg van het lijden in Gethsemané, op Gabbatha, op Golgotha. Dit is Mijn weg tot U. Een Borgweg! Ik kom tot U door de weg van sterven, van sterven en opstanding. Ik kom tot U om voor hen de weg te banen tot U!

Dezen zijn in de wereld

, , Maar dezen zijn in de wereld en Ik kom tot U."

Dat is een heel ding, in de wereld te zijn. De wereld is sinds de zondeval het terrein geworden van de overste dezer wereld, de satan. Satan is een geweldige macht, hij is die het geweld des duivels heeft, hij is de geweldhebber dezer eeuw. Hij is zo van alle goed ontbloot, dat hij genoemd wordt: de Boze. Geen denkbaar goed is in hem, alle denkbare kwaad is in hem. Hij is de aanstichter van de zonde, heeft in zich alle zonde en zet niet anders aan dan tot zonde. Hij is de uitgesproken tegenstander Gods. Toen hij een aanval deed op Gods troon is hem dat mislukt. Hij heeft zijn aanval voortgezet, op dat wat God het naast was, namelijk de beelddrager Gods, de mens. De mens werd zijn bondgenoot en dienaar. Hij is de grote tegenstander geworden van de mens. Die hem 't trouwst volgt en gehoorzaamt, kan zeker zijn op zijn grootst negatief loon. Een ontzaggelijke vergelding des oordeels. Om zijn rijk te breken moest Christus komen. En Hij is gekomen. Nog even en Je-

zus gaat in lijden, in dood. in opstanding die sterke de kop vermorzelen en hem zijn vang ontnemen.

Op Golgotha, daar ziet ge satan in zijn volle en vreselijke kracht. Daar denkt hij zijn grootste triomph te vieren en daar lijdt hij juist de nederlaag. Het offer van Christus lijkt zijn grootste winst en het wordt zijn grote verlies. Door Christus te doden meent hij het gewonnen te hebben, maar hij heeft met twee dingen niet gerekend, omdat hij die niet kent, namelijk: het offer en de opstanding. Daarin overwint Christus en brengt satan de slag toe. Nu woedt de satan na Christus bijzonder tegen degenen, die van Christus zijn. Dat zijn de gegevenen des Vaders. Dat zijn de gekochten door Jezus' bloed. Dat zijn de geheiligden door Zijn Geest.

Gij gevoelt dat deze mensen, die in de wereld moeten leven, niet van de wereld zijn, het zeer moeilijk moeten hebben. Deze wereld is zo vol van het kwaad, dat de Schrift zegt dat de wereld in het boze ligt. Zijn nu dus deze mensen als de gegevenen van de Vader aan de Zoon en straks door de Zoon gegeven aan de Vader, gekenmerkt voor de satan aan de genade, dan moeten zij wel het mikpunt van satan en zijn trawanten zijn. Alle duivelen zijn tegen hen, maar ook de mensen, die van deze wereld zijn, hebben het op hen voorzien. Deze wereld is dus voor hen plaats van verleiding, plaats van verzoeking, plaats van gevaren, maar ook constant terrein van strijd.

Heeft nu de Heere Jezus de Zijnen bewaard toen Hij nog met hen was, wie zal hen nu bewaren? En dit te meer, daar de Heere gezegd heeft: „Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt." Maar dat Gij hen bewaart van de Boze. Let wel, dat de discipelen niet terstond na hun bekering naar de hemel gehaald worden. Calvijn merkt er op dat de discipelen zelfs gespeend aan alle weelde en lust en dat zij te midden van alle gevaren, moeite en onrust, juist op de hulp en op de bewaring Gods zouden zijn aangewezen. Het is meer eer voor een christen om in de strijd de wereld te overwinnen, dan in een wereldse mijding teruggetrokken te leven. Het is al een eer om de verleiding der zonde te weerstaan. Meer eer is het om de wereld en die van de wereld zijn te overwinnen door en voor het goede. Dat geldt van een individueel christen. Dat geldt zeker nog meer van de discipelen, die evangeliedienaars zouden zijn. Zij worden niet weegeroepen uit de wereld tot een kloostervroomheid, maar tot de goede strijd ingezet voor waarheid, gerechtigheid en zaligheid. God zet Zijn volk, God zet Zijn knechten in de branding van het leven. Het leven van Gods kerk is een strijd. Het is de kruisbanier tot in Gods handen dragen. En dit is wat de wereld overwint, namelijk ons geloof.

Dezen zijn in de wereld. Niet van de wereld, want zo zij van de wereld waren, zo zou de wereld het hare liefhebben. Nu haat hen de wereld. En ik zeg niet dat zij de wereld liefhebben, maar zij zoeken het heil der wereld. Overmits zij niet weten wie de gegevenen des Vaders zijn, zo prediken zij maar. Valle dan het zaad óf in een goede aarde, of bij de weg, of op een steenachtige bodem, of in de doornen, nochtans preken zij. En de akker is de wereld.

Ik ben, o HEER', een vreemd'ling hier beneên; Laat Uw geboön op reis mij niet ontbreken, Daar mijne ziel, omringd door duisterheên. Zo dikwijls van verlangen is bezweken, Om U te zien ter hoge vierschaar treên, Tot straf van hen, die snood zijn afgeweken.

Gij scheldt en straft vervloekte hovaardij. Gewend zo wijd van Uw geboón te dwalen. Dat toch Uw gunst mijn ziel v^n smaad bevrij', Die op mijn hoofd veracht'lijk neer zou dalen; Daar 'k U mijn dienst, naar Uw getuig'nis, wij', Om nooit Uw straf mij op de hals te halen.

Heilige Vader, bewaar hen

„Heilige Vader, bewaar ze in Uw naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, gelijk als wij." Wat een aanspraak. Bij mijn weten komt die maar één keer in de bijbel zo voor. Namelijk hier in het allerheiligst gebed, in het Hogepriesterlijke gebed. Zo noemde Jezus Zijn Vader alleen en dan alleen hier in dit allerheiligste ogenblik van Zijn leven.

Heilige Vader. Wat een vermetelheid toch van de pausen om zich zó te laten noemen. Het is haast blasphemie. Zij moeten toch wel een klein begrip van heiligheid hebben. Alle deugden Gods zijn heilig, groot en goed. Maar als God zweert bij Zijn eigen heiligheid, dan moet dat toch wel het hoogste van Gods deugden zijn. De heiligheid, dat is toch wel het eerste van de Goddelijkheid Gods. Van die heiligheid zingen de engelen en zij dekken hun aangezichten. Van die heiligheid getuigt de kerk: „De HEERE onze God is heilig!" Welnu, die naam bezigt de Heere Jezus als Hij voorbidt voor de Zijnen. Als God zo de zonde haat, dan is dat wel de eerste eigenschap Gods, die Hem bewegen moet om de gegevenen aan Zijn Zoon, om de geheiligden door Jezus' bloed, door Zijn leer, door Zijn Geest, heiligen te maken en dan dus te bewaren voor de zonde, dat ook zij de zonde haten, laten en vlieden.

Bewaar ze in Uw naam. De naam Gods is niet alleen een weergave, een openbaring van wat God is, van hoe Hij is, maar de naam dekt het wezen, de naam is het wezen. Mozes mocht zeggen: „Ik zal zijn heeft mij tot u gezonden." God heet Ik zal zijn. Hij is ook Ik zal zijn. Daarom is de naam van God een sterke toren. Zijn naam is een toevlucht, maar Hij is ook Zelf een toevlucht. Een toevlucht voor de Zijnen. Onthoudt u het maar voor uw leven, dat God altijd een toevlucht is tegen de zonde, tegen het kwaad, tegen ramp en nood, tegen nood en dood. De Schrift zegt: „Tot Hem zal men komen." Dat wil zeggen: altijd, zo lang de wereld staan zal, zullen er mensen tot Hem vluchten. En altijd met goed resultaat. Het wil ook zeggen: Tot Hem mag men vluchten. Geen nood te groot, geen zonden te veel of men kan er mee bij Hem terecht. Zijn heiligheid hoeft niemand af te schrikken, want Hij heeft lust zondaars, snode zondaars, door het bloed van Zijn Zoon te heiligen.

, , 't Zijn toch ook degenen die Gij Mij gegeven hebt", zo bidt Jezus. Wie mogen er nu eerder tot God, die Toevlucht, gaan dan zij, die de Vader Zelf gegeven heeft aan Zijn Zoon, welke de Zoon nu ook aanbeveelt aan de zorg en bewaring van de Vader?

„Opdat zij één zijn, gelijk als wij." Is nu die éénheid zo belangrijk? En dat in een wereld met niet dan verscheidenheid? De wereld kent helemaal geen eenheid. Er is geen eenheid onder de duivelen. Er is alleen eenheid in God en bij God. De duivel verstrooit, Christus verzamelt. Daar is een grote en volmaakte eenheid in God. Daarom heet Hij de Drieënige: De Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn volmaakt één in wil en wezen. Nu zeggen de kanttekenaren: Zo zullen de gegevenen des Vaders jegens elkander zijn in geest, wil en liefde... gelijk als wij. De Heere Jezus bidt nu om niets meer en niets minder dan om zo'n liefde onder Zijn christenen als er tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is. En eveneens om zo'n geest en eveneens om zo'n wil. Wat is de kerk in de hoede des Vaders toch wel bewaard. Wat hebben zij elkander lief in die hoede en zorg des Vaders. En wat is er onder hen een wil, één wil, en wat is er onder hen een geest, één geest. Als wij de kerk van God uit mogen zien, dan is ze zo. Dan noemt de Schrift ze: de gemeente van de volmaakt rechtvaardigen. Zo ziet de kerk zichzelf, zo zien zij elkander door het geloof.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1973

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Heilige Vader, bewaar hen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 mei 1973

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's