Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is iets mis met de kerk

Ja, er is iets mis met de kerk in Nederland. Vroeger zeiden we dat het in het buitenland niet zo best gesteld was met de kerk, want het aantal kerkgangers was in vele gevallen miniem. Wanneer men in Zwitserland, in grote delen van Duitsland, in de Scandinavische landen, op reis was geweest en daar een kerk had bezocht, dan kon men er maar niet over uitgesproken komen dat er slechts een gering aantal kerkgangers aanwezig was. En men schudde bedenkelijk het hoofd en men vroeg zich af wat er in die landen toch van de kerk terecht moest komen? Maar tegenwoordig is het in ons eigen land niet veel beter. Vroeger keek een hervormde wat jaloers naar de gereformeerde kerken, omdat men daar zo trouw naar de kerk ging, tweemaal per zondag. Maar tegenwoordig zit men daar in hetzelfde schuitje en men klaagt steen en been dat het met de kerkgang zo sterk terugloopt. En waar het geestelijk leven in verval komt, daar schaft men allereerst de tweede kerkdienst af. „Ik heb genoeg aan één preek per week, die geeft me genoeg stof tot nadenken", zei pas iemand tegen me. Maar toen ik hem vroeg waar zijn dominé de laatste zondag over gepreekt had, kon hij het zich niet meer herinneren. Hij had blijkbaar niet zoveel meer nagedacht over de preek. Dat men niet meer naar de tweede dienst gaat en daarom geen prediking over de catechismus meer hoort en niet meer onderwezen wordt in de gereformeerde leer van de kerk, heeft ook zijn gevolgen. Voorheen was een gereformeerd kerklid goed toegerust en hij kon „zijn mannetje staan" in het theologisch gesprek. Veel hervormden spraken daar met „ontzag" over. Maar dat is allemaal veranderd. Tot deze ontboezeming kom ik door een bericht dat ik vond in „De Rotterdammer", dat als volgt luidt:

„De gereformeerde kerkeraden van Maastricht en Sittard hebben wegens het sterk teruglopend kerkbezoek zich genoodzaakt gezien de tweede dienst op zondag af te schaffen.

Daarmee zijn deze kerkeraden formeel in strijd gekomen met de kerkorde, die voorschrijft in artikel 71, dat zondagsmiddags de catechismus behandeld wordt. Om deze zaak op te lossen, heeft de classis Maastricht aan de generale synode gevraagd om een handreiking, om datgene wat artikel 71 veilig wil stellen, op een nieuwe manier temidden van de gemeente waar te maken.

Het classisverslag in het Kerkblad van de gereformeerde kerken in Noord-Brabant en Limburg meldt ervan: 'Het probleem is er in alle kerken: slechts weinige kerkgangers in de middagdiensten. In de kleine kerken maakt het zich echter dubbel bemerkbaar. Daar komen er soms zelfs nog geen tien. Grotere stadskerken hebben uitwijkmogelijkheden door enkele kerkgebouwen te sluiten en naar een centrale plaats te verwijzen. Zo komen ze niet in strijd met de letter der kerkorde. Verder komt de bedoeling van de traditionele middagdienst (onderwijzing van de belijdende leden) in de praktijk in veel gevallen beter tot zijn recht via het toerustingswerk en in gemeentekringen. Zangdiensten trekken incidenteel meer mensen, maar de algehele tendens blijft ongewijzigd. Moeten we nu continueren, alleen omdat de kerkorde het voorschrijft? ' —

Dat deze vragen opkomen, zo wil ik er aan toevoegen, maakt duidelijk openbaar dat men op de verkeerde weg is. Het is de opdracht van de kerk om het evangelie te verkondigen, om de weg der zaligheid bekend te maken. Daar heeft de kerk zich getrouw aan te houden. Het geloof is door het gehoor en het gehoor door het gepredikte Woord Gods. Bij veel mensen, in verschillende kerken, bestaat de neiging om het met het kerkbezoek niet zo nauw meer te nemen. Dat is een teken van geestelijk verval. Waar men werkelijk dicht bij de Heere en Zijn Woord leeft verlangt men naar de kerkdienst. Maar dan moet de predikant natuurlijk wel getrouw zijn ambt vervullen en werkelijk dienaar van het goddelijke Woord zijn.

Moeten predikanten toneelspelers worden?

Als kind hoorde ik eens iemand zeggen: „die dominé is net een toneelspeler." Dat was in die tijd werkelijk geen lof. Want een toneelspeler had geen erg beste naam in kerkelijke kring. Ook daarin is nogal het een en ander gewijzigd in de laatste tijd. Maar ik houd het er toch maar bij, dat wat een predikant zegt echt moet zijn en dat hij ook achter zijn boodschap moet staan. Hij moet geen rol instuderen, maar hij heeft een opdracht te vervullen. Hij is immers geroepen om de boodschap van de Heere God aan de mensen over te brengen. In de naoorlogse jaren kan men echter nogal eens lezen van contacten tussen predikanten en toneelspelers. Wim Kan heeft predikanten al eens een les gegeven. En andere cabaretiers hebben dominees ook al eens vermaakt. Hoe ik daar ineens toe kom? Een lezer stuurde aan de redactie een knipsel uit een krant die in Kampen verschijnt, waarin gemeld werd dat er contact was geweest tussen de Amsterdamse toneelschool en de Theologische Hogeschool aldaar. Het bericht luidt als volgt:

„Op 1 en 2 februari brengt de Amsterdamse Toneelschool een werkbezoek aan de Theologische Hogeschool, Oudestraat. De groep, bestaande uit zestien leerlingen en vier docenten brengt een programma dat uit vier onderdelen bestaat. In het eerste onderdeel staan centraal de funkties van toneel en kerk in de samenleving. Is het mogelijk en noodzakelijk processen van bewustwording en verandering teweeg te brengen? En in hoeverre kunnen toneel en kerk elkaar hierin van dienst zijn?

Dat zijn enkele vragen die onder leiding van ds. Thijs en drs. Schippers aan de orde zullen komen.

Verder zal een van de studenten een preek voorlezen, gevolgd door een stukje toneel waarin dezelfde bijbeltekst wordt vertolkt. De tekst is uiteraard van te voren aan student en toneelschool bekend gemaakt. Erna is diskussie over preek en toneelspel. Vrijdagavond zal de toneelschool een demonstratie van zijn kunnen geven. Ook hierover wordt nagepraat. Tenslotte is er een onderdeel „beweging en improvisatie", dat laat zien hoe men zijn lichaam gebruiken kan voor het overdragen van gedachten en emoties. De studenten die de toneelvoorstellingen van vrijdag bezoeken hebben toestemming de colleges op die dag te verzuimen, aldus het mededelingenblad van de Hogeschool." —

Ik dacht niet dat de predikant als toneelspeler een betere dienstknecht zal zijn. Ik ben het er mee eens wat iemand me onlangs schreef: „Een dominé moet zijn preek niet uit de mouw schudden, hoewel sommigen dat erg mooi vinden wanneer een predikant maar wat weg staat te praten op de preekstoel. Een preek moet wel met het verstand gehouden worden, maar het hart moet er ook bij zijn. Een dominé mag ook geen „luidende schel" zijn, maar de preek moet „echt" zijn."

Moeten dominees goochelaars worden?

Misschien dat mijn lezers zich afvragen hoe ik nu weer aan die vraag kom? Wel, er worden veel dingen gedaan in onze tijd om de mensen toch maar bij de preek te houden, en nog meer om hen naar de kerk te lokken. Nu moeten er al dominees zijn die de goochelkunst beoefenen. Nu was dat vroeger ook wel zo, want een ouderling zei eens bij ons thuis over een dominé die zondags gepreekt had: „Die man heeft wat uit zijn tekst gehaald, het was een echte goochelaar." Ik dacht toen dat het lof was van die ouderling, maar na veel jaren neig ik er toe om zijn woorden maar anders op te vatten. Maar ik bedoel nu toch iets anders met mijn vraag: Moeten dominees echte goochelaars worden? Het volgende las ik in een chr. geref. weekblad van de Veluwe „Om Sions Wil":

„Een Engelse predikant heeft een probaat middel bedacht om zijn gehoor tijdens de preek wakker te houden. Wanneer hij iemand in een bank ziet knikkebollen, tovert hij een konijn te voorschijn op de preekstoel. Hij is hiertoe in staat doordat hij de goochelkunst enigermate meester is, nadat hij zich zes jaar in deze kunst heeft geoefend. Hij blijkt 'succes' te hebben. Zijn goochelkunst levert hem volle kerken op en van indutters heeft hij niet veel hinder meer.

Een goochelaar op de preekstoel. Als we het goed begrijpen is de goochelaar geen dominee, maar is de dominee goochelaar geworden. Het verdroot de predikant dat de mensen niet kwamen en niet luisterden. Daarom ging hij in alle stilte zich oefenen in de goochelkunst. Oefening baart kunst.

Dominee weet een konijntje op de preekstoel te voorschijn te toveren. Het konijntje moet de aandacht trekken. Het Woord van God, door dominee gebracht, houdt de mensen niet meer wakker. Dat kan aan de brenger liggen; het kan ook aan de hoorders liggen. Maar het Ügt niet aan het Woord van God Zelf. Dat Woord is groot nieuws en brengt het laatste nieuws: grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen.

Gods Zoon is mens geworden. Hebt u ooit zo iets gehoord?

God heeft zondaren — aartsvijanden, oerrebellen —hef. Hij heeft Zich vernederd en werd geboren in een stal.

Als je daar niet wakker van wordt, dan ben je ver weg.

Moet een konijntje de plaats van het laatste nieuws innemen?

Bedenkelijke ontwikkeling! En als dat konijntje al weer een vast nummer is geworden in de liturgie, wat zal dan de aandacht moeten trekken van die Engelse kerkgangers?

Laten we het maar houden bij 'de levende verkondiging van Gods Woord'; daar behoeft geen diertje aan te pas te komen om te doen wat die verkondiging blijkbaar niet kan bereiken.

Of het dan niet saai kan zijn in de kerk? Dat kan en dat gebeurt ook. De voorganger kan saai preken.

Het onderwerp is voor allen misschien niet altijd even boeiend. Maar waar overtuiging en bezieling is op de preekstoel en waar honger en begeerte is in de kerkbank — daar wordt de kerkdienst een feestelijk gebeuren: de ontmoeting van de levende God met Zijn volk.

Al die lapmiddelen, die geestelijke armoede verraden, devalueren de bediening van het Woord.

En als we de bedoeling van het Woord naar beneden hebben gehaald, platvloers hebben gemaakt, verlaagd hebben tot een gezelligheidje, tot 'zo gewoon mogelijk', daar verdwijnt de sleutelmacht; daar horen we niet meer het gezag van het 'Alzo spreekt de Heere' — daar zijn preek en kerkdienst geseculariseerd, verwereldlijkt, ontdaan van hoge oorsprong en goddelijke bedoeling.

Men is dan 'ter verpozing' bij elkaar.

Maar in de kerk gebeuren geweldige dingen: de deur van het Koninkrijk wordt ontsloten en wordt toegesloten.

De Koning zelf komt langs ons in de prediking. Het konijntje trekt de aandacht van de Koning af.

Voor beelden-en voor konijnendienst zult gij u wachten!" —

Wel, daar hoef ik eigenüjk niets meer aan toe te voegen: geen goochelaars op de preekstoel, maar mannen die aan de arme zondaar het rijke evangelie van de Heere Jezus Christus brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's