Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Die de bruid heeft is de Bruidegom

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Die de bruid heeft is de Bruidegom

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die de bruid heeft is de bruidegom, maar de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden. Hij moet wassen, maar ik minder worden. Joh. 3 : 29 en 30.

De Bruidegom en Zijn vriend

Op de vraag, die de Johannesdiscipelen op aandringen van de Joden aan hun meester stelden over de reiniging, antwoordde Johannes de Doper onder andere het woord van onze tekst. Johannes zegt een woord, dat gij ook later in Hebreën 5 : 4 zult vinden: Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit de hemel niet gegeven zij." Dit bedoelt Johannes ten aanzien van het ambt, dat Jezus bezig is te aanvaarden. In Hebr. 5 : 4 leest ge dan: En niemand neemt zichzelven die eer aan, maar die van God geroepen wordt, gelijkerwijs als Aaron."

Nu als er dan één geroepen is tot het ambt, dan is het toch wel de Heere Jezus. Daar is Johannes de Doper diep van overtuigd. Die trouwe wegbereider! Hij blijft in deze Schrift in geen ding in gebreke. Dan nog zegt Johannes de Doper: „Gij zelf zijt mijn getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Christus niet, maar dat ik voor Hem henen uitgezonden ben." Dus: Hij is van God geroepen tot dit werk en ik ben slechts voor Hem uitgezonden. Dit antwoord is op zichzelf al afdoende voor de Johannes-discipelen en voor de Joden, die voor Johannes het meenden te moeten opnemen. Johannes is zo vorstelijk van aard, dat hij dat stille eerbetoon terugwijst voor de eer van Jezus. — Die trouwe wegbereider! En dan gebruikt Johannes dat prachtige beeld van de Bruidegom en de bruid en de bruidswerver of de vriend van de Bruidegom.

Als Johannes zich vergelijkt met de vriend van een bruidegom, dan is dat een bekende figuur in het Israëlietische volks-en familieleven van die dagen: de man die eertijds in de dagen van Abraham een vrouw zocht voor de zoon van de man, die hem de opdracht gaf. Zo deed Eliëzer voor Isaac in opdracht van Abraham en hij vond Rebecca.

De vriend van de bruidegom stond altijd aan de kant van de bruid, vroeg haar, liet haar zichzelf bereiden, en wachtte bij haar de komst van de bruidegom af, om dan de bruid voor te stellen en over te geven aan de bruidegom. Zo stond de vriend van de bruidegom, wachtend op hem en luisterend of hij hem hoorde komen. Staan en horen. Hij stond ook om er getuige van te zijn, dat de bruidegom de bruid ontmoette en hoorde dan aan de stem van de bruidegom óf en hoezeer de bruid aan de bruidegom behaagde. In het Hooglied leest ge dat de bruidegom zijn behagen uitspreekt ettelijke malen: Zie, gij zijt schoon, mijn vriendin, zie gij zijt schoon" (4 : 1). „Hoe schoon zijn uwe gangen in de schoenen, gij prinsendochter" (7 : 1). Dan staat de vriend van de bruidegom en dan hoort hij zijn stem en dan verheugt hij zich.

Van de Heere lezen wij één keer dat Hij Zijn discipelen Zijn vrienden noemt. Omgekeerd leest u niet één keer dat zij Hem hun Vriend noemen. Johannes gebruikt hier het woord vriend bij wijze van vergelijking, geenszins om zich die vertrouwelijke naam toe te eigenen en nog veel minder om de Heere zijn Vriend te noemen. Integendeel, hij noemt zich des Meesters slaaf. Het heeft mij van jongsaf gestuit als in de Evangelische Gezangen en in Vrije Liederen de Heere Jezus als Vriend wordt aangesproken. Hoewel de Heere Zijn discipelen heeft geleerd te bidden: „Onze Vader, Die in de hemelen zijt", moet u eens opletten hoe weinig de Vadernaam bij wijze van aanspraak in de Apostolische brieven gebruikt wordt. Wel moet ik zeggen dat onze vaderen in het dienstboek achter in uw psalmboek de Vadernaam doorgaans in elk gebed gebruiken, maar dan alleen in de aanhef.

In elk geval: Johannes is een zeer eerbiedig en nederig man, ook al is hij de vriend van de bruidegom. — Elke leraar der kerk moet als zo'n vriend van de bruidegom zijn: hij moet de bruidsgemeente nodigen, hij moet haar bereiden voor de ontmoeting met de bruidegom Christus, opdat die een behagen aan haar hebbe. Dit moet geschieden als bij Johannes met de eis der bekering, met de doop, met water, Geest en vuur, opdat zij wel bereid zal zijn als een reine bruid, geheiligd, zonder vlek en rimpel. Zij moet in haar Doop ook de Naam van haar Bruidegom dragen, aan haar voorhoofd geschreven, ook de Naam van Zijn Vader, ook de Naam van Zijn Geest. Zij moet bekleed worden met de klederen des heils. De leraren der kerk moeten naarstig staan en de stem van de Bruidegom horen, welke eisen Hij stelt in Zijn geboden en in Zijn beloften aan Zijn bruid. En als de vrienden van de bruidegom staan en horen naar de stem van de Bruidegom. Het scheelt toch zoveel, of Christus een gemeente laakt of prijst. Denkt u maar aan de zeven gemeenten in Openbaring 1, 2 en 3! En weet voorzeker, dat de Heere Zijn behagen duidelijk doet blijken, als Hij dat in Zijn gemeente, in Zijn bruidsgemeente heeft. Daar moeten de leraren der kerk acht op geven. Willen zij tenminste vrienden van de Bruidegom zijn.

De vriend en zijn blijdschap

De vriend van de bruidegom, die dus staat en hem hoort, „verblijdt zich met blijdschap om de stem van de bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden."

De vriend van de bruidegom is de bruidegom niet. Als een bruidswerver een bruid moet zoeken voor zijn meester, dan mag die man oog hebben voor en letten op haar afkomst, haar geslacht, gelijk Eliëzer deed, hij mag oog hebben voor haar bekwaamheden, haar vaardigheid, haar kundigheid, haar ijver, hij mag oog hebben voor haar onbesmetheid, voor haar schoonheid, hij mag daar ook al het zijne aan doen, haar vereren met geschenken, met schone wisselklederen (klederen bij beurte te dragen — of liever: wie te gast ging aan de bruiloftsdis van een rijk man kreeg bij zijn binnenkomen een wisselkleed, een bruiloftskleed — vandaar dat de man in de gelijkenis te horen kreeg: „Vriend, hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed aanhebbende? "). Kortom, de vriend van de bruidegom mocht met allerlei dingen de bruid toebereiden voor de ontmoeting van de bruid met de bruidegom. Maar zijn bruid was hij niet. Als nu zo'n vriend echt een „vriend" was van de bruidegom, dan was er hem alleen maar alles aan gelegen, dat de bruidegom met de stem van

verwondering zijn bruid ontmoette... en dat hij haar aanvaardde.

Zo nu had Johannes de Doper scharen mensen tot zijn doop gekregen, tot de doop der bekering, mensen die op zijn gestrenge woord de zonde hadden vaarwel gezegd, mensen, die op zijn genadig woord zich hadden laten dopen tot vergeving der zonden, mensen die hij op Christus gewezen had: „Zie het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegdraagt." Deze mensen uit allerlei rangen, uit allerlei standen, Farizeën, Sadduceën, Herodes en zijn familie, soldaten, enz. enz. De onboetvaardigen, de onbekeerlijken onder hen heeft hij zijn „Wee u" in het aangezicht geslingerd, de bekeerlingen heeft hij gedoopt — tot vergeving der zonden — tot vergeving van zonden. Verkijkt u niet op Johannes. Hij is de wegbereider voor Jezus, hij is de wegbereider voor de mensen tot Jezus, tot het Evangelie, tot de bruiloft van het Lam met Zijn gemeente.

Moet deze man dan treurig zijn, als hij zijn gemeente, neen de gemeente voor de Heere Jezus aan Hem over mag dragen? Moet hij treurig zijn als hij de bruidsgemeente voor mag stellen aan Hem, voor Wie ze is, van Wie ze is? Nee, dat is blijdschap, grote blijdschap voor de rechte bruidswerver. Hij verheugt zich over de heerlijkheid van de bruid, maar nog veel meer verheugt hij zich over de stem van de Bruidegom. Ziet Hij komt huppelend over de bergen.

Johannes is zo verheugd, dat hij zegt: „Hij verblijdt zich met blijdschap." Dat is echt een Hebreeuwse uitdrukking: zich verblijden met blijdschap. Dubbel op dus. Ja, Johannes verheugt zich zo diep, zo vol, dat hij zegt: „Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld." Let toch eens op de woorden: deze mijn blijdschap. Dat is de blijdschap die mij vergund is, dat is de blijdschap, die de bruid mij verschaft heeft, die mijn werk aan haar mij verschaft heeft, die de Bruidegom mij verschaft heeft, dat ik verwaardigd werd om dit unieke werk, dit meest vertrouwelijke werk voor Hem te mogen doen. En dan „vervulde" blijdschap, ja vervuld, vol, volle mate van blijdschap. Zijn stem, Zijn verheugde, Zijn verrukte, Zijn dankbare stem, die vervult ten slotte mijn vreugde. Gelooft mij vrij: dit, dit is de vreugde van het wondere ambt van de Evangeliedienaar: zondaren als toebereide bruid tot Jezus leiden. Daar kon een Evangeliedienaar — als Johannes — gerust een sobere profetenmantel voor dragen, daar kan hij gerust voor leven op sprinkhanen en wilde honing, daar kan hij gerust op goed dertigjarige leeftijd bij moeten sterven, daar kan hij ook zijn hoofd wel op moeten verliezen. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld.

Dan zal de Vorst van al üw schoon getuigen; Hij is uw Heer', dies moet g' u voor Hem buigen, 'k Zie Tyrus dan, die rijke wereldstad, U hulde doen, en off'ren schat op schat. De Koningstelg, die Hij zijn bruid wil noemen, Is 't meest om haar inwendig schoon te roemen; *t Borduursel is, naar vorstelijke staat, Van louter goud gewerkt in 't praalgewaad.

Straks leidt men haar in staatsie, uit haar woning, In kleding, rijk gestikt, tot haren Koning: Zo treedt zij voort met al de maagdenstoet. Die haar verzelt, U vrolijk tegemoet. Zij zullen blij, geleid met lofgezangen. g o De vreugde voên, die afstraalt van haar wangen. Tot zij, daar elk gewaagt van haren lof. Ter bruiloft treên in 't koninklijke hof.

De Bruidegom en Zijn bruid

Twee dingen uit onze tekst resten ons nog ter verklaring. Twee voorname dingen, het begin en het slot.

„Die de bruid heeft is de bruidegom." En: „Hij moet wassen, maar ik minder worden."

Er staat niet: de mindere zijn, maar: minder worden.

Nu dan: Die de bruid heeft, is de bruidegom. Maar het gaat in het Koninkrijk Gods via de vriend van de bruidegom, het gaat via de bruidswerver. Het behaagt de Heilige Geest nu eenmaal door een zonderlinge genade om deze dienst te doen verrichten door mensen, door mannen, die Hij daartoe roept en bekwaamt. Johannes de Doper is daarvan één en wel één van de eersten: de Voorloper. Dat voorbereidende werk, dat toeleidende werk kan niet gemist worden. Maar men moet ergens heengeleid worden, namelijk naar Christus. Johannes is de bruidegom niet: Christus is de Bruidegom. Geen prediker, hij moge u welke dienst ook gedaan hebben, is de bruidegom. Christus is de Bruidegom. Daar is soms te weinig aanhankelijkheid aan een prediker, maar even vaak te veel aanhankelijkheid aan een prediker. Hem moet ge hebben. Christus moet ge hebben. En de prediker moet zijn mensen kwijt aan Jezus. Gelukkige prediker, die veel volks in de weg van doop, boete, bekering en vergeving van zonden, aan Jezus kwijt raakt. Met ontledigde handen en vervulde blijdschap voor Jezus staan.

Die de bruid heeft is de Bruidegom!

Hij moet wassen, maar ik minder worden. En hoe is Johannes minder geworden. Hij verloor zijn beste discipelen Petrus en Johannes aan Jezus. Hij verloor de scharen die hem hoorden, die hij doopte, aan Jezus. Né mij komt Eén, die meerder is dan ik. Die zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur. Minder worden, dat was de levensles van de Voorloper. En hij heeft het minder worden - zij het door moedeloze dagen heen - met vreugde gedragen. Hij kon dat alleen dragen en daar zijn vreugde aan hebben, als hij op Jezus zag. Hij kon dat alleen dragen als hij op de gemeente zag, als hij op het volk zag. Voor hen was toch de zaligheid alleen maar gelegen in Hem, in Christus, in de Bruidegom. Minder worden, dat is de levensles van elke dienaar des Woords. Die mensen worden alleen van geven maar rijker. Gelukkig, die al het zijne en zichzelf kwijt raakt aan Christus. Daar alleen is het al in goede handen, in Zaligmakershanden.

Maar nu nog de vraag: Hoe kan Jezus wassen? Alles heeft Hij, de Volzalige, toch in Zichzelf? Voorzeker. Toch kan Hij nog volzaliger worden, n.1. als Zaligmaker in het geluk, in de gelukzaligheid, in de volheid van geluk van Zijn bruid. En die gelukzaligheid verkrijgt zij als zij geheel de Zijne wordt, met lichaam en ziel, voor tijd en voor eeuwigheid. En dat is de ure, waarin de huwelijksband gelegd, het huwelijk voltrokken wordt. Dan heeft de bruid de Bruidegom en de Bruidegom de bruid. Dan was, dan is, dan zal zijn de blijdschap van Johannes vervuld.

Gr.-A.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1974

Gereformeerd Weekblad | 1 Pagina's

Die de bruid heeft is de Bruidegom

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1974

Gereformeerd Weekblad | 1 Pagina's