Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zonde tegen de Heilige Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zonde tegen de Heilige Geest

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(7)

(7) Het artikel van I. Kievit over de afval van het Evangelie gaat als volgt verder: ..Verder zegt de apostel, dat zij de hemelse gave hebben gesmaakt. Dit zijn, wij wezen er reeds op, samengevat de weldaden des Evangelies waarvan Christus het middelpunt is. Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave. Zo zegt de Heere Christus tot de Samaritaanse: Indien gij de gave Gods kendet en wie het is die tot u spreekt, zo zoudt gij van Hem levend water hebben begeerd.

Zij hebben de hemelse gave gesmaakt. Hier is een overdrachtelijke spreekwijze. Smaken doen wij iets wanneer wij het in onze mond nemen en onze smaakorganen worden aangedaan en opnemen de smaak der spijze. Het sluit echter niet in het eten, zodat de spijze wordt tot een levenskracht in onze inwendige spijsverteringsorganen. Op deze wijze, blijvend in het beeld, kan de betekenis van dit smaken het best worden toegelicht. Zo hadden zij dus een zekere smaak van het Evangelie. Dit was een bijzonder voorrecht, dat bij miskenning of verachting het oordeel zou verzwaren. Wij zijn dus ten volle verantwoordelijk voor hetgeen wij doen met het Evangelie waarvan de Geest ons zekere smaak gaf, dat indrong in onze conscientie.

Dit kan een zondaar, die ontdekt wordt door de Geest aangrijpen en benauwen, want deze wordt zich bewust, dat hij het licht dat werd ontstoken in zijn ziel zoekt te verdonkeren, zodat hij vreest, dat hij rechtvaardig aan het oordeel der verharding zal worden prijsgegeven. Daarover handelen echter deze verzen niet. Overigens kan het geen kwaad, dat wij maar flink in de war raken, opdat wij uit de doolhof van eigen bestaan en ons verderf mogen komen in het toegepaste Evangelie. Het moge voor deze en gene dienstbaar zijn om hun roeping en verkiezing vast te maken, om eigen leven te verliezen en te rusten in de gerechtigheid van de Heere Christus. De belofte des verbonds toch voor Gods kinderen blijft vast: Ik zal maken, dat hun werk in der waarheid zal zijn. Vertrouwende dit, dat Hij die een goed werk in u begonnen heeft, datzelve zal voleindigen tot op de dag van Jezus Christus.

Zij zijn ook des Heiligen Geestes deelachtig geworden, zegt de apostel.

De Heilige Geest is hier de Pinkster- Geest die is uitgestort in de Kerk en in haar woont. Wie in het midden der Kerk leeft onder de bediening van het Verbond komt hiermee in aanraking. En nu waren zij in betrekking gesteld tot die Geest die de schatten des heils opent. Zij waren overtuigd van de uitnemendheid van het Evangelie, boven vele anderen die leven buiten de bijzondere openbaring. Boven velen ook die wel onder de bediening van het verbond leven maar minder zijn aangeraakt en bewerkt door de Geest.

De Heilige Geest is de grote gave van het nieuwe verbond om te openbaren de verborgenheden van het Evangelie en bekend te maken de geestelijke dienst des Heeren in onderscheiding met die der schaduwen. Er is een goedheid en uitnemendheid in deze hemelse gift die kan worden gesmaakt en ervaren, terwijl toch de levendmakende kracht en zaligmakende bediening ontbreekt.

Zij kunnen smaken de waarheid van het Woord, maar niet zijn kracht. De dienst der Kerk in haar uitwendige orde, maar niet in haar inwendige schoonheid. De gaven der Kerk in haar uitwendige orde, maar niet in haar inwendige kracht. De gaven der Kerk maar niet haar genaden.

Verwerping van het Evangelie van zijn waarheid en dienst na dit smaken is een grote verzwaring, der zonde en een zekere voorloper van ondergang en verderf.

Zo hebben zij ook gesmaakt het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw. Het Woord Gods is goed omdat het de hemelse waarheid opent en de schat van het heil bekend maakt. Zij horen gaarne het Woord verkondigen in zijn zuivere gestalte; zij gaan er tot zekere hoogte in op, het streelt hun gemoed. Maar aan de onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, waarvan Petrus spreekt, komen zij niet toe. Dit alles moet nopen tot een ernstig onderzoek des harten of wij meer en andere dingen bezitten dan hier van mensen wordt gezegd en die toch afvallen. Want, ook al zou dit niet gebeuren, dan zou toch die mens zo levende en stervende wanneer hij meende daarmede te zullen ingaan ondervinden te behoren bij degenen van wie Jezus waarschuwde: Velen zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen.

Van deze mensen wordt nu gezegd dat zij afvallen, vallen buiten het Evangelie, dat zij beleden hebben en waarvan zij de kracht hebben gesmaakt. Zij worden afvallig. Er staat niet: zij vallen in de zonde; ook niet: zij volharden lange tijd in de zonde, waarin zij vielen, maar zij vallen af van het geloof en keren er zich tegen.

Het gaat hier dus niet over mensen die vallen in zonde en straks met diepe smart hun ongerechtigheid bekennen en laten. Neen, voor dezulken wordt nergens in het Woord de deur der genade dicht getrokken.

Vallen in de zonde kan geschieden uit onze verdorven natuur door de ophitsing en verleiding van satan. Vervallen van het Evangelie is iets anders en onherstelbaar.

Hier gaat het over volkomen verharding in de zonde zonder berouw. Integendeel, men vermaakt zich in de verachting van hetgeen men beleed en smaakte.

Wanneer wij nu verder nagaan wat deze verzen leren van die afvalligen wordt van hen gezegd, dat zij niet wederom kunnen vernieuwd worden tot bekering, omdat zij de Zoon Gods wederom, wat hun aangaat, kruisigen en te schande maken. Het is onmogelijk, niet slechts moeilijk om hen wederom te vernieuwen tot bekering. Waarom is het onmogelijk en welk karakter draagt deze onmogelijkheid? Voor wie is het verder onmogelijk? Om met dit laatste te beginnen. Zou het onmogelijk zijn voor God? Van Hem leert de Schrift: zou voor de Heere iets onmogelijk zijn? Maar, dan gaat het niet over het wezen Gods doch over Zijn macht. Naar Zijn wezen is het onmogelijk, dat God zou liegen; Zijn Woord niet houden enz. Onmogelijk zou het zijn voor God — zoals uit Zijn openbaring blijkt — de zonde te vergeven zonder voldoening te eisen. Maar dingen kunnen mogelijk zijn naar het wezen Gods doch uitgesloten worden krachtens Zijn besluit. Zo was het onmogelijk, dat Ezau zou zalig worden krachtens het besluit Gods; het was onmogelijk, dat het huis van Saul koning zou zijn over Israël, niet om gronden in het wezen Gods, maar naar de orde van Zijn welbehagen. Daarmee is echter allerminst gezegd, dat niet de zonde van Saul de oorzaak der verwerping was. Want het lag wel degelijk zó in Gods raad, dat hij om zijn zonde werd verworpen. De Heere doet ook daarin geen onrecht, want verre is de Almachtige van onrecht.

Nu gaat het hier over een onmogelijkheid krachtens de raad en het oordeel Gods, dat wordt uitgewerkt door de mens in moedwillige ongehoorzaamheid. Immers zij verharden zich altijd door, verachten het berouw en smaden de Christus die zij eerst beleden; wiens Evangelie zij als goed smaakten. Wanneer wij zeggen, dat de duivelen onredbaar zijn gevallen, bedoelen we daarmee, dat God hen finaal losliet ten verderve en zo haten ze God eeuwig. Hier valt verder niets te begrijpen, maar te aanbidden en te zwijgen. Maar de duivelen hebben zich niet te beklagen, want zij willen niet anders dan God haten. God wordt gerechtvaardigd in Zijn oordeel. Dit moeten wij ook hier wel bedenken. Het staat niet aan ons te hopen of te wensen dat deze mensen zouden worden vernieuwd tot bekering; het is onmogelijk dat wij er het middel toe zouden kunnen zijn door het Woord. Zij stellen zich geheel buiten ons bereik en... God is daarin met Zijn rechtvaardig oordeel.

Zij kunnen dus niet meer worden gebracht tot hun vorige stand des levens.

Wederom vernieuwen tot bekering. Hier wordt dus niet gehandeld over de waarachtige bekering, maar over hun bekeerd zijn door verlichting en smaak van het Evangelie, zonder wederbaring.

Het is ons dus duidelijk, dat hier niets wordt gezegd over mensen die in de zonde vallen en met berouw en zondesmart vergeving zoeken. Want voor hen staat de deur der genade open altijd. Zo moeten wij prediken en leren, omdat de Schrift aldus onderwijst. De Novatianen uit de dagen van Augustinus wilden hier lezen, dat een afvallige die in de vervolging zijn belijdenis prijs gaf nooit meer in de kerk mocht worden opgenomen. Geheel ten onrechte. Neen, het gaat hier over men-

sen, die niet en nooit tot berouw willen noch kunnen komen. Daarom ligt hier geen hindernis voor de verbroken zondaar, maar een waarschuwing voor de mens die in zijn onbekeerlijkheid voortleeft. Zo ziet dan het onmogelijke op de gestrengheid Gods niet jegens berouwvolle zondaren, maar op zodanigen als we hier beschreven vinden die in voortgaande verharding en afkeer van hetgeen zij eenmaal beleden hun weg vervolgen. Het is echter wel mogelijk, dat zij tot wanhoop komen en gelijk Judas sterven.

Welke les voor de prediking en de zielszorg moeten wij nu hieruit trekken?

Het is noodzakelijk voor te stellen en aan te dringen de gestrengheid Gods over afvalligen, en bij gevolgtrekking te waarschuwen tegen verkoeling jegens de beleden waarheid; dat het oordeel der verharding dreigt, want de Heere is een wreker. De waarschuwing moet ook uitgaan jegens dezulken die vroeger nog wel eens verbroken werden onder het Woord, bij een sterfgeval enz., maar nu alles onverschillig aanhoren. Gevaarlijk is hun pad, ook al zijn ze nog geen afvalligen in de zin van de mensen hier beschreven. Maar ze zouden het wel kunnen worden. Het zwaarste oordeel Gods aan deze zijde van het graf is de rechtvaardige verharding der harten."

, , Deze gestrengheid Gods moet worden gepredikt; de alzijdigheid des Woords worden uitgedragen. Dit vereist naarstigheid en biddend onderzoek. Wanneer wij aan het verbond en zijn bediening in het midden der Kerk geen recht laten wedervaren is er eigenlijk voor al deze verschil-

len geen plaats en wordt de gemeente niet bearbeid zoals de Schrift het eist. Men kent dan verkorenen en onbekeerden. Zo leert echter de Schrift niet de gemeente te zien. Want ook de gelovigen worden ernstig gewaarschuwd voor afval. Daaruit zou zeker blijken, dat zij nooit ware gelovigen zijn geweest. Maar de volharding der heiligen is volstrekt niet in tegenspraak met de hier beschreven afval van het Evangelie en evenmin met de waarschuwing voor afval gericht tot de gelovigen." —r

Ik moet bekorten, maar laat me dan mét dit woord van Kievit besluiten:

, , Te zeggen: onbekeerd is onbekeerd, is geen behandelen van zielen die voor een eeuwigheid zijn geschapen. Vergeten wij toch niet, dat de dwaze philosophie een zeer orthodoxe klank kan hebben. Het leven der genade, dat leeft uit het Woord, kan zó niet handelen ook al is het waar, dat verkeerde theorieën het leven kunnen verstarren en ongodvruchtig doen spreken en handelen. Ons is nodig het Woord der

waarheid recht te snijden."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De zonde tegen de Heilige Geest

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's