Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN VERGETEN APOSTEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN VERGETEN APOSTEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

„Acht het voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt."

We verwonderden er ons de vorige keer over hoe Jakobus zijn lezers oproept tot vreugde midden in de druk en ondanks de beproeving. Dat is trouwens een door en door Bijbelse zaak. De schrijver van de Hebreeënbrief doet hetzelfde. In het twaalfde hoofdstuk spoort hij zijn lezers aan met volharding in de loopbaan te lopen. Die loopbaan is geen rustig wandelpad, maar een baan waarop gestreden moet worden. Gestreden om de kroon en om de overwinning. Het leven van een Christen is geen zoetsappig leven. Maar een strijdend leven. Het is een strijd tegen de zonde. Een strijd tegen de boze. Het is een weg van kruis en druk. Kohlbrugge noemt in zijn al eerder genoemde Schriftverklaring van de brief van Jakobus een zestal vruchten van de verzoekingen en de beproevingen. Daar is om te beginnen het besef dat God Zijn armeih en ellendigen die Hij liefheeft beproevingen zendt vanuit Zijn vaderlijke hand. Wie dat recht leert verstaan, die leert zeggen: God al-

leen is wijs en goed en heilig en getrouw. Ondanks de druk blijft Hij een liefhebbend Vader. „Ja. het is toch waar, leert de ziel zeggen, dat degenen, die God liefhebben, alle dingen mede werken ten goede, degenen namelijk, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Niet één duimbreed hoger dan Hij wil, zal de stroom, die ons dreigt te verslinden, komen. Niet voor goed, niet voor eeuwig, niet geheel en al laat de trouwe God Israëls zijn dienstknecht Job in 's duivels geweld, maar met de verzoeking geeft Hij ook de uitkomst." In de tweede plaats wijst Kohlbrügge dan ook op wat in Hebreeën 12 wordt gezegd. Al de verzoekingen dienen er toe om de kinderen Gods ervan te overtuigen dat ze kinderen en geen bastaarden zijn. Beproevingen worden zo een zuiver kenteken voor hen dat ze niet van deze wereld zijn.

In de derde plaats zijn de aanvechtingen voor de gelovigen een onmisbare leerschool. De weg van het kruis is de weg naar het eeuwige licht. Nergens wordt men zo geoefend en onderwezen als juist op deze weg. Op de school van het kruis leert men zich zelf kennen. Want op die weg leert Job zeggen: Daarom verfoei ik mij en heb berouw in stof en as. Maar ook leert men op die weg de Heere kennen, zoals men Hem nooit tevoren heeft leren kennen. Door kruis en druk leert men ook de vijanden kennen met al hun listen. Daar worden de vingeren geoefend tot de strijd. Daar leer ik anderen te troosten in al de moeiten van het leven met de troost waarmee God zelf ons troost.

In de vierde plaats zijn de beproevingen zo'n heilzaam middel om te leren afzien van al het zichtbare, om te leren sterven aan mensenhulp, mensenheil en mensengunst. Om te sterven aan al mijn lusten en begeerten en om zo der wereld gekruisigd te worden.

In de vijfde plaats word ik zo ingeleid, vervolgt Kohlbrügge nog steeds, in de gemeenschap met het lijden van Christus. Ik word aan Zijn dood gelijkvormig gemaakt. Ik ga de troost verstaan van het Schriftwoord: Zo wij met Christus lijden, zo zullen we ook met Hem verheerlijkt worden.

Kohlbrügge snijdt hier een belangrijk Schriftgegeven aan. Op vele plaatsen in de Bijbel immers komen we de gedachte tegen dat er in het lijden van de Christen gemeenschap schuilt met het lijden van Christus. Denk maar aan de apostelen. We lezen van hen: „Zij dan gingen heen van het aangezicht van de raad, verblijd zijnde, dat zij waren waardig geacht geweest, om Zijns Naams wil smaadheid te lijden". En één van deze apostelen, Petrus, schrijft later in zijn eerste zendbrief: „Maar gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden van Christus, alzo verblijdt u; opdat gij ook in de openbaring Zijner heerlijkheid u moogt verblijden en verheugen. In dien gij gesmaad wordt om de Naam van Christus, zo zijt gij zalig."

En heeft niet Jezus Zelf in de zaligsprekingen dit woord gesproken: Zalig zijt gij, als u de mensen smaden en vervolgen en liegende alle kwaad tegen u spreken. om Mijnentwil. Verblijdt u en verheugt u."

Ook hier zien we hoe het lijden om Christus' wil verbonden wordt met de vreugde. Het is de gemeenschap met Hem die miskend en verworpen over deze aarde ging, maar die de heerlijkheid verwierf. Die het kruis heeft verdragen en de schande heeft veracht. Die over kruis en graf heen het oog gericht hield op de kroon. Zalig zijn we, indien we in gemeenschap met Hem, kruis en druk en moeite leren zien als middelen in Gods vaderlijke hand, om ons voor te bereiden op de heerlijkheid die aan ons zal geopenbaard worden.

In de zesde plaats noemt Kohlbrügge nog deze vrucht: De weg van het kruis is een weg om overwinning op overwinning te behalen en om met moe geschreide ogen te leren zien op de Zone Gods, gezeten aan de rechterhand Gods, op de troon der gerechtigheid.

Wat een treffende woorden voor allen die de Heere Jezus in onverderfelijkheid liefgekregen en die zo sterk moeten ondervinden dat Jezus' woorden waarheid bevatten: In de wereld zult gij verdrukking hebben. We hebben op de kruisweg achter Christus aan onszelf zo tegen, we hebben de wereld tegen, we hebben alles tegen. Maar we hebben God mee. En zo God voor ons is, wie zal dan nog tegen ons zijn? Hij die het zegt: Heb goede moed, Ik heb de wereld overwonnen. En dit is het wat de wereld overwint, namelijk ons geloof. Dat geloof, dat leert afzien van al het onze, en dat leert opzien tot de Getrouwe, die Zijn werk niet laat varen. En nu zal er veel gebeds gebeden, veel strijd gestreden moeten worden, wil het eenmaal vrede zijn. Maar die vrede komt. Dat staat vast. Christus heeft de overwinning behaald. En Hij is het Hoofd. Waar het Hoofd is, zal het lichaam ook zeker komen. Gehavend door de strijd, doorsneden met de pijlen van de boze, zal ons lichaam eenmaal gelijkvormig gemaakt worden aan het heerlijk lichaam van Christus. Die hoop moet al ons leed verzachten. Komt reisgenoten, het hoofd omhoog, voor hen die het heil des Heeren wachten, zijn bergen vlak en zeeën droog. Daar is de vreemdelingschap vergeten en wij, wij zijn in het Vaderland.

Er is nog één vraag die we bij dit alles niet vergeten mogen. En dat is deze vraag: Hoe zijn we onder druk en kruis? De schrijver van de Hebreeënbrief zegt: „En allé kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn, doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen die door dezelve geoefend zijn." Hij bedoelt: niet een ieder oogst de vrucht van lijden en beproeving. Alleen zij, die in de kastijding geoefend worden. U kent wellicht het beeld van de hond die geslagen wordt. Hij kan in de stok bijten omdat hij het met de slag niet eens is. Hij kan ook de stok aflikken, omdat hij zich onderwerpt aan de tuchtiging. We kunnen de roede verwerpen, we kunnen de roede kussen. Daarom, niet elke beproeving geeft vrucht. De vrucht wordt alleen genoten, als in de tuchtiging de hand des Vaders wordt opgemerkt. De Heere slaat uit liefde. Hij slaat gelijk een vader doet. Niet uit hardheid of uit wreedheid. niet uit lust tot plagen, maar omdat het in de school van Christus niet anders kan. De geplaagde profeet Jeremia zei het zo: Als het de Heere bedroefd heeft, zo zal Hij Zich ontfermen naar de grootheid Zijner goedertierenheden. Want Hij plaagt of bedroefd des mensenkinderen niet van harte."

Nee. niet van harte, maar omdat het zo nodig is. Om te reinigen en te heiligen. Om meer en meer het beeld van Christus gelijkvormig gemaakt te worden. Zoals de beeldhouwer uit een ongevormde klomp steen, een beeld schept. Hij hakt en bijtelt op de ruwe steen in. En na lang zwoegen ontstaat er een prachtig beeld. Rond dat beeld liggen de scherven en de splinters die er af gehakt zijn. Dat moest, anders kon het beeld niet ontstaan. Die scherven en splinters worden weggeveegd en opgeruimd. Het beeld blijft over. Prachtig van vorm, sierlijk van lijn. Een lust voor het oog. Zo is de hemelse Beeldhouwer bezig Zijn kerk te vormen en te polijsten tot de dag dat ze als een bruid die voor haar man versierd is voor het oog des Vaders zal staan. Straks leidt men haar in staatsie uit haar woning, in kleding rijk gestikt tot hare Koning.

Misschien dat we er iets van gaan verstaan, als Jakobus hier zegt: Acht het voor grote vreugde, mijn broeders, als gij in velerlei verzoekingen valt. Het is de vreugde van de dichter van Psalm 119: 'k Sloeg eer ik werd verdrukt het dwaalspoor in, maar nu geleerd, houd ik Uw Woord en wegen. Het is de vreugde van de profeet: Heere, ik dank U, dat Gij toornig op mij geweest zijt, want uw toorn is afgewend en gij troost mij. Het is de vreugde van Paulus: Droevig en nochtans blijde. Het is de vreugde die Jezus bedoelde, toen hij zei: Verblijdt u in die dag en zijt vrolijk, want ziet uw loon is groot in de hemelen.

Nu zit er voor alle volgelingen van Christus niets anders op dan dat ze hun kruis dagelijks opnemen en het de Heere na dragen. Dat mag zelfs vrolijk gebeuren. Niet al zuchtende, maar met een opgericht hoofd. In de wetenschap dat de Heere met de beproeving ook de uitkomst zal geven. Wie het kruis achter de Heere aandraagt, voor die mens is het ook zo zwaar niet meer. Want ten diepste heeft alleen Christus het kruis gedragen. Zijn kruis is van een geheel andere orde dan het kruis dat de Heere Zijn kinderen oplegt. Christus stierf aan het kruis onder een toornend God vanwege onze zonden. Allen die van Christus zijn, hebben gemeenschap aan dat kruis, maar dan onder de ogen van een liefhebbend God. Hun kruis verzoent geen schuld, omdat de schuld verzoend is. Nu moet het broodkoren wel verbrijzeld worden, maar Hij

dorst het niet gedurig dorsende (Jes. 28 : 28). Omdat het broodkoren, Christus, verbrijzeld werd, zal Zijn kerk nimmer omkomen.

Kruisdrager achter Christus, daar is geen heerlijker leven. Van Lodenstein leerde het verstaan. Hij schreef deze dichtregels: Al is van 't kruis, van leed, van droefheid, van verdriet, Dat ik dit lied ophef, uit smart 'n is het niet. Want Jezus, lieve Heer', die mij altijd verheugt, Voor één uur kruis en leed, wel duizend uren vreugd. Gij vult al mijn gebrek, mijn nodeloze zorg. Slaakt Gij en Gij stelt u voor al mijn schulden borg, Dies wat ik lijden moet, ó Jezu lieve Heer', Wil ik wel lijden

en als 't u belieft nog meer.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 augustus 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

EEN VERGETEN APOSTEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 augustus 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's