Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Viermaal alles*)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Viermaal alles*)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Mattheüs 28 : 18—20.

Alle macht

Wij meenden goed te doen om bij deze na-Paas-bevestiging van een Evangeliedienaar in een veelvoudige, in een volkrijke, in een volkeren omvattende wereldstad, de meest voor de hand liggende tekst te kiezen, namelijk de opdracht die Jezus na Zijn opstanding, voor Zijn hemelvaart, aan de eerste Evangeliedienaren geeft. Allen, die achter hen volgen om datzelfde Evangelie uit te dragen, al is het aan de einden der aarde en al is het in late natijden, zullen het met hetzelfde getuigenis moeten doen, dat Jezus van Zichzelf geeft, namelijk het „Mij is gegeven alle macht", zullen het met dezelfde opdracht moeten doen: „Gaat heen, onderwijst alle volken", zullen het met dezelfde belofte mogen doen: „En ziet, Ik ben met ulieden alle de dagen."

Nu dan onze tekst: Alle macht.

Alle macht in hemel en op aarde. Het is duidelijk, dat de Zoon Gods, dat Jezus naar Zijn Godheid, deze macht in hemel en op aarde had, hield en houden zal. Nu ontvangt Hij op de eerste trap van Zijn verhoging als Middelaar deze macht. Dit is de macht, die Hij ontvangt, zoals ons de kanttekenaren wijs en goed leren, om alle gezag en vermogen uit te oefenen, om als hoofd der gemeente, deze door de gehele wereld te vergaderen, regeren en beschermen. Deze Middelaarsmacht is natuurlijk onder het Oude Verbond ook daar geweest in het toevergaderen van al de getelden Gods uit Israël naar de verkiezing van Gods genade, en in het rekenen als in Israël ingelijfd van al diegenen, die als Filistijnen, Tyriërs en Moren de naam van Sions kinderen zijn gaan dragen.

Maar bijzonder nu het Nieuw en Eeuwig Testament is gesloten in Zijn bloed, is Hem deze macht gegéven. Zij is gegéven van de Vader als loon op Zijn arbeid in kruis en opstanding. Het feit, dat deze Middelaarsmacht Hem gegeven is van de Vader, maakt deze macht zo onaantastbaar, zo solide, zo onwrikbaar, zo blijvend. Wie is toch machtig als Gód, Die almachtig is? Wie is toch machtig om deze speciale Middelaarsmacht, naar Zijn belofte in de vrederaad aan Zijn Zoon gedaan, te verlenen? Daar toch is Hem beloofd de heidenen tot Zijn erfdeel en de einden der aarde tot Zijn bezitting! Het* zal dan een macht zijn van oost naar west, van noord naar zuid over alle landen der aarde, over alle eilanden, over alle zeeën, om van daar te vergaderen de gegevenen des Vaders, de gekochten door Zijn bloed, de geleiden door de Heilige Geest tot een gemeente, en op deze aarde door alle tijden heen te regeren en te beschermen. Alzo alle macht op de aarde. Ja, alle macht, omdat wat er ook is, wat er ook gebeurt op de aarde, het moet alles medewerken tot de openbaring van Zijn kerk en tot de komst van Zijn Koninkrijk. Dus inderdaad alle macht op aarde! Wat Hem bij de verzoeking door de satan bij Zijn eerste optreden was voorgesteld, werd Hem nu gegéven!

Ook alle macht in de hemel. En ook daar de Middelaarsmacht, om aldaar de op aarde bereide kerk, tot volkomenheid gevoerd, te ontvangen in de door Hem bereide plaats. Dat is ook een schone en heerlijke macht van Jezus, om daar plaats te bereiden voor al de Zijnen en voor elk der Zijnen en om elk der Zijnen tot de hem bereide plaats te leiden en elk naar de mate zijner genade en naar de mate zijner heiligmaking met de hem toebedachte eer te bekronen, om dan elk en de gehele gemeente aan de Vader voor te stellen. Wat een heerlijke macht om dan steden en koninkrijken, woningen en hemelwerk aan elk toe te delen, opdat zij met Hem heersen mogen in Zijn Koninkrijk over engelen en over alle schepselen en over al het geschapene. Psalm 8, Psalm 72 zal dan heerlijk in vervulling gaan.

* Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.

Alle volken

„Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes." Gaat dan heen. Dat is een opdracht aan alle discipelen, de elven, de zeventi-gen, de honderd twintigen. Het is bijzonder gezegd tot de elven, maar gezien degenen, die in de Handelingen genoemd zijn als mede-getogenen met de apostelen, verbreedt zich de opdracht. Gezien de belofte tot het eind der wereld en tot het eind der dagen zijn daarachter te zien ^llen, die het woord des levens zullen spreken. Het is dan een gaan en een heengaan. Een verlaten van zijn land en van zijn maagschap, een achterlaten van zijn vaders huis, van vader en van moeder: geen land, geen huizen, geen bezittingen, zelfs geen buidel, zelfs geen male, geen koffer hebben, geen twee rokken. Zonder iets uittrekken. Met God en met zijn bijbel de wereld in en de wereld door. Dat is de ere der kerk en dat is de rijkdom der kerk. Dat is het deel der kerk en dus zeker van de dienaren van het Evangelie. Moet elk christen pelgrim zijn in dit leven, zeker moeten het Gods dienaren zijn. Het is een gaan met het Woord en in het Woord. Het is een gaan in de gemeente van huis tot huis, zoals eens in het Oude Testament de priesters gingen van huis tot huis, van familie tot familie om het volk te onderwijzen. Komt ge tot een huis, gaat tot hetzelve in, blijft in hetzelve totdat ge daar uitgaat. En dan maar voort. En zo maar voort.

Een gezant Gods heeft geen tijd voor vriendschappen. Heeft ook geen gelegenheid om kringen en kringetjes rond zich te vormen. Hij vormt een kring om een Ander! Is zijn gaan een gaan door het Woord, een gaan door de gemeente, het kan ook zijn een gaan door de gemeenten. De Meester Zelf heeft gezegd: „Ik moet ook in andere steden en vlekken het Evangelie verkondigen." Stad of vlek, vlek of stad: ze komen gelijkelijk in aanmerking. Zelfs de landen, zelfs de verste landen. Het predikantenleven is maar een gestaag verreizen, al waar de Geest hen drijft, al

waar maar het Evangelie gepredikt kan en moet worden. Het is daar, waar Hij, Die alle macht heeft in hemel en op aarde, in Zijn regering, hun wegen bestuurt en hen leidt. Dan mag een prediker ook in de gangen door de gemeente de hand, de leidende hand Gods opmerken, zodat hij precies op tijd zal zijn daar, waar hij wezen moet. Er wordt zo in zijn gaan en . staan een plan naar de raad Gods openbaar. Gaat dan heen!

Onderwijst al de volken, hen dopende. Het onderwijzend element is het meest kenmerkend element der prediking. De prediking mag appelerend zijn, een beroep doen op het geweten, ze mag bevindelijk zijn, de gangen en wegen van Gods volk beschrijven, ze mag vermanend zijn de onbekeerden, de ongeregelden, ze mag vertroostend zijn de kleinmoedigen of de bedroefden. Dat mag allemaal. Al deze dingen zullen er op hun tijd en op hun plaats zijn, maar het onderwijs is de opdracht. En dat omvat tenslotte al die dingen. Laat men maar de Schrift openen, de bijbel volgen, de bijbel doorpreken. Niet een bepaald soort teksten. Niet wat de mensen gaarne horen. Niet wat wijzelf graag prediken. Maar Gods Woord, voor de voet op. Daar komt men God, Christus, de Heilige Geest en al hun werken in tegen. Dan komt men ook op alle geloofsstukken, de hele leer der zaligheid, deze hemelse leer, de leer des Heeren. En dat voor alle volken, voor oosterse zo goed als voor westerse volken: één en allemaal hetzelfde. Waar de Heere de God der ganse aarde is, daar is ook Zijn Woord en der dienaren woord een woord voor elk volk gelijk.

Dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. De doop wordt hier alleen genoemd, niet dat andere sacrament van het Avondmaal, dat sacrament tot versterking van het geloof. Niet dat dat niet van belang is. Niet dat dat bij de opdracht niet behoort. Maar het gaat hier om de stichting der kerk in haar loop door de ganse wereld. En nu is het duidelijk, dat de Doop het sacrament der inlijving is in de gemeente van Christus. Ze heeft dan ook in één hand gevat heel de leer der kerk: in de drie namen van de leer der gehele Godheid, de leer van de drie Goddelijke Personen. Dat is ons geloof, dat is het Christelijk geloof. Daarin beweegt zich alles en daarin heeft u alles. Al wat God is, openbaart Hij daarin. Al wat God doet, openbaart Hij daarin. Daarin ligt Zijn wezen. Daarin liggen Zijn werken. En in dat water ligt heel de verkondiging van het heil, op, summiere wijze: de reiniging door Jezus' bloed en Geest; het sterven met Hem en het opstaan tot een nieuw leven.

En dat alles nu geplaatst aan de poort der kerk. Men gaat door dit proto-evangelie in in de kerk en men gaat door deze Doop in tot dit rijke en dit alomvattende evangelie. Voor volwassenen en voor kinderen. De kerk heeft beide, de volwassenen-doop èn de kinderdoop: volken — dus natuurlijk beiden. Gaarne en vooral ook de kinderdoop. In de lijn van het Oude Testament ook in het Nieuwe. Besnijdenis ten achtsten dage, dus ook de doop der kinderen. Er is geen stuk, dat meer de vrije genade leert dan de kinderdoop: als een kind niet naar God kan vragen, vraagt de Heere naar het kind. Hij legt er Zijn hand op. Hij legt er Zijn drieënige Naam op. Hij legt er Zijn evangelie der wassing van de zonden op. In de vorm van een eis, in de vorm van een belofte. Dat in onderrichting des volks, dat onder teken en zegel.

God zal Zijn waarheid nimmer krenken, Maar eeuwig Zijn verbond gedenken; Zijn woord wordt altoos trouw volbracht, Tot in het duizendste geslacht; 't Verbond met Abraham, Zijn vrind. Bevestigt Hij van kind tot kind.

Al wat Hij Izak heeft gezworen. Heeft Hij ook aan Zijn uitverkoren', Aan Jacob tot een wet gesteld, Van al 't beloofde heil verzeld; En aan gans Isrel toegezeid, Tot Zijn verbond in eeuwigheid.

Alle geboden

„Lerehde hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb."

Het is met dat aanvankelijke onderwijs en met het dopen, hetzij van volwassenen, die tot de kerk toetreden, hetzij van de 'kinderen, die in de kerk geboren worden, niet klaar. Hoe groot deze voorrechten ook zijn, daar moet wat op volgen. Namelijk het onderhouden alles, wat Hij geboden heeft, wat Hij aan Zijn discipelen geboden heeft. Dat moeten de discipelen, dat moeten de leraren alle volken, allen die onderwezen zijn, allen die gedoopt zijn, leren te onderhouden. U ziet wat grote plaats de onderrichting, de lering inneemt. Leerling zijn, dat is discipel zijn. Maar discipel zijn, dat is ook gehoorzaam zijn: Doen wat Hij zegt. Doen wat Hij gebiedt. Het gebod omvat de hele dienst des Heeren. Het geloof is een gebod. „Dit is Zijn gebod, dat gij gelooft in de eniggeboren Zoon Gods." De dienst des Woords is een gebod. Het bedienen en gebruiken der sacramenten is een gebod. Het leven der heiligmaking is een gebod. De bekering is een gebod. Al de inzettingen des Heeren, al de rechten des Heeren, al Zijn wetten moeten gehoorzaamd worden. Zij moeten dan ook onderhouden worden. Dat wil zeggen, dat men daar gestadig, jaarlijks, wekelijks, dagelijks heeft langs te gaan om ze te houden, om ze bij te houden. U (Stad Rotterdam) hebt uw havens, u hebt de Maas, u hebt de Waterweg, waar veel water door stroomt, soms rustig, soms onstuimig, soms stormachtig. De beschoeiingen hebben veel te houden, vooral bij drukke bevaring en bij alle weer: storm, vorst, ijsgang, hoge waterstanden, botsingen tegen steigers en kaden. De rivieren en de havens moeten op peil gehouden worden. Dat noemt de Rijkswaterstaat , , de onderhoud". Dat geeft altijd werk, dat geeft altijd bijhouden. Zo moeten ook al die geboden en inzettingen onderhouden, bijgehouden worden. Niet laten verzakken. Niet laten verweren. Niet laten kapot gaan. Op peil houden. Zo wil het de Heere in de weg der gehoorzaamheid. Gestadig aan, jaar op jaar, maand op maand, week op week, dag aan dag. En dat onderhouden moeten de leraren u leren. Daar moeten zij onderwijs in geven, hoe ge dat doen moet, wat houdbaar of wat niet houdbaar genoeg is, wat op peil is en wat niet meer op peil is.

Alle dagen

, , En ziet. Ik ben met ulieden, alle de dagen tot de voleinding der wereld."

Het terrein is dus wijd, de taak is groot, is veel en veelomvattend. Moeten dat deze kleine mensjes, de apostelen, doen? Moeten dat deze kleine dienaren van het Woord, deze kleine dienaren van het Evangelie doen? En dat onder volkeren, die het weten, half weten, niet weten of averechts weten? Wie is tot deze dingen bekwaam? Onze bekwaamheid is uit God, Die ons de bediening der verzoening gegeven heeft. Daar staat Hij boven, Die alle macht heeft in de hemel en op de aarde. Die tot dit onderwijzen, tot dit leren bekwamen kan, Die daar harten en oren voor geven kan onder de volken, Die Zijn Woord en Zijn Doop kan en zal zegenen, Die Zijn geboden kracht bijzet.

En zie •— Ik ben met ulieden!

Het zie staat in de Griekse tekst in het enkelvoud. Ik ben met ulieden staat in de Griekse tekst in het meervoud. Laat elk voor zich eens opletten, of Ik niet met u allen ben. Hij is met de een zowel als met de ander. Hij is met al Zijn knechten, met de minst-geachte niet minder dan met hem, die zeer in achting is. Met de minst begaafde niet minder dan met de meest begaafde. Met u. Niet op een afstand, maar aan uw zijde links en aan uw zijde rechts. Voor u uit, als ge prediken moet. Achter u aan, als ge gepredikt hebt. Met u in uw gangen door de gemeente, door de gemeenten, door de kerk, door de landen. Met u tot hulp, tot ondersteuning, tot bemoediging, tot uw verdediging, tot uw gedurige lering, met u alle de dagen, met u in voorspoedige dagen, in tegenspoedige dagen, in dagen van druk, van aanvechting, van strijd, in dagen van vervolging. Alle de dagen! Dat is de kleinste maat in het Koninkrijk Gods. Dagen tellen. Dagen een wijs hart bekomen.

En dat tot aan de voleinding der wereld. De wereld vindt een einde, voor het ongeloof een aflopend einde, maar voor het geloof een volwordend einde, voor de kerk en voor haar dienaren, voor Christus en Zijn zaak een vól-einde. Christus doet voor al Zijn knechten, met al Zijn knechten een werk, dat dag aan dag, dat jaar aan jaar, dat eeuw aan eeuw vordert. Hij is boven de Zijnen in de hemel. Hij is te midden van de Zijnen op de aarde. En Hij gaat met de Zijnen naar de volheid en naar de volkomenheid van Zijn rijk. Daar is geen ding zo zeker, geen ding zo blijvend, geen ding zo wélgelukkend als de

dienst des Evangelies.


*) Bevestiging Ds. J. Bogaard te Delfshaven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 mei 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Viermaal alles*)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 mei 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's