Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Naam en zijn ere

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Naam en zijn ere

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welke is de eerste bede? Uw Naam worde geheiligd. Dat is: Geef ons eerstelijk, dat wij U recht kennen, en U in al Uw werken, in welke Uw almachtigheid, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid klaarlijk schijnt, heiligen, roemen en prijzen; daarna ook, dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken, alzo schikken en richten, dat Uw Naam, om onzentwil niet gelasterd, maar geeerd en geprezen worde. Zondag 47

De naam en zijn heerlijkheid

In de aanspraak van het gebed is de gemeente behoorlijk opgewekt om God aan te spreken, om Hem aan te roepen. Dat is God zo waard om aanbeden te worden. Dat is Hij waard om Zijn hoge Persoon. Dat is Hij waard vanwege al Zijn deugden, Zijn eigenschappen. Dat is Hij waard vanwege al Zijn werken. De gemeente is in dat voorwoord, die voorafspraak, die aanspraak niet alleen 'opgewekt om tot Hem te bidden, maar zij is er ook behoorlijk toe voorbereid. In de eerste plaats wil Hij vertrouwend, gelovig aangebeden zijn, maar in de tweede plaats wil Hij diep eerbiedig aangebeden zijn als de hemelse, dat is als de allerhoogste Majesteit.

Ons past geloof in het bidden. Ons past eerbied in het bidden.

Als dan nu de beden aan de orde zijn, dan szijn er zes beden in het totaal, het getal der mensen, en dan drie over en voor God en drie over en voor de mensen, namelijk hun nooddruft en hun zaligheid. De drie beden aangaande God bedoelen de eer van Zijn naam, de eer van Zijn koninkrijk, de eer van Zijn wil. Nu dan allereerst de naam des Heeren. De naam van God is met één woord uit te drukken. Wie God zegt, die zegt alles, want er is er maar Eén Die die naam draagt en die ook alleen God is.

God heeft geen naam nodig om Hem van anderen, die Hem maar enigszins gelijk zouden zijn, te onderscheiden. Hij is de totaal andere. Hij is de allen en alles te bovengaande God. Het Opperwezen! De hoogste in macht. De hoogste in Majesteit. Nu heeft het Gode beliefd om Zijn naam bekend te maken. Dat heeft Hij gedaan in de schepping. De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. De dag aan de dag stort overvloediglijk sprake uit en de nacht aan de nacht toont wetenschap. Daar is over de hele aarde geen spraak of oord, waar men der heem'len stem niet hoort. Haar rede klinkt zo krachtig. Dan heeft het Gode beliefd om Zich te openbaren in de historie. In de geschiedenis van mensen en volken openbaart de Heere Zichzelven er te zijn en ook zulk een God te zijn, gelijk Hij is: Almachtig, goed en een zeer overvloedige Fontein aller goeden. Heeft de HEERE Zijn naam met letteren geschreven in de natuur, evenzeer heeft Hij Zijn heilige Naam geschreven in de geschiedenis der volken en der mensen. Meest echter heeft God Zichzelf geopenbaard in Zijn heilig en onfeilbaar Woord. Dat begint met Zijn naam — dat eindigt met Zijn naam. Die naam is één, maar hij is ook zo vol en zo veelzijdig, dat men in de Schriften vele namen voor Zijn Allerhoogste Majesteit vindt. Ik noem er u enkele. Jehovah, Jah, Jahu, Jahweh, Eheje, Elokim, El Schaddaï, El Kanah, Elohim, Eljon, Adonaï. Met de naam Gods wordt de plaats Zijner woning wel aangeduid. Met de naam worden wel Zijn wérken bedoeld. Als wij voor een werk Gods staan in de schepping, dan zeggen wij wel dat is God. Als wij voor een werk van Gods almacht staan, dan zeggen wij: dat is God. Als wij staan voor een werk van Gods genade, dan zeggen wij: Dat is God.

Met de naam Gods geven wij dan ook weer al Zijn deugden, al Zijn Goddelijke, Zijn onmededeelbare eigenschappen. De Catechismus noemt er hier verscheidene: Zijn almachtigheid. Zijn wijsheid, Zijn goedheid, Zijn gerechtigheid, Zijn barmhartigheid, Zijn waarheid. Zo is de HEERE. Al die eigenschappen zijn in Hem zo door en door. Hij is almachtig in Zijn wezen, zo is Hij in Zijn spreken, zo is Hij in Zijn doen. Hij is zo volkomen wijs en goed. Zo is Hij in al Zijn wezen, zo is Hij in Zijn woorden, zo is Hij in Zijn werken. Hij is de algoede en de ahvijze God. Hij is ook zo volkomen rechtvaardig en barmhartig, Hij zegt, Hij doet geen ding of de gerechtigheid Gods blijkt en schittert daarin, terwijl die gerechtigheid tevens zo vol barmhartigheid is. Geen van Zijn deugden strijdt tegen een andere deugd. Redenen waarom Hij in elk van Zijn deugden mag aangeroepen worden, wijl daarin Zijn Goddelijkheid blijkt.

De naam van zijn heiligheid

Heiligen kan voorkomen in drie betekenissen: ten eerste iets dat niet heilig is, heilig maken, iets dat niet rein is rein maken. Ten tweede een ding dat tot een algemeen doel gebruikt was, tot een heilig doel, tot een heilig gebruik afzonderen. Ten derde kan het ook betekenen iets dat heilig is van zichzelf nu ook als zódanig erkennen, als zódanig gebruiken. In de laatste betekenis moeten wij het heiligen voor Gods naam nemen. Eigenlijk kan de naam van God, kan Hij Zelf, kan alles wat Goddelijk is niet geheiligd worden in die zin, dat Hij of iets van het Zijne van onheilig tot heilig gemaakt kan worden. Ook kan men Hem of iets van het Zijne niet afzonderen tot een heilig gebruik. Zelfs kan men Zijn heiligheid niet verminderen noch vermeerderen. Schiet dan dus over de derde manier, dat men Hem als Allerhoogste goed, die volkomen heilig is in Zijn wezen, in Zijn woorden, in Zijn daden, zal erkennen als zodanig, dat men Hem ook zal prijzen met mond en hart en dat men Hem ook zal eren in handel én wandel in zijn zijn.

God Zelf heiligt Zijn naam, Zijn wezen, Zijn deugden als Hij Zichzelf openbaart in Zijn woord, in Zijn wezen, in Zijn werken, als Hij een zondaar bewijst te zijn zoals Hij is. God Zelf heiügt Zijn naam en Zijn wezen als Hij mensen door Zijn woord en Geest bekwaamt tot Zijn eer, tot Zijn lof, tot Zijn dienst.

Dat bekwamen van mensen tot het eren van Zijn naam nu wordt hier gebeden. Dan openbaart Hij Zichzelf in Zijn woord en in Zijn dienst aan zo'n zondaar, zodat die mens Hem recht gaat kennen. Dan verschijnt Hij in Zijn woord, in Zijn dienst als de levende God, als de sprekende God, als de werkende God. Dan gaat men God kennen zoals Hij

is, recht kennen. Dan gaat men in God geloven, dan gaat men vrezen voor Zijn aangezicht. Dan gaat men ook op Hem zijn vertrouwen stellen.

Gaat men nu om die openbaring Gods, om die kennis Gods bidden, om de openbaring van die eigenschappen Gods bidden, om Zijn almacht te mogen zien, om Zijn wijsheid, Zijn barmhartigheid. Zijn gerechtigheid te mogen zien, kennen, erkennen, zie dan is dat tot Zijn eer. Dan gaat men bidden tegen zoveel ijdel gebruik van Gods naam, tegen zoveel ijdel bidden, preken, bijbellezen, dan gaat men bidden tegen het Godonterende van zijn leven, tegen het Godslasterlijke, het vloekende karakter van de zonde, tegen het Godonterende van een leven buiten God en buiten Christus en buiten de Heilige Geest. Men gaat bidden om een ander leven, van zonden verlost. Men gaat bidden om andere woorden, om andere werken, om andere gedachten. Men gaat bidden tegen zijn geestelijke onwetendheid en tegen zijn onkunde, tegen de zonde van alle dwalingen in de leer, tegen alle bijgeloof en wangeloof. Men gaat bidden tegen alle valse hoop, tegen alle hopeloosheid, tegen wanhoop en al dergelijke zonden. Men gaat bidden tegen alle valse leer, tegen alle afgoderij en tegen alles wat God in Zijn naam en in Zijn eer te na kan komen.

Men gaat bidden dat God Zich alzo wil openbaren en dus voor de prediking van het Woord, voor de verbreiding van het Woord, voor de aanvaarding van het Woord, nabij en verre. Men gaat bidden voor de opening der ogen voor de gangen Gods in de historie der volken, voor de gangen Gods met Gods volk, voor de gangen Gods in en met Zijn kerk en met mensen persoonlijk. Dat God en Zijn deugden werkelijk klaarlijk gaan schijnen voor de ogen der mensen. Als die naam, als God maar heilig voor ons wordt. Daar gaat het in de eerste plaats om. Willen wij Hem en Zijn naam heiligen, dan moeten zij eerst heilig voor ons worden.

Laat ons alom Zijn lof ontvouwen! In Hem verblijdt zich ons gemoed, omdat wij op Zijn naam vertrouwen, die naam zo heilig, groot en goed. Goedertieren Vader milde zegenader, stel Uw vriend'lijk hart op Wiens gunst wij hopen, eeuwig voor ons open; weer steeds alle smart.

De naam en zijn ere

Daar zijn de werken die God nog dagelijks doet, die om eer voor God vragen. Daar is vooreerst het werk van Gods onderhouding van alle dingen. Daar is het werk der bijzondere genade in het onderhouden van kerk en eredienst en in het besturen van alle dingen die daar mede betrekking hebben. Dan is er het gedurig werk van bekering van zondaren, die van de dood overgezet worden in het leven. Dat is toch groot als iemand oog en hart krijgt voor de dienst des Heeren. Als een mens oog krijgt voor de zonde om die te verlaten, als hij oog krijgt voor de gerechtigheid om die te gaan najagen. Als een mens vrees krijgt voor Gods bedreigingen en z w l ook voor Gods beloften aan de vromen. Als hij lust krijgt om tot Gods eer te gaan leven. Krijgt iemand oog en hart voor Christus en Zijn gerechtigheid, wordt hem die geschonken en toegerekend, dan kan het niet anders of hij gaat daar zijn leven naar richten. Nu niet meer der zonde te leven, maar der gerechtigheid. Dat wordt toch zijn gedachte leven, waarom hij ook gaat bidden. Daar gaat zijn lust naar uit, dat wordt zijn denken en zinnen bij het opstaan en bij het naar bed gaan. Het wordt zijn staan en zitten. Zijn diepste begeerte om groot en goed van God te spreken en te denken. Wat denkt hij veel aan God, wat spreekt hij veel van God en wat wordt het ook zijn lust om voor Hem te leven.

Het bidden wordt zijn levensbehoefte. Deed hij dat te voren niet of alleen maar plichtmatig, als het er zo de tijd voor was, nu kan hij zich er zo stil voor afzonderen op de meest overwachte tijden om met Hem en tot Hem te spreken. Het lezen en kerkgaan wordt tot zo'n levensbehoefte. En het hele werk, wat ook iemands beroep is, waar ook iemands taak ligt, het wordt anders. Al zijn gedachten, zijn woorden en zijn werken worden geschikt en gericht tot Zijn eer.

En wat wordt het hem tot een smart als om zijnentwil de Naam des Heeren gelasterd en verlaagd wordt. En dat geschiedt toch maar als een kind van God zondigt, in zonden valt of een los leven leidt. En dat geschiedt toch maar als een kerklid in de zonde leeft. U weet het vanouds als een levend lid van Christus, of als een lidmaat der kerk in de zonde valt, dan wordt altijd God daarbij gehaald, dan wordt Gods naam gelasterd, dan wordt de kerk gesmaad en afgekamd, gehekeld, alsof God of de kerk dat gedaan hadden. En als de wereld de zonde der kerk laakt, dan doet zij dat niet omdat zij de zonde zo erg vindt, want zij doet die zonde zelf ook maar al te graag. En in het diepst van de zaak haalt de wereld daar haar hart aan op.

Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt. Stelt zelfs uw leden tot dienstknechten Gods. Eert God in alles. Weet dat de heiliging van Gods naam met zich brengt de heiliging van Gods dag, de heiliging van Zijn dienst, de heiliging van uw ziel en lichaam beide. Eert God in alles, in uw staan en liggen, in uw doen en laten.

Gr.-A.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Naam en zijn ere

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's