Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN VERGETEN APOSTEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN VERGETEN APOSTEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(11)

Dwaalt niet, mijn geliefde broeders! Alle goede gave en alle volmaakte gift is van boven, van de Vader der lichten afkomende, bij Welke geen verandering is of schaduw van omkering". Jacobus 1 : 16 en 17.

Dwaalt niet. U weet nog wel welke dwaling de apostel hier op het oog heeft. Er waren leden van de gemeente die de Heere kwaad toedichtten. Het ongerijmde werd de Heere toegeschreven: Hij zou tot het kwaad verzoeken. Met al wat in hem is, heeft Jacobus dit van de hand gewezen. Wat een ontstellende gedachte: het kwade komt van God. Dwaalt niet, mijn geliefde broeders. Wie deze gedachte koestert of uitspreekt, bevindt zich op een dwaalweg. Dwaalt niet. We komen deze uitdrukking telkens tegen in de apostolische brieven als een Goddelijk stopbord. Niet verder op deze weg. U dwaalt.

Het oorspronkelijke woord voor „dwalen" doet denken, wat de klank betreft, aan ons woord „flaneren". Dat wil zeggen: her en der ronddolen. Geen vaste koers kennen. Geen vaste gang gaan. Dwaling is niet maar een afwijkende mening hebben. Het heeft tot gevolg dat we een dwaalweg inslaan. We krijgen een kromme gang. We gaan aan het dwarrelen. En dat gaat van kwaad tot erger. Vandaar het apostolisch vermaan: dwaalt niet. Dat is een streng woord, zeker. Maar de uitdrukking „mijn geliefde broeders" verklaart die gestrengheid. Broeders behandel je in hun dwaling niet slap, niet zoetsappig. Maar als het om de waarheid Gods gaat, klinkt Gods gestrengheid er in door. En broeders, echte broeders, kunnen dat hebben. Want achter de gestrengheid proeven ze de liefde en de bewogenheid.

U weet wellicht dat het woord „tucht" af te leiden valt van een oud woord dat „trekken" betekent. Iemand die is afgedwaald wordt teruggetrokken van zijn dwaalweg naar de rechte weg. Niet om gelijk te hebben, maar om vanuit de liefde weer terug te brengen op de weg van het Woord Gods.

Dwaalt niet. Hoe vaak zou dit woord niet in onze tijd hebben te klinken. Een tijd waarin de dwaling „links" en „rechts" voortwoekert. Maar het schijnt of men het woord niet of nauwelijks durft te gebruiken. Komt het soms omdat men niet meer beleeft dat de broeders elkaar van een verkeerde weg hebben af te manen? Omdat de broederschap der Christenen zo treurig verdeeld is? Omdat er zoveel onheilig vuur op het altaar is geweest en nog is?

De apostel gaat er ons in voor: waar dwaling is, daar hebben we de bel te luiden. Niet om eigen gelijk te zoeken of voor eigen kerk of groep te strijden. Maar om de waarheid Gods en om de eer Gods te zoeken. Niet om elkaar in bijzaken te verketteren. Maar om elkaar in de hoofdzaak vast te houden. Jacobus plaatst namens zijn God, die de God der waarheid is, een stopbord. Dwaalt niet. Het kwade komt niet van God. Integendeel, „alle goede gave en alle volmaakte gift is van boven van de Vader der lichten afkomende".

De apostel ziet een geopende hemel waaruit het gaven en giften regent. Het woord „gave" betekent "het geven zelf" en het woord „gift" ziet op „dat wat gegeven wordt." God is een gevend God en God is Goed. Het Goede is niet een abstracte zaak, maar een Persoon. Gods Wezen is enkel goed. Het stroomt er aan alle kanten uit. Het straalt er aan alle kanten af: gaven en giften. Goede gaven en volmaakte giften. In de gaven ontmoeten we de Gever. En in de Gever stromen goederen ons tegemoet. Jacobus ziet één voortdurende stroom gaven en giften naar beneden komen.

Al het goede dat er in deze wereld is, komt van boven. Het goede van gezondheid, huwelijk, eten, drinken, voorspoed en noemt u maar op, zijn gaven en giften. Dingen die wij gewoon vinden, zijn het niet. Het komt alles uit de hand van de goede God. Alleen genade leert dat werkelijk op te merken. Want genade leert dat we alles verbeurd hebben. Een slok water en een kruimel brood komt ons niet toe. Het is alles gave en gift. Wij hebben alleen de dood verdiend. Wij staan in de dwingende reeks: begeerlijkheid, zonde, dood. Maar God schenkt enkel goed. Dat komt „van boven", staat er. Dus niet van beneden. Niet uit ons. Uit ons enkel kwaad. Van boven enkel goed. Dat snijdt elke gedachte aan verdienste aan onze kant radicaal af. Wij brengen enkel kwaad voort. En de aarde brengt om onzentwil doornen en distelen voort. Er is niemand die goed doet, ook niet tot één toe. Er is er maar Een die goed doet en dat is God Zelf. Hier worden wij niets, maar God alles. De Kerk zingt het in haar psalmboek:

Looft den Heer', want Hij is goed. God is goed. looft Hem te zaam met gezang en snarenspel.

Onder alle beproevingen is het toch waar: van boven komen enkel goede gaven en volmaakte giften. Ook al is de weg waarop we gaan naar het vlees een kruisweg, het is toch goed want God is goed. Wat Hij geeft is altijd goed. Wat Hij doet is altijd goed. Hij maakt het ook altijd goed. In de bitterste smart wordt Zijn goedheid ervaren. Hij mengt de kelk der bitterheid met Zijn onuitsprekelijke goedheid.

Eenmaal, in de volheid van de tijd, is de hemel opengegaan voor Gods grootste gave en voor Gods meest volmaakte gift: Zijn eigen, eniggeboren en eeuwige Zoon kwam van boven naar beneden. Naar een wereld die voor eeuwig het kwade had verdiend. In Hem heeft God eens en voor al Zijn hart getoond. God schonk Zijn Zoon aan d' aard'. Welk een ondoorgrondelijke goedheid. Dat deed Paulus zeggen: Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave. In deze Gave liggen alle gaven en giften verklaard. In Hem heeft God alles geschonken. In Hem heeft God Zichzelf geschonken. Uit Hem vloeien alle gaven en giften voort. Kennen we deze Gave? Hij alleen maakt rijk. Waarlijk rijk. Wat een wonder: ik heb alleen maar kwaad gedaan en ik ben rtog steeds tot alle boosheid geneigd. Maar de Heere schonk Zijn Zoon. Hij is de vleesgeworden Goedheid Gods. In Hem ontvang ik alle goeds. Alle gaven en giften heeft Hij verdiend door Zijn lijden en sterven. Aan Hem heb ik alles te danken. Wie zou niet Gods onverdiende goedheid prijzen? Hij die van boven was, wilde van beneden worden. Geboren uit een vrouw, geworden onder de Wet. Opdat mensen van beneden van boven geboren konden worden door Zijn Woord en Geest.

Kunt u er in meekomen? Is de hemel boven u opengegaan en bent u op de laagste plaats terecht gekomen om daar gezegend te worden door Gods wonderbaarlijke gift in de Zoon van Zijn eeuwige liefde en welbehagen? Dan wordt alles een wonder. Elke dag die we leven. Elke hap die we eten. Elke slok die we drinken. Dan wordt ons leven doortrokken van een dankbaarheid die eindigt in de gevende God uit Wiens hand enkel goed voortkomt. Die hier door de apostel zo treffend genoemd wordt: de Vader der lichten.

Met lichten worden bedoeld: de sterren, de planeten. Ik denk aan Psalm 136: Loof de Heere, Die de grote lichten heeft gemaakt. De zon tot heerschappij op de dag, de maan en de sterren tot heerschappij in de nacht. Wat imponerend als we in een heldere nacht naar boven zien. Wat gevoelen we ons klein als we de hemel zien en de lichten die er aan prijken. Het leidt ons tot de Vader der lichten. Hij telt het groot getal der sterren, die 't scherpst gezicht op aard' verwarren. Hij roept dat talloos heer te zamen en noemt die alle bij haar namen. De zon, de maan, de sterren staan te schitteren aan het hemelrond.

Terwijl alles op aarde beweegt en naar verandering neigt, staan ze daar voor ons oog onbeweeglijk en vast. Toch zijn ze minder vast dan we denken soms. Ik denk aan de komeet van Kohoutek die in pijlsnelle vaart bezig is door het heelal te schieten. Daar moeten we in het tekstverband ook aan denken. De apostel gebruikt voor de woorden „verandering" en „schaduw van omkering" termen uit de wereld van de sterrekunde. De sterrekundigen weten het: daar is volop beweging in het heelal. Wel, boven dat onmetelijke heelal met de lichtbronnen van zon en maan en sterren en planeten, leeft de Vader der lichten. Bij Hem is geen verandering. Geen schaduw, geen zweem zelfs van omkering. Hij is de eeuwig Onveranderlijke God. Welk een troost, welk een houvast in een wankelende wereld. Welk een steun temidden van een wereld die ziek is van het jagen naar verandering en omkeer. Daar leeft een God, de Vader der lichten, die eeuwig Zichzelf blijft in Zijn W'oord en in Zijn handelen. Wiens beloften eeuwig zijn en eeuwig gelden. Wiens Evangelie onveranderlijk genade en barmhartigheid verkondigt. Die nooit terug komt op Zijn gegeven Woord. Zichtbaar geworden in de gave van Zijn Zoon. Zelfs sterren verbleken, de maan kent haar schijngestalten, planeten veranderen van plaats, de aarde wisselt met al haar tonelen, maar de Heere is Dezelfde van eeuwigheid tot eeuwigheid. O, welk een vastheid voor het geloof dat in deze God tot rust kwam en komt na het rusteloze zoeken en zwoegen in het leven der zonde. Bij Hem geen verandering, geen schaduw van omkering. Want Hij is de Vader der lichten. Boven de starren, daar zal het eens eeuwig lichten. Daar woont de Vader die het groot heelal eens schiep. Daar woont de Vader van zon en maan en sterren. Daar woont Hij die om Christus' wil mijn God en mijn Vader is, zo leert de Kerk belijden. Nu is mijn hart onrustig. Nu is de wereld om me heen onrustig. Ieder woelt hier om verandering. Maar het hart waarin Christus door Zijn Geest kwam wonen leert de rust kennen in de onveranderlijke God die Zijn trouw bestendigt van eeuw tot eeuw. Dan leer ik zeggen: Rust mijn ziel. uw God is Koning. Hij zelf verandert niet. Op die God kan het geloof voor eeuwig aan. Met Hem komen we nooit bedrogen uit. De dichter verstond het toen hij zei: O Heer', Uw woord bestaat in eeuwigheid daar 't hemelheer zich schikt naar Uw bevelen, in Uwe trouw, zo gunstig toegezeid zal elk geslacht, ja 't eind der eeuwen delen.

Het geloof leert het door genade vol te houden „om aan Zijn trouw alleen haar hoop te hechten". Wie deze God in Christus niet kent, is op weg naar een eeuwige duisternis. Naar de vader van de eeuwige nacht. Waar geen lichtstraaltje valt. Waar geen goede gave en geen volmaakte gift ooit meer ontvangen wordt. Nog stort de Vader der lichten Zijn gaven en giften over u uit. Het is de rijkdom Zijner goedertierenheid opdat ze u tot bekering zou leiden. Versmaadt Zijn gaven niet. Wijs Zijn grote Gave, de Heere Jezus Christus, toch niet af. Belijdt uw duisternis. Dat is het begin van het eeuwige licht. Werd u een kind des lichts? Wandel dan als een kind van licht opdat ge uw Vader in de hemel verheerlijkt. Weldra komt de tijd dat in vervulling gaat wat Johannes op Patmos al zag: Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel nederdalen, toebereid als een bruid die voor haar man versierd is. Dan woont Vader bij Zijn kinderen en Zijn kinderen voor eeuwig bij Vader.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 januari 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

EEN VERGETEN APOSTEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 januari 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's