Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Paaspreek uit 1871

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Paaspreek uit 1871

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een nieuwe visie op de opstanding?

Aan Prof. Dr C. Augustijn, hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, is onlangs in een interview de vraag gesteld: „Hoe denkt u over de opstanding? " Het antwoord luidde als volgt: „De opstanding wil zeggen dat déze Jezus, Die op die manier (namelijk door de kruisdood) te schande wordt gezet, dat Die door God geaccepteerd wordt. En dat God zegt: dit leven, daarvan kunnen mensen zeggen wat ze willen, daarvan kunnen mensen zelfs verklaren dat zó Iemand nooit of te nimmer in Mijn Rijk een plaats zal krijgen, maar deze Mens is nu juist De Uitverkoren Mens; deze Mens is De Mens Die Ik in Mijn Rijk opneem! Dat is de manier waarop ik spreek over de opstanding. Ik heb daar op een zondag na Pasen eens over gepreekt. Maar wanneer men mij nu vraagt, met het pistool op de borst, in twee minuten mij uit te spreken over de opstanding, dan zeg ik: zó kunnen we niet spreken over de heilgeheimen van God. Want dan doen we tekort aan onze eigen eerlijkheid en integriteit en dat is nog niet eens het ergste. Maar dan doen we inderdaad tekort aan de heilgeheimen van God Zelf. Maar ik kan u wel zeggen, dit is de quintessens voor mij: dat God déze Mens accepteert. Dat God tegen deze Mens zegt: Mijn Rijk staat voor U open. Gij zijt Mijn Zoon en Ik geef U iets wat Ik nog nooit aan iemand gegeven heb. Nou, als we daarover gaan nadenken, wat dat allemaal precies wil zeggen, dan wordt het iets wat niet meer buiten ons staat. En waarover je niet meer zo kunt praten: is het nou een historisch feit of niet. Want dan kom ik er zelf direct bij "

Het is niet mijn bedoeling, commentaar te geven op deze visie van Prof. Augustijn. Alleen zou de vraag kunnen opkomen: Is hetgeen de hooggeleerde betoogt iets nieuws of zijn deze klanken ook al in het verleden te beluisteren geweest? Om deze vraag te beantwoorden verplaatsen we ons met onze gedachten in het Amsterdam van een eeuw geleden.

Ds. P. H. Hugenholtz

In de Hervormde Gemeente van Amsterdam woedde in de tweede helft van de vorige eeuw een felle strijd tussen de orthodoxie en de vrijzinnigheid. Aan de ene kant was de hoofdstad nog een bolwerk van trouw aan Schrift en Belijdenis — in 1870 werd Abraham Kuyper er beroepen om er de orthodoxie te helpen versterken! — aan de andere kant deden de vrijzinnigen pogingen om terrein te veroveren .Zo werd in 1866 beroepen Ds P. H. Hugenholtz uit Leeuwarden, die bekend stond om zijn „moderne" prediking. En daar deze man niet gewend was een blad voor zijn mond te nemen, was het te verwachten dat de moeilijkheden niet uit zouden blijven.

Petrus Hermannus Hugenholtz was in 1834 te Rotterdam geboren als zoon van een predikant. Hij had gestudeerd te Utrecht, waar hij de invloed van de moderne Opzoomer onderging, en te Leiden, waar Scholten, eveneens vrijzinnig, doceerde.

In 1858 was hij predikant geworden in zijn eerste gemeente Hoenderloo. Vandaar vertrok hij in 1861 naar Renswoude. Reeds een jaar later nam hij een beroep aan naar Leeuwarden om tenslotte in 1866 predikant te worden van de hoofdstad, waar zijn oudere broer Philip Reinhard Hugenholtz al sedert 1857 stond.

Van het begin af waren er klachten geweest over de prediking van Ds Hugenholtz. Maar al die klachten waren, met de bezwaren die ingebracht werden tegen de andere moderne predikanten, in de grote doofpot gegaan. De kerkeraad maakte zo nu en dan wel een geval aanhangig, maar het Classicaal Bestuur van Amsterdam verklaarde telkens de klachten niet ontvankelijk.

De Paaspreek in de Nieuwe Kerk

Op de Eerste Paasdag, 9 april 1871, had Ds P. H. Hugenholtz de morgendienst in de Nieuwe Kerk. Hij preekte over Mattheus 28 vers 1 — 9. Van de preek kunnen we ons nog heel goed een indruk vormen door het oor-en ooggetuigenverslag van de ouderling van dienst, J. Magré, en van een andere ouderling, B. Poesiat, die eveneens de dienst had bijgewoond. (De gegevens zijn ontleend aan het rijk gedocumenteerde werk van Dr W. Volger, „Om de vrijheid van de Kerk").

Na het voorlezen van de tekstwoorden was de predikant begonnen met het roemen van de vriendelijke begraafplaatsen in Duitsland in tegenstelling tot die in Nederland, ..waar slechts de kille doodskoude ons tegenkomt", hoewel dat gelukkig al enigszins begon te veranderen. Hier toch werd door een treurwilg de grafzerk overschaduwd, daar werd een rustplaats met een bed van bloemen bedekt, en ginds weder versierden immortellenkransen het grafgesteente, hetwelk, evenals op de vriendelijke Duitse begraafplaatsen, ons als het ware toeriep: „Wat zoekt ge de levenden bij de doden? Zij zijn hier niet, zij zijn opgestaan".

De prediker betoogde vervolgens dat de Evangelie-beschrijvingen inzake de opstanding van de Heere Jezus, letterlijk opgevat, ongerijmd en met elkaar in strijd zijn.

Overigens zag hij wel kans een verklaring voor die opstandingsverhalen te geven. „Men stelle zich de apostelen voor, zo opeens gewelddadig beroofd van hun Meester, aan Wiens onderwijs zij zozeer gehecht waren, Wiens bijzijn hun zo onmisbaar, Wiens verkeer hun zo dierbaar was. Allengs hersteld van de eerste schok der droefheid hierover, stelden zij zich de geliefde Gekruiste vóór in Zijn drie-en-een-half-jarige omgang.

Het kwam alles in hun herinnering terug, en ziet, het was hun alsof Hij weder in hun midden kwam, hun Zijn vredegroet bracht, het brood voor hun ogen brak en met hen overweg ging en leerde. Kortom, het was alsof Jezus in hèn was opgestaan en zij met Jezus' geest bezield waren, hetwelk tengevolge had dat zij elk een gedeelte der leringen van Hem, en dan op eenzijdige wijze in het licht plaatsten. Jezus was opgestaan in Zijn apostelen en leefde onsterfelijk voort door de volgende eeuwen."

Ds Hugenholtz zag de opstanding ook als een voortgaand gebeuren in de Kerk der eeuwen. De vervolgingen dreigden Jezus te doden en te begraven, maar Hij stond weer op in Zijn martelaren. In de Middeleeuwen was Jezus begraven in het graf van de kerkleer maar dank zij de Hervorming was Hij daaruit opnieuw opgestaan. En nu, in de 19e eeuw, dreigde de kerkleer Jezus opnieuw in het graf te sluiten, maar de engel van het vrije Schriftonderzoek was neergedaald om de steen van voor het graf weg te wentelen

Deze „paaspreek" werd telkens onderbroken door de uitroep, die eigenlijk het thema van de preek vormde: „De Gekruisigde Jezus van Nazareth ligt in het graf, en leeft tegelijk onsterfelijk voort"

De klachten verworpen

Zowel de ouderling Poesiat als de dienstdoende ouderling Magré wendden zich tot de kerkeraad om mededeling te doen van de inhoud van deze prediking en om te vragen maatregelen te nemen tegen Ds Hugenholz. Magré sprak in zijn aanklacht over „snode en de waarheid Gods verkrachtende stellingen of liever ontkenningen", waarover hij zei „met diepe smart en ontroering vervuld te zijn, wegens de oneer zijn Heiland aangedaan en de verwoesting omtrent de gemeente gepleegd".

Blijkbaar waren die smart en ontroering van zijn gezicht af te lezen geweest tijdens de bewuste kerkdienst, want van de andere zijde bereikte de kerkeraad óók een klacht inzake het „hinderlijk en oneerbiedig gedrag van ouderling Magré." Hij zou niet hebben meegezongen en tijdens het gebed zijn blijven zitten

Ouderling Poesiat ging in zijn aanklacht veel verder dan Magré. Hij eiste zonder veel omwegen dat Ds Hugenholtz en andere predikanten die de gemeene trachtten te beroven van het enige middel tot de zaligheid en die een valse leer verkondigden, „tot verderf van de gemeente en van zichzelf", van hun ambt in de Hervormde Kerk zouden worden ontzet

Er werd door de kerkeraad een onderzoek ingesteld naar de 'klachten. Ds Hugenholtz, gevraagd naar de juistheid van het verslag, erkende dat de preek „hoewel onsamenhangend, toch vrij juist" was weergegeven. Na veel procedurekwesties werd de klacht tenslotte doorgestuurd naar het Classicaal Bestuur van Amsterdam. In oktober (let op de datum, een half jaar na het gebeurde!) sprak het Classicaal Bestuur uit, dat Ds Hugenholtz niet behoefde te worden vervolgd, daar de Kerk geen instemming kon eisen met alle stukken der leer Het moest immers mogelijk zijn dat een leraar niet met alle bijzondere stukken instemt, en tóch niet handelt in strijd met „de geest en hoofdzaak" der belijdenis! Bovendien moest van een tuchtzaak worden afgezien omdat de overgrote meerderheid van de leraren in de Hervormde Kerk met de aangeklaagde eenstemmig waren, en dit zou leiden tot een jammerlijke scheuring in de Kerk !

Ook deze zaak kwam dus in de grote doofpot terecht

De Vrije Gemeente

Ds Hugenholtz heeft tenslotte zelf de konsekwenties van zijn sterk afwijkende leringen getrokken. Zes jaar later in 1877 besloot hij, samen zijn broer, Philip Reinhard Hugenholtz, zijn ambt neer te leggen. Ze deden dit, zo merkt Reitsma in zijn „Geschiedenis der Hervorming en der Hervormde Kerk" vinnig op, tengevolge van „het drijven der ultra-orthodoxe fractie" In werkelijkheid hebben de twee gebroeders de eerlijkheid kunnen opbrengen om niet langer te willen behoren tot een Kerk, wier belijdenis met de hunne in flagrante strijd was...

Ze stichtten vervolgens een eigen gemeente, de zogenaamde Vrije Gemeente, die nog steeds bestaat en vergadert in het bekende gebouw aan de Weteringschans te Amsterdam. Deze gemeente kent geen geloofsbelijdenis en heeft alleen ten doel „aankweking en bevordering van religieus-zedelijk leven". Het christendom wordt er erkend als een godsdienst naast vele andere, gelijkwaardige godsdiensten.

Petrus Hugenholtz is in 1911 te Heemstede overleden, nadat hij tot 1909 voorganger van de Vrije Gemeente was geweest. Zijn broer Philip was hem al in 1889 voorgegaan.

Epiloog

De bedoeling van dit artikel was slechts aan te tonen dat de interpretatie van Christus' opstanding in 1871 en in 1974 niet zóveel verschil maakt De dwaling hult zich nu eens in dit, dan weer in dat kleed. Maar in beide gevallen geldt: „Indien Christus niet is opgewekt, zo is onze prediking ijdel en ijdel is ook uw geloof, en zo worden wij ook bevonden valse getuigen Gods..." Ridderkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1974

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een Paaspreek uit 1871

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1974

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's