Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN VERGETEN APOSTEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN VERGETEN APOSTEL

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(15)

„En zijt daders des Woords en niet alleen hoorders, uzelf met valse overlegging bedriegende. Want zo iemand een hoorder is des Woords en niet een dader, die is een man gelijk welke zijn aangeboren gezicht bemerkt in een spiegel. Want Hij heeft zich zelf bemerkt en is weggegaan en heeft terstond vergeten hoedanig hy was. Maar die inziet in de volmaakte wet, die der vrijheid is en daarbij blijft, deze, geen vergetelijk hoorder geworden zijnde, maar een dader des werks, deze, zeg ik, zal gelukzalig zijn in dit zijn doen". Jacobus 1 : 22—25.

Horen en ontvangen, daar vraagt het verkondigde Woord Gods om, zo zagen we een vorige keer. Dat eist de God van het Woord. Daartoe laat Hij Zijn Woord verkondigen. Jacobus gaat in bovenstaande verzen hier nader op in. „Zijt daders des Woords en niet alleen hoorders." Het Woord horen is goed, maar het is niet alles. Wie het Woord hoort en verder niets, die schiet tekort. Bij „horen" wordt hier dan kennelijk gedacht aan een louter passief vernemen wat God zegt. Een luisteren op een afstand. De woorden Gods rollen over ons heen. Gaan langs ons heen. Rollen als de regendruppels langs een stuk steen op de grond.

„Zijt niet alleen hoorders." Op een markt ontbreekt het meestal niet aan kijkers. Maar elke koopman weet: kijkers zijn nog geen kopers. Aan kijkers geen gebrek. Aan hoorders van het Woord is onder ons meestal (gelukkig) nog geen gebrek. Maar, wil Jacobus zeggen, hoorders moeten ook daders worden. „En zijt daders des Woords."

Wie alleen een hoorder is, is als iemand die in een winkel allerlei soorten wijn proeft, maar niets koopt. Zo zijn er nogal wat proevers onder de kerkgangers. Fijnproevers en keurmeesters. Ze hebben het soms al gauw gehoord. Ze trekken van de ene prediker naar de andere. De één wordt afgekeurd. De ander wordt verafgood. De al eerder genoemde Thomas Manton schrijft: Er zijn vele hoorders die reizen stad en land af om plezante dingen te horen. Ze komen onder het Woord zoals de wereld naar een comedie of naar een tragedie gaat." Dat is al een oud verschijnsel. We lezen dat Ezechiël schrijft: En ziet, gij zijt hun als een lied der minne, als een die schoon van stem is of die wel speelt, daarom horen ze uw woorden, maar doen ze niet" (33 : 32). Je hebt mensen die er een gewoonte van hebben gemaakt om op de zondag of door de week bepaalde gevierde predikers na te reizen. Ze vinden de kost van een eigen prediker te stevig. Die ligt ze te zwaar op het hart. Of het wordt niet fraai genoeg opgediend. Of de spijs is naar hun inzicht te licht of te flauw van smaak. Ik wil hiermee niet hekelen dat mensen in plaatsen waar stenen voor brood wordt gegeven, behoefte hebben om elders te kerken. Dat kan ik alleen maar verstaan.

Wie honger heeft, zoekt brood. Maar waar brood voor het hart wordt aangeboden, mag geen reden zijn om elders lekkere hapjes te halen. Het gevaar is immers zo groot dat we wel hoorders van het Woord zijn, maar geen daders. Dat gevaar is trouwens altijd levend en actueel. Het apostolisch vermaan treft allen die het Woord Gods mogen horen: „En zijt daders des Woords en niet alleen hoorders."

Zo heeft ook Jezus Zijn prediking op de

berg afgesloten met de bekende en tevens zo ernstige gelijkenis van de wijze en de dwaze bouwer. „Een ieder dan die deze Mijn woorden hoort en ze doet, die zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft." „En een ieder die deze Mijn woorden hoort en ze niet doet, die zal bij een dwaze man vergeleken worden, die zijn huis op het zand heeft gebouwd" (Matth. 7 : 24, 26).

Wat is dat voor iemand die alleen een hoorder is van het Woord? Hoe komt dat? Jacobus schrijft: ...uzelf met valse overlegging bedriegende". Het woord in de oorspronkelijke taal betekent letterlijk: angs het Woord heengaan, aan het Woord voorbij gaan, er over heen stappen. De „alleenmaar-hoorders' van het Woord zijn dus mensen die er genoegen mee nemen als ze maar weer gehoord hebben. Maar daarmee gaan ze aan de eigenlijke bedoeling van het Woord voorbij. Het Woord wil gehoord èn gedaan worden. Zegt niet Jezus zelf: Zalig zijn degenen die het Woord Gods horen en hetzelve bewaren"? (Luk. 11 : 28). De Kanttekenaars bij de SV noteren zeer terecht: De daders of de „doeners" van het Woord zijn zij die met de harten gelovende ter rechtvaardigheid, hun leven naar de leer van Christus schikken en hun geloof met de vruchten der bekering betonen." Deze uitleg is geheel in de geest van Jacobus die immers zo sterk de nadruk legt op het leven in overeenstemming met de leer die men belijdt. Geen klinkende woorden zonder overeenkomende daden. „Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt dat hij het geloof heeft en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zaligmaken? " (2 : 14). Wat voor nut heeft het horen van het Woord als er geen daden naar het Woord zijn? Dan zal het horen ons oordeel alleen maar verzwaren. Dan zal elke gehoorde preek eenmaal tegen ons getuigen.

Jacobus gaat nu aan de hand van een beeld aantonen wat de „alleen-maar-hoorder" van het Woord bezig is te doen. „Want zo iemand een hoorder is des Woords en niet een dader, die is een man gelijk die zijn aangeboren gezicht bemerkt in een spiegel, want hij heeft zichzelf bemerkt en is weggegaan en heeft terstond vergeten hoedanig hij was." Het Woord wordt vergeleken bij een spiegel. De „alleen-maar-hoorder" bij een man die een vluchtige blik werpt in die spiegel. Kennelijk heeft hij haast en gunt hij zich geen tijd nauwkeurig notitie van zichzelf te nemen. Wie in de spiegel kijkt, doet dat toch met de bedoeling om „zijn uiterlijk te controleren en daar zo nodig iets aan te verbeteren. Maar deze man kijkt in de spiegel en laat alles zoals het was; hij vergeet zelfs, hoe hij eruit zag" (Smelik). Dat is de „alleen-maar-hoorder". Waarom keek hij eigenlijk in de spiegel? Uit zelfbehagen? Om zichzelf even te bekijken? Zo doet hij die het Woord hoort, maar niet doet. God houdt hem de spiegel van Zijn Woord voor. Maar de „alleen-maar-hoorder" wil zichzelf zo spoedig mogelijk weer vergeten. Misschien wilde hij alleen maar even gestreeld worden in zichzelf. Werd hij niet gestreeld en keerde hij daarom terstond zijn blik af van het Woord? Want het Woord Gods laat ons „ons aangeboren gezicht bemerken". Dat Woord is als een spiegel. „De Wet om daarin te zien onze smetten en zonden en het Evangelie om daarin te aanschouwen de genade Gods in Christus. Die nu de Wet alleen aanziet en zijn zonden daarin aangewezen niet betert en nalaat en die de genade in het Evangelie voorgesteld, met waar geloof niet aanneemt, die is zulk een man gelijk en zulk aanschouwen zal hem niet nuttig zijn, als het andere er niet op volgt" (Kantt. SV).

Waar het Woord recht verkondigd wordt, krijgen we van God een spiegel voor. En een spiegel bedriegt niet. Die laat ons in onze ware gedaante zien. Daarom mag de prediking geen spiegel van matglas zijn. Of een zogeheten lachspiegel, waarin de mens zichzelf in allerlei rare bochten en krommingen ziet. Ware prediking zal ontdekkende prediking zijn. Prediking die als een spiegel ons bestaan onthult. Prediking van de Wet Gods die ons schuldig stelt. Prediking van het Evangelie die ons Christus voorstelt. Deze prediking onthult onze ware gedaante. En wat doet nu de „alleen-maar-hoorder"? Even werpt hij een blik in die spiegel. Wat hij daar ziet schrikt hem af. Of zijn „aangeboren aangezicht" valt hem tegen. Haastig loopt hij weg. Hij wil er niet aan. Hij wil er niet van weten. Er volgt geen waarachtige schuldbelijdenis. Er komt geen smeken om genade. En hij blijft die hij was.

U voelt hoe scherp hier door Jacobus ongeloof en onbekeerlijkheid als schuld voor God wordt aangemerkt. Elke verontschuldiging wordt hier de mens ontnomen. Gods spiegel is helder. Maar de mens vergeet wat hij vergeten wil. Hij wil niet buigen. Hij wil zichzelf niet verliezen. Hij is te goed om verloren te gaan. En daarom blijft hij zoals hij is. U die slechts een hoorder bent gebleven van het Woord, neem ter harte wat de Heere hier door Zijn Woord zegt. Keer u niet langer af van de spiegel die God u voorhoudt. Ik weet het: het valt niet mee om je eigen lelijkheid en verdorvenheid onder ogen te zien. Gods Geest moet ons vasthouden en blijvend richten op Zijn Woord, anders lopen we bij onszelf vandaan. Maar het is zo heilzaam. Want waar u uw verdorvenheid leert zien in de spiegel van Gods Wet, daar houdt de Heere die andere spiegel u voor. Daarin ziet u de volmaakte mens, Jezus Christus. Daar leert de Geest ons bidden: o Zoon, maak ons Uw beeld gelijk.

Wel, de dader van het Woord is zo heel anders dan de „alleen-maar-hoorder". „Maar die inziet in de volmaakte wet die der vrijheid is en daarbij blijft..." Wat doet de dader van het Woord dus in tegenstelling tot hem die alleen maar hoort? Er staat letterlijk: die zich neerbukt. Hier geen vluchtige blik, maar een blijven kijken. De dader van het Woord blijft staan voor die spiegel. Hij komt tot waarachtige zelfkennis. Hij ontdekt steeds meer onreinheid, steeds meer onvolkomenheid bij zichzelf. Maar hij ontdekt ook dat er Een is die de onreinheid kan wegnemen en verzoent door het offer van Zijn leven, de Heere Jezus Christus. Want het woord „wet" moeten we niet beperkend opvatten in de zin van: alleen maar de wet zonder het Evangelie. „Het woord wet wordt hier genomen in het algemeen voor een leer zoals ook Paulus de leer van het Evangelie noemt de wet des geloofs" (Kantt. SV). Met „volmaakte wet" wordt hier bedoeld: het volle Woord Gods. Dat is de spiegel die de Heere voorhoudt. Dat is de volmaakte leer, de volkomen leer, waarin de volle waarheid over de mens, maar ook de volle waarheid over God wordt gezegd. Wie door dat Woord tot kennis van zichzelf komt, die ontdekt zichzelf in banden. Maar die leert ook verstaan dat het Woord kan vrijmaken van alle slaafse banden. Want het is de volmaakte wet der vrijheid. Het volmaakte Woord laat mij in mijn banden zien. Maar het laat ons tevens een gebonden Christus zien, die voor al Zijn gebondenen een eeuwig vrijgeleide bedingt: „Indien ge dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan." Dat volmaakte Woord der vrijheid verkondigt me: „Indien dan de Zoon u zal hebben vrijgemaakt, zo zult ge waarlijk vrij zijn."

De dader van het Woord was een gebondene, maar werd vrijgemaakt doordat hij leerde inzien in de volmaakte wet der vrijheid. Wat een wondere vreugde, toen de ogen opengingen voor de vrijheid die in Christus is voor 'n totaal gebonden zondaar. Gij kwaamt en maakt mij vrij. Onder Christus' heerschappij zijn we zalig, waarlijk vrij. De dader van het Woord mag één ding echter niet vergeten. Er staat: „...en daarbij blijft". Zelfkennis en Godskennis vragen om doorgaande verdieping en verbreding. Eens bekeerd, voor altijd bekeerd is maar een gedeeltelijke waarheid. We moeten zeggen: eenmaal voor het eerst bekeerd en dan elke dag opnieuw bekeerd. Er lopen zoveel kinderen Gods in oude versleten kleren rond. Het kleed van hun bekering is gehavend en gescheurd. Je zou soms denken dat de Heere een karig God is, die wel een mantel der gerechtigheid geeft, maar erbij bedingt: daar moet je je hele leven mee doen. En dat is toch niet waar. Daarom is het juist na ontvangen genade zo nodig om telkens bij vernieuwing in die volmaakte wet der vrijheid in te zien. Dat is nu het kenmerk van de dader des Woords. Hij is geen bekeerd mens die het heeft en die klaar is. Die niets meer leren kan omdat hij alles al weet. Integendeel, die spiegel leert hem steeds meer zijn onwetendheid en dwaasheid inzien. Maar leert hem ook steeds meer heerlijkheid en vrijheid in Christus ontdekken. En daarom: hij blijft bij de volmaakte wet der vrijheid. Dat Woord maakt hem steeds vrijer van zonde en wereld, doet hem dagelijks afsterven aan de zonde en de ongerechtigheid. Maar stelt hem ook steeds meer en steeds vaster in de vrijheid die in Christus is.

Wel, deze dader des Woords, „geen vergetelijk hoorder geworden zijnde, maar een dader des werks, deze, zeg ik, zal gelukzalig zijn in dit zijn doen." Het blijven bij het Woord en het doen van het Woord, wordt door God beloond. „Hetwelk wel geen verdienende oorzaak is der gelukzaligheid... maar een weg om tot dezelve te komen" (Kantt. SV). Van hem of haar die dag en nacht des Heeren wet bepeinst, staat: al wat hij doet zal wel gelukken. Niet om zijn doen, maar „in dit zijn doen", staat er. God bindt Zijn Kerk aan de middelen. Hij geeft Zijn

Woord aan haar als een spiegel. Daar hebben ze zich aan te houden. Niet leven bij plotselinge invallen of gevoelige toestanden. Maar dagelijks leven en blijven bij het Woord. Dat Woord horen en dan ook doen. Let daar op: doen. Gezond geestelijk leven leert ook handelen. Woord en daad horen bij elkaar. In het doen zal de dader „gelukzalig zijn". Waarom moeten wij nog goede werken doen? , zo vraagt de Heidelberger. „Daarom, dat Christus, nadat Hij ons met Zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijn Heilige Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij met ons ganse leven Gode dankbaarheid bewijzen voor Zijn weldaden en Hij door ons geprezen worde. Daarna ook, dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij en dat door onze godzalige wandel onze naaste ook voor Christus gewonnen worde." Ik weet geen betere toepassing voor het woord van Jacobus dan dit antwoord van de Heidelberger. Daar zou Jacobus het helemaal mee eens geweest zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 maart 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

EEN VERGETEN APOSTEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 maart 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's