Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De medelijdende Hogeprister

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De medelijdende Hogeprister

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dewijl wy dan een grote Hogepriester hebben, die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, de Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vast houden. Want wij hebben niet een Hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde. Laat ons dan 'met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd. Hebreeën 4 : 14—16.

De belijdenis vasthouden

Laat ons déze belijdenis vasthouden, dat wij hebben een grote Hogepriester, die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, de Zoon van God.

Laat ons nu samen handelen over het nut, dat Zijn hemelvaart afwerpt. Namelijk dit nut, dat wij in Hem een medelijdende Hogepriester in de hemel hebben, en dat wij door Hem vrijmoedig tot God mogen gaan. Maar dan eerst het vasthouden van de belijdenis van Zijn hemelvaart. Al Christus' doen op aarde heeft voor ons geen waarde, als de Heere niet ten hemel gevaren zou zijn. Het offer van Christus heeft pas zin gekregen nu Hij met dat bloed van Zijn offer tot God ingegaan is. Een Christus, Die niet ten hemel gevaren is, is de Christus van de bijbel niet. Alle religie, die op dit ondermaanse zich alleen en geheel richt, is de religie van de bijbel niet, die zal u geen nut doen. Een godsdienst, die in geen hemel gelooft, die is uit de aarde aards en die zal ook met de aarde vergaan. De hemelvaart van Christus is de kroon op Zijn werk en dus een zeer elementair stuk van ons geloof. Zonder de hemelvaart wordt het werk van de grote Hogepriester niet afgemaakt. Dat zou een Hogepriester zijn, die op de grote Verzoendag naliet om met het bloed der verzoening in te gaan in het heilige der heiligen. Dat zou een Hogepriester zijn, die naliet om voor God te treden, en dat is geen Hogepriester.

De belijdenis van de hemelvaart is het sluitstuk van ons Christelijk geloof. Deze belijdenis wil ook bepaaldelijk beleden zijn.

Hij is toch zo'n grote Hogepriester! Hij is niemand minder dan Jezus, de Zaligmaker, Die dat geheel enig en volkomen werk der zaligmaking van zondaren op aarde deed en niet alleen deed, maar ook volbracht. Hij is die Jezus, Die ten hemel voer om het werk der zaligmaking op grond van dat Zijn enig offer, voort te zetten in de hemel. Hij is die Jezus, Die dit werk doet tot aan het eind der eeuwen, wanneer de engel zal zweren dat het alles geschied zal zijn, als die namelijk zweren gaat, dat er geen tijd meer zal zijn.

Hij wordt in de tekst ook genoemd de Zoon van God. Deze naam bijzonder geeft grote waardigheid aan Zijn ambt. Hij is niet een hogepriester uit de mensen, en is dat niet door schepping, niet door aanneming, maar van nature. Hij is van dezelfde natuur als de Vader en Hij is Hem evengelijk. Dit nu geeft aan Zijn Hogepriesterlijke werk een oneindige waarde. Zo is Zijn ingaan in het ware, dat is het hemelse heiligdom, van oneindige waardij, ver boven dat van de Levietische priesters, die slechts in het aardse heiligdom ingingen, dat ten slotte slechts door mensenhanden gemaakt was.

Daarom moeten wij Hem belijden als de hemelse Hogepriester, de Hogepriester onzer belijdenis. Die eer is nooit een mens waardig gekeurd, ook geen Hogepriester, dat hij beleden werd. Aaron is nooit beleden, Abjathar is nooit beleden.

Zo laat ons dan deze belijdenis vasthouden. Hij moet ook als Hogepriester, ook als Hogepriester in de hemel, beleden worden. Dat moet evenzeer als Zijn hogepriesterlijke werk aan het kruis. Wij moeten daarvan spreken, want belijden is spreken. Wij moeten dat niet slechts doen één keer in het jaar, op de Hemelvaartsdag. Wij moeten van Hem en van dit Zijn werk getuigen. Wij moeten dat openlijk en oprechtelijk doen. Wij moeten daarvoor uitkomen. Wij moeten daarvoor opkomen. Tegen de geest van de tijd in. Zijn hemelse leer moeten wij stellen tegen dat Evangelie, dat alleen wat voor dit leven verwacht. Onwankelbaar moeten wij daaraan vasthouden. Onwankelbaar moeten wij dat ook onder de mensen vaststellen. Door niets en door niemand moeten wij ons daarvan laten weerhouden, al ware geheel de geest van de tijd tegen ons. Hij is dat waard. En voor ons en voor anderen ligt daar de zaligheid in. Doet het ze horen, doet het ze horen, dat in de ware ta-Hogepriester bernakel de dienst eeuwig voortgaat, ons ten goede.

De medelijdende Hogepriester

„Want wij hebben geen Hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde." Wij hebben niet een Hogepriester, die niet kan medelijden hebben met. Wij hebben wel een Hogepriester, die behoorlijk kan medelijden hebben met. De negatieve woordkeus van onze tekst wil juist nadrukkelijk de zaak positief weergeven. Het wil dus zeggen, dat wij mogen rekenen op het medelijden van onze Zaligmaker, ook nu Hij in de hemel is, met al onze zwakheden, met onze lichamelijke, met onze geestelijke zwakheden, met onze zonden. Als Hij mede lijdt, dan doet Hij dat met degenen, die onder de zwakheden als gevolgen van de zonden en onder de zonden ook zelf lijden. Voor het medelijden, dat de Christus met ons heeft, staat een uitdrukking, die men ook kan vertalen door: die geraakt werd met onze zwakheden. Hij is in Zijn menselijke staat door al datgene getroffen, waarin wij verzocht en bezocht zijn. De zwakheden, waardoor wij als gevallen Adamskinderen zo trefbaar zijn in alle dingen, waardoor wij zo gemakkelijk te verleiden zijn, om in allerlei kwaad te vallen. Daar is geen kwaad, of het heeft vat op ons, omdat wij in alle kwaad gestort zijn. Daarom staan wij aan allerlei verzoekingen bloot, maar vinden ook in allerlei verzoekingen ons bereid tot zondigen.

Nu is de Heere echter in al die zwakheden mede verzocht geweest. Wat heeft Hij aan zware verzoekingen bloot gestaan die veertig dagen in de woestijn. Wat is Hij ook daarna aan velerlei verzoekingen, en verleidingen blootgesteld. Daarom verstaat Hij dat zo. En daarom heeft Hij daarmede zo behoorlijk medelijden. Hij is niet gevallen, in geen zonde, in geen enkele zonde. Dit medelijden met Zijn lijdende volk is een teder en beminnend lijden. Hij lijdt daar ook aan, waar zij aan lijden. Dit moet toch

wel bijzonder troostvol zijn voor mensen, wien de zonde zo tot leed, zo tot lijden geworden is. Hij weet het mee. Hij draagt het mee, Hij lijdt er mede aan. Dit medelijden is ook een zeer uitgebreid medelijden. Het strekt zich uit over al wat de kerk overkomt, over al hun zwakheden, over al hun temptaties, hun smarten, hun vrezen, hun pijnen, hun zonden.

Vergeet u niet, dat een Hogepriester eigenlijk alleen maar zonden draagt en ook al de gevolgen van die. Zo'n man droeg op de grote Verzoendag geen enkele deugd van het volk aan. En in het heilige der heiligen was ook van geen enkele deugd sprake. Zo weet de Heere Jezus ook zo de ondeugden, de zonden van Zijn volk te gedenken. En daar heeft Hij medelijden mee. Diè draagt Hij ook daar.

Zo is dan die grote Hogepriester vol van mededogen, vol van erbarmen, vol van zorg over de Zijnen. De grote Hogepriester onzer belijdenis.

Laat ieder 's HEEREN goedheid loven, en zeggen: „Roemt Gods majesteit! want goed is d' Oppermajesteit; Zijn goedheid gaat het al te boven, Zijn goedheid duurt in eeuwigheid! Laat Isrel nu Gods goedheid loven en zeggen: Roemt Gods majesteit! Zijn goedheid gaat het al te boven, Zijn goedheid duurt in eeuwigheid.

Laat Arons huis Gods goedheid loven en zeggen: „Roemt Gods majesteit! Zijn goedheid gaat het al te boven, Zijn goedheid duurt in eeuwigheid!" Laat die God vrezen Hem nu loven en zeggen: „Roemt Gods majesteit! Zijn goedheid gaat het al te boven, Zijn goedheid duurt in eeuwigheid!"

Met vrijmoedigheid toegaan

„Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd."

En dit hele woord volgt op de woorden: „Dewijl wij dan een grote Hogepriester hebben". Waar een Hogepriester is, daar wordt het zoenoffer binnengebracht in het binnenste heiligdom, daar heeft die Hogepriester medelijden met het volk en daar is achter die Hogepriester dus een volk, een heilverbeidend volk, een biddend volk. Dat volk lag in het voorhof geknield in de aardse tabernakel. Zo is er ook achter de Heere Jezus, Die inging in het ware binnenste heiligdom in de hemel, een volk dat biddend komt tot de voorhof en dat biddend wacht in de voorhof.

Tot dat gebed nodigt onze tekst: „Laat ons dan toegaan..." Dat is dus door de apostel geschreven aan de vervolgde en verstrooide gemeente: de Hebreën genoemd, de mensen van de overzijde. Die overgekomen zijn uit Egypte naar het beloofde land Kanaan. Dat was de oorspronkelijke naam „Hebreën". Nu worden de gevluchten uit Palestina naar Pella wederom de mensen van de overzij genoemd: „de Hebreën". Begrijpelijk, dat deze gejaagden in duizend vrezen verkerenden. meest over de angst afvalligen te worden, nodig hebben bemoedigd te worden. En zo schrijft dan de apostel: „Laat ons dan toegaan." En dan schrijft hij aan die wankelmoedigen, die berooiden en beroofden, die twijfelmoedigen: „Laat ons dan toegaan met vrijmoedigheid." Ach, ons mankeert het zo vaak aan vrijmoedigheid, als wij zien op wat tegen ons is: de satan met zijn duizendtallen, de wereld met haar velen, met haar velen, en dan onze zonden, die zo vele en zo groot zijn. En toch zegt de apostel: met vrijmoedigheid. En dan ontlenen wij die vrijmoedigheid niet aan onszelf of aan het onze, maar aan die grote Hogepriester en aan Zijn medelijden, dat Hij met ons heeft. Let u er wel op, dat men in de oude kerk zo placht te bidden: Kurië eleison — Heere, heb medelijden. Let u er wel op, dat ook in de bijbel bij voorbeeld de blinden aan de poort van Jericho bidden: Kurië eleison — Heere, heb medelijden.

Als er sprake is van de troon, dan is dat een troon van genade, die dus is opgericht voor zondaars, voor enkel zondaars. Geen rechtbank, maar een troon van heerschappij en macht en dat alleen, in de genade. Het wil zeggen, dat wij met onze schuld, met al onze zonde, met al ons gapend gebrek daar terecht kunnen, om daar genade te zoeken en ook genade te vinden. Tweemaal wordt het woord genade hier genoemd: eerst toegaan tot de genade, daarna: opdat wij genade vinden! Laat ons dan toegaan, metterdaad toegaan tot die troon, tot die Hogepriester, tot die medelijdende Hogepriester. Niet van verre blijven in een begrijpelijke, maar toch niet te prijzen schuchterheid. Niet blijven in onze zonden. Niet volharden in onze zonden. Maar toegaan! Maar toegaan! Vrijmoedig toegaan. Niet vrijpostig, maar wel vrijmoedig. Om barmhartigheid te verkrijgen en genade. Hij is zo barmhartig, die grote Hogepriester, zo barmhartig en genadig. Zijn barmhartigheid is zo groot als Zijn medelijden.

Om geholpen te worden ter bekwamer tijd. Laat dit nu niet te veel slaan op tijdelijke en lichamelijke dingen. Hoewel die meetellen, zijn die toch de hoofdzaken der gebeden niet. Die slaan blijkens de volgende verzen, Hebreën 5 : 1 en 2, op Christus' offer tot vergeving van zonden. Dat is Zijn hulp!

Dit geeft Hij ter bekwamer tijd. Als dat tot onze zaligheid bevorderlijk of nodig is. Dat is het heden der genade. Als door ons niet, naar Hebreën 4:1, de belofte van in Zijn rust in te gaan, nagelaten is. De woorden „laat ons toegaan" lijden geen uitstel, want van uitstel komt afstel. En dan is de tijd der genade voorbij!

Gr.-A.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 juli 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De medelijdende Hogeprister

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 juli 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's