Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ALZO VOER ELIA TEN HEMEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ALZO VOER ELIA TEN HEMEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het geschiedde nu. als zij overgekomen waren, dat Elia zeide tot Elisa: Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen word. En Elisa zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn! En hij zeide: Gij hebt een harde zaak begeerd; indien gij mij zien zult, als ik van bij u weggenomen word, het zal u alzo geschieden. Doch zo niet, het zal niet geschieden.

En het gebeurde, als zij voortgingen, gaande en sprekende, ziet, zo was er een vurige wagen met vurige paarden, die tussen hen beiden scheiding maakten. Alzo voer Elia met een onweder ten hemel. En Elia zag het, en hij riep: Mijn vader, mijn vader! wagen Israëls en zijn ruiteren! En hij zag hem niet meer; en hij vatte zijn klederen en scheurde ze in twee stukken. Hij hief ook Elia's mantel op, die van hem afgevallen was en keerde weder en stond aan de oever der Jordaan. 2 Kon. 2:9-13.

Begeer wat ik u doen zal

Onder ede had Elia tot driemaal gezworen Elia niet te zullen verlaten. En nu moest hij hem toch laten gaan. Echter niet dan na van Elia nog een laatste zegen ontvangen te hebben. Een zegen in de vorm van een nalatenschap. Elia had niets na te laten wat deze wereld betreft. Deze zoon der woestijn had niets bezeten, als een rechte knecht des Heeren had hij niets bezeten. De Heere was zijn erfdeel. Maar hij had iets anders na te laten en wel, alleen dat, wat de HEERE hem geschonken had. Het was alleen een geestelijk goed. Zo gemakkelijk kon Elia Elisa als zijn erfgenaam aanwijzen, omdat de HEERE Zelf hem geopenbaard had wie hij als zijn opvolger moest zalven en omdat de HEERE Zelf hem Elisa te Abelmehola had doen ontmoeten. Wat was dat een diepe vreugde voor Elia om Elisa zo ter-' stond en ten volle bereid te vinden. Wat heeft het hem verkwikt, deze boerenzoon nog zo volledig tot zijn dienst te vinden, om water op zijn handen te gieten en hem zijn sandalen aan te dragen. Wat moet het hem bovenmate verkwikt hebben zo'n aanhankelijkheid bij Elisa te vinden, dat hij tot drie keer en tot het einde toe hem bezwoer dat hij hem niet zou verlaten. En hij heeft hem niet verlaten.

Nu over de Jordaan spreekt Elia: „Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen word." Nu kan Elia hem nog wat doen, straks als hij heengegaan is zal hij dat vanuit de hemel niet kunnen doen. Zoals Abraham van ons niet weet, zal dat ook met Elia zijn.

Zo'n vraag heeft de HEERE eens aan Salomo gesteld: „Begeer wat Ik u geven zal." Zo'n vraag heeft de Heere Jezus in zekere zin tot Zijn discipelen gericht. Johannes 16 : 23. Mag Elia dan nu begeren wat hij wil? Ja, dat mag hij. En als hij dan eens stoffelijke of aardse dingen zou vragen? En als hij dan eens in jonge onervarenheid dingen zou vragen, die voor hem onnuttig zouden zijn? Of als hij dan eens verkeerde of zondige dingen zou vragen? Elia vreest dat bij Elisa niet het minst: „Begeer wat ik u doen zal!" De Geest Gods die op Elia rust, die rust ook op Elisa. En die Geest is heilig en goed, die maakt het hart zo nieuw, zo geheiligd, dat men het aan zo'n mens gerust kan toevertrouwen, dat hun begeerten wel goede begeerten zullen zijn. Dan ook rust op Elia en eveneens op Elisa de Geest der profetie. Elia wist wel dat hier goede, geestelijke begeerten, die op het profetisch ambt betrekking hadden, in Elisa zouden opkomen. Geestelijke mensen, als Elia, stellen geestelijke vragen. Geestelijke mensen, als Elisa, geven geestelijke antwoorden. Een „gezalfde" profeet als Elisa kan niet anders bedoelen dan ambtelijke zaken, dan profetische zaken.

En dan vooral: vergeet het toch niet, dat hier op de drempel der eeuwigheid gehandeld wordt tussen een heengaande profeet en een aantredende profeet. En voor deze ene is de hemel nu even dichtbij als voor deze andere. Samen staan zij als het ware onder geopende hemel. De één, om thuis gehaald te worden, de ander om in de dienst te worden aangesteld en ingeleid. En dat doet beide de Heere Zelf. Dat doet beide de Heere Christus, Die Zich een gemeente vergadert tot het eeuwige leven, maar Die ook dienaren uitstoot tot de oogst.

De begeerde zaak

„En Elisa zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn." Hier staat het woord geest met kleine letter. Dit is niet de Geest Gods, die Eüsa begeert, die had hij reeds ontvangen bij zijn zalving, toen de mantel van Elia om zijn schouder geworpen werd. Daarover beschikt tenslotte alleen God, die deelt ten slotte alleen God toe. Neen, het is Elia's eigen geest, waarover het gaat. De erfenis die Elia wel kon mededelen. Zoals in gesprekken onderling en zoals in onderwijs een leermeester altijd zijn geest mededeelt aan zijn leerlingen, zo kan ook in het levenseinde een profetenleerling zijn hele bagage, zijn hele ambt, zijn hele opdracht, zijn hele leer, zijn hele geestelijke inhoud aan zijn opvolger overdragen.

Twee delen van uw geest. Wat is dat? Sommigen denken twee takken van de profetendienst, zeg het oordeel en de zegen. Dat kan niet, want Elisa moet het héle profetenwerk van Elia overnemen. Anderen denken dat Elisa vroeg om het dubbele deel te krijgen van wat Elia gehad heeft, mogelijk ziende op de reuzentaak die Elisa wachtte, 't Zou kunnen zijn, 't zou ook wat onbescheiden zijn. Wat toch is eenvoudiger aan te nemen dan het eerstgeborenen erfdeel, namelijk een dubbel kindsdeel. De oudste zoon erfde het dubbele, omdat hij moest «zorgen voor de niet mede-ervende dochters in de familie. Vraagt Elisa nu een dubbel kindserfdeel, dan doet hij dit in het bewustzijn, dat hij zoveel voor anderen zal moeten zijn. Denken wij alleen maar aan het onderwijs, dat hij als jong docent aan de profetenzonen zal moeten geven.

Elia is dan ook terstond bereid het gevraagde te geven, alleen onder voorSehoud van een duidelijk teken van de HEERE zelf. Elia zegt: als gij mij zult zien bij mijn wegneming, dan zal het zo geschieden, zo gij mij bij mijn wegneming niet zult zien, dan zal het niet gebeuren. Met andere woorden: Als ik onzichtbaar van u word weggenomen, dan zal uw wens u zo niet gegeven worden, maar als ik zichtbaar van u scheiden zal, dan zal uw wens in vervulling gaan.

Wel waarschuwt Elia hem: Gij hebt een harde zaak begeerd. Het profeten-

werk is een hard leven, maar Elia's profetenarbeid is speciaal een hard leven geweest. Het leven van een dienstknecht des HEEREN is een hard leven. En dat vooral in zo'n decadente tijd. De wereld is zo hard, zo onbeleefd, zo grof, zo ondankbaar als zij op haar zonden gewezen wordt. Maar nog veel harder als zij op genade gewezen wordt. Met de Wet kan men nog wel vrienden maken. Maar het Evangelie is nu eenmaal niet naar de mens. Het leven van een dienaar Gods is een hard leven, o neen niet van Gods kant, maar wel van de kant der mensen. Het enige wat een dienstknecht kan stellen tegen harde bejegening is zachtmoedigheid.

Elisa, reken op een hard leven!

De HEER' zal, in dit moeilijk leven, Zijn volk en erfdeel nooit begeven. Het oordeel keert vol majesteit, Haast weder tot gerechtigheid; Al wie oprecht is van gemoed, Die merkt het op, en keurt het goed.

Wanneer ik zei: „mijn voeten glijden", Toen hebt Gij mij gesterkt in 't lijden. Wanneer mij 't afgepeinsde hart Door al mijn denken werd verward, En ik in druk schier was gestikt, Toen heeft Uw troost mijn ziel verkwikt.

Het heengaan en de rouwklage

, , En het gebeurde, als zij voortgingen, gaande en sprekende, ziet, zo was er een vurige wagen met vurige paarden, die tussen hen beiden scheiding maakten. Alzo voer Elia met een onweer ten hemel."

De engelen worden genoemd in de bijbel vurige geesten, vlammen des Heeren, Gods wagens. Zij verschijnen en gaan weer heen doorgaans als bliksemstralen. De engelen dragen de zielen der gelovigen in Abrahams schoot, als de arme Lazarus. Geldt dat elk willekeurig kind Gods, ook de eenvoudigste, een bedelaar, hoeveel te meer zal het zijn bij deze man, die zijn leven constant gewaagd heeft voor de dienst en voor de naam des HEE- REN. Wagens — paarden — bliksemen — een onweder — engelen — wat was het nu precies? Het was dat alles tezamen: de strijd-wagens en paarden Gods, natuurkrachten en - tekenen — de engelen legerscharen van de hemel. Tussen al deze dingen heeft deze eenzame man, Elia, zich bewogen op aarde. Wolken en donkerheid en plasregens — vuur van de hemel — hem dienende engelen en door dit alles heen de genade Gods, die een zondig volk de ingang bereidt in het eeu-wig koninkrijk. Dat was Elia's leven, dat was zijn levensdoel. Mijn God is de HEERE. De God van gerichten den bozen. De God van genade den goeden. God haalt Zijn knechten thuis. m a t e p

Dit nu gebeurde. Ja, dat was een gebeuren van de hoogste orde. Een voorbeeld van Jezus' komst in het einde, om Zijn dienstknechten, Zijn volk, thuis te halen. z d e s

Dit gebeurde toen zij gingen en spra- v ken. Handelend over de dingen van God en Zijn koninkrijk. In de omgang met God en" met elkander vindt God de Zijnen. Welgelukzalig de dienstknecht, welke de Heere, als Hij komt, zal vinden alzo doende.

En Elisa mocht dit zien en had aldus het teken dat zijn wens vervuld werd. Twee delen van de geest van deze man waren voor hem. Ge hoort dat aan zijn rouwklage, een korte maar krachtige, vol geloof: „Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren!" Mijn vader, mijn vader, zo kan alleen een profetenzoon spreken. De vadernaam komt vooreerst voor van God: de Vader van onze Heere Jezus Christus, dan ook de Vadér van allen die Hem liefhebben. Abraham, Isaac, Jacob worden de vaders van de gelovigen genoemd. Athanasius, Chrysotomus, Augustinus worden de vaders der kerk genoemd. Onder al die vaderen nam Elia een eerste plaats in. Mozes, Elia, Johannes de Doper, de eersten van de staat Gods, van de staat waarvan Jezus de gekroonde Koning is. — Mijn Vader — mijn Vader —.

De man Elia was zelf als Gods wagens en zijn ruiters, als een engel Gods over Israël geweest. Laat ons er verder eerbiedig over zwijgen. Hier staan wij voor de onuitsprekelijke dingen, die voor de hemel bewaard zijn. Er staat dan ook dat Elisa hem niet meer zag. Een uitgediende knecht mag naar huis en een nieuw aantredende jonge knecht moet het werk beginnen. De wagenen en paarden maakten scheiding tussen hen. De hemel is de aarde niet meer en de aarde is de hemel nog niet. Elisa treedt aan. Zijn klederen scheurde hij en Eüa's mantel, die van hem afgevallen was, nam hij op.

Daar mag rouw zijn over het heengaan van beminden in de Heere, daar mag zeker rouw zijn over zo'n grote in Gods Koninkrijk. Wij lezen niet van manifestaties (de profetenjongens zoeken Elia tevergeefs!) maar wel van een plechtig ingaan in de heerlijkheid. Aan Elia's eenzaamheid is een eind. Eenvoudig en voornaam neemt de getuige van dit alles, Elisa, de mantel op en hij aanvaardt dit ambt. Een harde zaak: het eerste wat Elisa ontmoeten zal, zal zijn bitter water en onvruchtbaar land te Jericho en spot te Bethel. Gij hebt een harde zaak begeerd. Maar met de God van Elia zal het gaan. En de God van Elia is ook die van Elisa. Zijns Koninkrijks is geen einde.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 november 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

ALZO VOER ELIA TEN HEMEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 november 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's