Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groeien de christelijke gereformeerden uit elkaar?

Met belangstelling heb ik in , , De Saamwerker", het blad van de christelijke gereformeerde mannenbond, kennis genomen van de lezing die ds. }. H. Velema heeft gehouden op de jaarvergadering van die bond over de vraag: Polarisatie of gemeenschap der heiligen? Volgens ds. Velema wordt onder de christelijke gereformeerden de vraag veel gesteld of men bezig is uit elkaar te groeien. Hij noemt daarbij enkele feiten:

, , De Particuliere Synode van het Zuiden nam een instructie van de classis Middelburg over, die op haar beurt de instructies van de kerkeraad van Zaamslag aanvaardde, waarin gevraagd werd dat de komende Generale Synode zich zal uitspreken over de polarisatie in ons kerkelijk leven. Men denkt aan een stuk als het Getuigenis, dat de Gen. Synode van 1953 opstelde. Een commissie, door de Part. Synode benoemd is reeds aan het werk.

Volgens de classis openbaart de polarisatie zich niet alleen in de wijze waarop men zich opstelt t.a.v. bepaalde veranderingen en vernieuwingen in ons kerkelijke leven, maar ook in de wijze waarop men spreekt over de innerlijke doorleving van de waarheid Gods, waarin aan de noodzaak en werkelijkheid van de beleving niet altijd recht wordt gedaan.

De kerkeraad van Alphen a.d. Rijn richtte zich in november 1972 met een brief aan al onze kerkeraden, waarin een zekere bezorgdheid werd uitgesproken over de gang van ons kerkelijke leven en op verschillende symptomen werd gewezen, die grond geven voor deze verontrusting; vooral op het punt van de prediking richtte zich de bezorgdheid van de Alphense kerkeraad. Er werd onder meer gezegd dat het accent meer valt op het geloven dan op de geloofsbeleving, gewerkt door de Heilige Geest.

In het Ref. Dagblad schreef een hervormd predikant: „Er zijn m de Chr. Geref. Kerken predikanten en gemeenten, die liever bij hervormde middenorthodoxen en bij linkse gereformeerden aansluiting zoeken dan bij de rechtse groeperingen in de gereformeerde gezindte; er zijn ook predikanten en gemeenten, die er moeite mee hebben nog christelijk gereformeerd te blijven, omdat zij precies in de andere hoek zitten en er zijn ook predikanten en gemeenten, die er tussen in staan."

Men kan het weinig elegant noemen dat een buitenstaander zo oordeelt, maar is het ver bezijden de waarheid?

In het Schooldagverslag werd gesproken over een stralende schooldag waarover een schaduw viel: op het kerkplein werd een der sprekers door Schooldagbezoekers heftig aangesproken in verband met door hem opgemaakte opmerkingen over een blad naast ons kerkelijk orgaan en ontmoetingsdagen van kerkleden naast onze Schooldag.

Dit zijn zo enkele objectieve feiten, die de actualiteit van het onderwerp alleen maar onderstrepen. Wat het laatst genoemde punt betreft — ik denk aan het feit dat enkele weken geleden op de Veluwe een ontmoetingsdag gehouden werd van een blad dat heet 'Bewaar het pand'. En hier kom ik bij een naam, een begrip, dat bestaande verschillen in ons kerkelijk leven kristalliseerde.

Merkwaardig dait bijna in dezelfde tijd dat men begon met het organiseren van deze ontmoetingsdagen, een Amersfoortse nota verscheen, waarin aandacht werd gevraagd voor de plaats van de kerk in deze tijd en ons kerkelijke leven onder de loupe werd genomen. Al horen we niet zoveel meer van de activiteiten rondom deze laatste groep — de zaak als zodanig is niet uit de kerk en werkt door in het plaatselijke gemeentelijke leven. En de ontmoetingsdagen van 'Bewaar het pand' trekken belangstelling en voorzien, naar organisatoren en belangstellenden zeggen, in een behoefte. Er is dus blijkbaar in ons kerkelijke leven ergens een communicatiestoornis.

Maar ook dat kwam niet uit de lucht vallen. Wij hebben de jaren door in ons kerkelijke leven te maken gehad met liggingsverschillen, spanningen en gevaren, overgangen soms naar de Geref. Kerken en meer naar de Gereformeerde Gemeenten.

We spraken dan over — lelijke woorden! — noord en zuid, licht en zwaar en wat daartussen ligt...

Die bestaande verschillen waren er reeds voor de tweede wereldoorlog; maar ze zijn de laatste jaren toegenomen.

Ze kwamen tot uiting in diverse synodebesluiten en nog veel meer reacties op die synodebesluiten. We zijn tot dusverre — enkele afkalvingen daargelaten — bij elkaar gebleven.

De vraag wordt gesteld: zal dat zo blijven? Mijn antwoord is: dat moet zo blijven! Maar dan moeten we het over verschillende dingen wel heel goed eens zijn; we moeten ook goed onderzoeken of de verschillen, die er nu zijn, op hetzelfde vlak liggen als vroeger of dat er inderdaad een ombuiging of verschuiving heeft plaats gevonden." - —

Verder stelt ds. Vejema dat de plaatselijke kerken nogal hun eigen weg gaan:

„We beleven in grote mate de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk: de ene kerk zingt rhytmisch en de andere niet; de ene kerk gebruikt de Nieuwe Vertaling en de andere de Statenvertaling; de ene kerk gebruikt de Nieuwe Berijming volop in de dienst en vele kerken houden zich aan de berijming van 1773. In sommige plaatselijke kerken worden lustig gezangen gezongen blijkens radiokerkdiensten en liturgieën, die bij gelegenheden worden gestencild en openbaar zijn; bij bepaalde bijzondere diensten is in plaatselijke kerken het nieuwe Liedboek in gebruik alsof dat de gewoonste zaak ter wereld is.

Erger is dat de prediking verschilt. Er zijn op dit punt altijd wel verschillen geweest in ons kerkelijke leven, maar die verschillen gaan zich nu toespitsen. Wederzijds zijn kansels gesloten of willen predikanten in bepaalde gemeenten niet meer voorgaan." —

Polarisatie?

Er zijn polariserende tendenzen, zo stelt ds. Velema. Één van de factoren daarvan is de moeilijke positie in de gereformeerde gezindte:

„Onze Christelijke Gereformeerde Kerken zijn wel eens schertsend genoemd: de midden-orthodoxie van de Gereformeerde Gezindte. We zitten er altijd tussen in. Het is veel gemakkelijker om tot de Gereformeerde Kerken óf tot de Gereformeerde Gemeenten te behoren. Dan ga je uit van één bepaald 'systeem', en dan heb je tegelijk de spanning er af genomen. Daarom hebben beide genoemde kerken in de loop der jaren altijd weer aantrekkingskracht uitgeoefend op onze kerken.

Het feit dat wij in het midden staan van de Gereformeerde Gezindte betekent dat naarmate de polarisatie toeneemt in heel het gereformeerde leven, wij daar het gevoeligst mee te maken hebben.

Vandaag zien wij dat sommigen in onze kerken getrokken worden naar de kant van de Gereformeerde Kerken en anderen naar de kant van de Gereformeerde Gemeenten. In de loop der jaren is er een bepaalde ontwikkeling geweest in het kerkelijke leven, gekristalliseerd in verschillende synodebesluiten.

In 1962 werd in feite de Nieuwe Vertaling vrij gegeven; er kwamen nieuwe formulieren; het kiesrecht van de gemeente kon plaatselijk worden toegepast, indien men daar behoefte aan had; er werd groen licht gegeven voor de Nieuwe Psalmberijming. Sinds 1962 is het polarisatieproces duidelijk aan de gang.

Ik zeg niet dat deze besluiten niet genomen hadden moeten worden; ten dele heb ik er ook aan meegewerkt. Ik signaleer deze besluiten alleen als een polariserende factor.

Er voltrekken zich in heel het gereformeerde leven allerlei verschuivingen. Dr. C. Graafland schreef enkele jaren geleden reeds een boekje over: Verschuivingen in de Gereformeerde Bondsprediking.

Ingrijpender is de volgende ontwikkeling: de Ned. Herv. Kerk schuift op naar de Rooms-Katholieke Kerk; de Gereformeerde Kerk naar de Hervormde Kerk; de Chr. Gereformeerde Kerk naar de Geref. Kerken; de Geref. Gemeenten naar de plaats, die de Chr. Geref. Kerken tussen de oorlogen hebben ingenomen.

Deze verschuivingen zijn een polariserende factor. Men hoort dan vandaag reeds zeggen: de Geref. Kerken waren in 1930 — in de tijd van de polemiek tussen A. S. en K. S., de professoren Van der Schuit en Schilder — confessionelen positiever, belijnder, dan de Chr. Geref. Kerken vandaag.

Het is moeilijk om de juistheid van dit gezegde te beoordelen. Feit is in ieder geval dat er een verschuivingsproces aan de gang is." —

Allerlei spanningen vindt men in diverse gemeenten, zo vervolgt ds. Velema:

„Soms krijg je de indruk dat men bezig is geruisloos een gemeente om te turnen. Het moet beslist in een bepaalde richting worden gedreven door bepaalde figuren. De N.V. moet immers worden gelezen; de Nieuwe Berijming moet zo veel mogelijk worden gezongen — anders ben je een duffe gemeente en tel je niet meer mee. Het moet fris en vlot toegaan, anders kun je geen kerk zijn in 1973. Of leden, die uit de Geref. kerken zijn overgekomen, al waarschuwend de vinger opsteken: denk er om wat hier aan de hand is; zo is het destijds bij ons ook begonnen •— men gaat door.

Het heil van de kerk schijnt af te hangen van de invoering van allerlei nieuwigheden. We moeten lekker progressief zijn; dan gaan andere kerken ook eens een beetje einders over ons denken.

Uiteraard pleit ik niet voor het conservatieve kerk-zijn. Vormen uit vroegere jaren hebben geen goddelijk gezag en mogen best veranderd worden. Alleen als men vernieuwingen bijna fanatiek gaat invoeren en verdedigen, dan wordt het geestelijk m.i. gevaarlijk.

Het lijkt wel alsof het heil van de kerk afhangt van het nieuwe, omdat het nieuw is. Om misverstand te voorkomen: het heil van de kerk hangt evenmin af van het oude omdat het oud is.

Wie op een van beide standpunten staat is geestelijk uit de koers. En als deze strijd dan soms zo liefdeloos, verbeten en hartstochtelijk wordt gevoerd, vraagt men zich verbaasd af: is dit nog een kerk? Weet men dan niet dat het heil van de kerk alleen afhangt van de tegenwoordigheid Gods in Jezus Christus door de Heilige Geest? " —*

Grote spanningen zijn er derhalve onderling, spanningen die natuurlijk ook in andere kerken wel gevonden worden.

De kern van de zaak

Maar uiteindelijk gaat het om de kern van die zaak: de prediking. Ds. Velema zegt:

„Ik zeg niet dat er gepreekt wordt tegen Schrift en belijdenis in, in strijd met Schrift en belijdenis. Er worden geen duidelijke onwaarheden gezegd — dat moest er ook nog bijkomen. Maar het oude probleem knijpt ween hoeveel haren kun je uit een paardestaart trekken dat een paardestaart toch nog een paardestaart blijft?

Er worden soms preken gehouden — niet alleen via de pers, maar ook via de band kan men er kennis van nemen — die beoordeeld moeten worden als geestelijk arm; weinig confessioneel bepaald. Geen prediking van zonde en genade; maar vain een goede God en een lieve Jezus, die naar ons omkijkt en die wij nu moeten geloven: zullen we maar niet gauw? Om vervolgens in medemenselijkheid onze kracht en zaligheid te zoeken.

Maar geen prediking van de Drieënige God en Zijn heilswerk: een arme zondaar en een rijke Christus; geen prediking, die de noodzakelijkheid van wedergeboorte en bekering ook voor het bandskind beklemtoont; geen prediking, die de radicale boodschap van rechtvaardiging door het geloof en daarom van de heiliging laat horen; geen prediking.

die laat uitkomen dat de scheidslijn dwars door de gemeente gaat.

Soms krijgen we de indruk dat we de veronderstelling, die we bij de doop de kerkdeur hebben uitgegooid, er via de consistoriedeur bij de belijdenis weer binnenhalen. Gevolg: een idealistische gemeentenbeschouwing.

Zegt u nu niet dat ik een lans wil breken voor „de belijdenis der waarheid" en niet zou willen vasthouden aan de „belijdenis des geloofs".

Maar als we niet permanent waarschuwen tegen automatisme in het geloof, dan zijn we zo in een klimaat, waarin we denken ten hemel in te gaan zonder persoonlijke verhouding tot de Here!

Er is een tijd geweest dat de toegang tot het Avondmaal op onbijbelse wijze versperd werd: alleen de verzekerden in het geloof, de geestelijke elite, was welkom aan de heilige tafel. Klein — nochtans levend gelovigen — werden van dë tafel des Heren afgehouden. Het leek soms op een geestelijke dictatuur. Dat was verkeerd.

Maar er is nu in verschillende gemeenten een ander uiterste gekomen, heel langzaam, maar toch te constateren. De hele gemeente viert nu a.h.w. automatisch Avondmaal. Het gaat modern en vlot; voorbereiding is eigenlijk niet nodig, eerbied voor de heiligheden des Heren en een bepaalde stijl in kleding zijn gemakkelijk uitingen van een wettische geest of leiden tot wetticisme en daarom moet daar niet op worden gelezen, 's Middags behoef je toch eigenlijk niet meer bij de nabetrachting te komen. Het is 's morgens toch fijn en overvloedig geweest? k m

Volle tafels? Heerlijk! Maar dan ook goed; dan niet omdat het zo hoort uit een zekere godsdienstplicht, maar omdat er een oprechte begeerte en behoefte is en daarom ook een leven dienovereenkomstig: een levende, getuigende gemeente." —

Drie dingen ziet ds. Velema als bepalend voor „ons kerk-zijn als chr. ger. kerken": a. Onze geschiedenis: we komen uit de Afscheiding; vele plaatselijke gemeenten, nader bepaald uit de Kruiskerken, die zich in 1869 weer herenigden met de Afgescheiden Kerken tot de Chr. Geref. Kerken. Maar dë oude „Kruis"inslag bleef en had invloed in de Chr. Geref. Kerk, die in 1892 bleef voortbestaan. Wij verzetten ons tegen Abraham Kuyper. Kleine jongens waren we in vergelijking met deze theologische reus; doch geen malcontenten, maar profeten, omdat het ging om de vreze des Heren.

b. Ons schriftuurlijk confessioneel standpunt hangt met deze afkomst samen. Dit standpunt toch betekent dat we recht willen doen aan het geheel van Schrift en belijdenis. Het impliceert een evenwichtige, geestelijke benadering en bearbeiding van de gemeente, waarbij niet eenzijdig de nadruk wordt gelegd op ellende of verlossing of dankbaarheid, maar deze elementen alle drie in de prediking en de ambtelijke arbeid worden gehonoreerd.

c. De Schriftuurlijke, geestelijke prediking als uitvloeisel daarvan. Deze prediking is persoonlijk gericht, staat midden in de werkelijkheid, is prediking van Gods belofte, is trinitarisch getoonzet, is als zodanig bevindelijk. Schriftuurlijke prediking is bevindelijke prediking; anders is het geen Schriftuurlijke prediking. Gaan wij deze prediking verliezen, dan verliezen we niet ons bestaansrecht, maar wel onze bestaansreden als Chr. Geref. Kerken." —

Met belangstelling heb ik van het bovenstaande kennis genomen en ik ben er van overtuigd dat ook mijn lezers het zullen doen. Ds. Velema ziet zijn kerk op een tweesprong staan. Maar vindt men dat niet in alle kerken van onze tijd? Men moet niet polariseren, maar voluit leven bij en uit de Heilige Schrift en vragen om de Heilige Geest, Die immers in alle waarheid leidt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1974

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1974

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's