Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vergeef ons onze schulden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vergeef ons onze schulden

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welke is de vijfde bede? Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wy vergeven onze schuldenaren. Dat is: Wil ons arme zondaren al onze misdaden en ook de boosheid, die ons altijd aanhangt, om des bloeds van Christus' wille niet toerekenen, gelijk wij ook dit getuigenis Uwer genade in ons bevinden, dat ons ganse voornemen is, onze naaste van harte te vergeven. Zondag 51.

Dagelijkse schulden

Nadat de Heere nu op de bede om de nooddruft des lichaams gezorgd heeft, volgt het verzoek om de nooddruft der ziele om namelijk te kunnen komen tot het eeuwige leven. Twee beden zijn nodig om de hoop op het eeuwige leven te kunnen voeden, namelijk de dagelijkse vergeving van de dagelijkse zonden en dan ook het dagelijks bewaard worden voor de verzoeking en ook dagelijks verlost worden van de boze.

Nu dan eerst over die dagelijkse schulden. Schuld betekent iets, dat iemand verplicht is naar het recht der gerechtigheid te boeten of te betalen. Maakt men schuld in de burgerlijke sfeer, namelijk in het geldelijke, dan moet die schuld vereffend worden door betaling. Maakt men schuld vanwege misdadigheid, dan kon oudtijds de straf niet met betaling geschieden, maar dan vereiste die schuld een straf die lichamelijk geleden werd of die iemand zelf het leven kostte.

Maakt nu iemand schuld voor God, door tegen God of tegen zijn naaste te zondigen of zich aan zichzelf te vergrijpen, wat alles door God verboden is, zo moet men in elk geval verwachten dat God dit doen veroordeelt. Dat is op zichzelf al erg, als men dus bij God, ook bij zijn naaste, ook jegens zichzelf, maar dat alles tezamen bij God in de schuld staat. Die schuld staat er niet alleen, maar over die schuld wordt een mens ook gemaand. God spreekt daar een oordeel, een veroordeling over uit.

Als ik het uitdruk in het burgerlijke recht, dan eist God betaling, als ik het uitdruk naar het criminele recht, dan eist de Heere straf-lijden. Wat wij God aandoen, wat wij een ander aandoen, wat wij onszelf aandoen, dat vordert straf. Elke overtreding, hetzij in denken, hetzij in spreken, hetzij in handelen is duidelijk omschreven in het kleine, maar duidelijke wetboek van God. Valt men onder die wet, dan spreekt zij onherroepelijk het schuldig uit. Daar is vooreerst de getuige in de hemel, die alles ziet, die alles hoort, die alles weet en bij Wie heel ons leven opgetekend wordt in het boek van Zijn alwetendheid. Daar is dan de getuige der wet, die iedere wereldburger kent en weet — zelfs de van God vervreemde heiden is zichzelf een wet. Dan is er het geweten van de mens, dat hij in zich draagt, dat het mede weet — met God en met Zijn wet — dat in ons getuigt. Nu is dus elk, die zich bezondigt reeds terstond bij de daad geoordeeld en veroordeeld door zijn geweten, door Gods wet, door God Zelf.

Zo staat de mens dan schuldig bij God vanwege misdrijf. Erger wordt dit nu als een mens schuldig staat niet vanwege een zonde, maar als een ware recidivist vanwege een zondige aard, die hij overgeërfd heeft en die hij dus van zijn ontvangenis en geboorte af al heeft — in zonde ontvangen en geboren als hij is — en die als een onzalige fontein nooit ophoudt te wellen. En dan komen daar wat zonden op in gedachten, ook in woorden, ook in werken, die een mens zo schuldig stellen voor de mensen, maar meest voor God. Dat is de boosheid, die ons altijd aanhangt.

Erfelijk kwaad, dat is waar elk christen in de loop van zijn leven zo mee te worstelen heeft en al meer te worstelen krijgt. Die oude mens moet wel afsterven, maar het duurt tot de dood toe, eer hij gestorven is. Hierbij komen dan de zonden, waarin een mens kan vallen, door verleiding, door het leven en het verkeer in een omgeving, waarvan zoveel kwade invloed uitgaat, door verachtering in de genade, als de eerste liefde zo bekoeld is, door onachtzaamheid, door slordigheid in de kerkgang en in de gebeden. Wat kunnen er veel oorzaken zijn, die de zonden doen vermeerderen. Als men nergens meer kwaad in ziet, als het geweten zo afstompt, als men zo mee wil tellen, als men zo mee kan doen. En als dan nog weer eens het geweten ontwaakt, dan moet men wel zeggen: „Ik wist niet, dat mijn tere ziel zoveel van 't aardse overhiel'."

En dan zijn er bij dieper ontdekking nog de onbekende zonden. Het kan zijn, dat een christen, bij dieper kennis van de wet — en de wet staat in het stuk der dankbaarheid, in het stuk der heiligmaking — of vooral ook bij dieper kennis van het Evangelie zonden ontdekt, die hij nooit voor zonden gehouden heeft. Bijvoorbeeld de zonden van het ongeloof, van het twijfelen aan Gods beloften, of ook, zoals het Avondmaalsformulier zegt, dat wij geen volkomen geloof hebben. Zulke dingen, zonden voor God, zonden der kerk, zonden tegen het Evangelie, worden hem tot de meeste smart.

En daar hebt ge dan: „Wil ons arme zondaren, al onze misdaden, en ook de boosheid, die ons altijd aanhangt, om des bloeds van Christus' wil niet toerekenen."

Dagelijkse vergeving

Als de Heere Zijn kerk dagelijks gebiedt te bidden: „Vergeef ons onze schulden" en dat in de sfeer van de heiligmaking, in de sfeer van de dagelijkse bekering, dan moet wel bij Hem de vergeving van zonden een gaarne geboden goed zijn. Welnu, wat zijn de teksten veel, die daarop wijzen. Hij vergeeft menigvuldiglijk. Hij is mild in het schuld vergeven. Bij Hem zijn milde handen en vriendelijke ogen. Hij bezoekt wel de misdaad der vaderen aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht, dergenen die Hem haten, maar Hij doet barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Hem liefhebben en Zijn geboden onderhouden.

Als wij de aard, de natuur van de schulden, recht verstaan, dan kunnen wij daaruit weten, wat vergeving is. De schuld moet door de schuldenaar betaald worden of door de schuldeiser kwijtgescholden worden. Als de schuldenaar zelf betaalt, dan behoeft hij niet te bidden om kwijtschelding. Als de schuldheer de schuld kwijtscheldt, dan hoeft de schuldenaar die schuld niet te betalen. De schulden vergeven wil dus zeggen, dat de schuldheer van de eis afziet en dus de schuldenaar zijn schulden niet meer toere-

kent. Dat wil zeggen, dat de schuldheer zelf de schuldbrief verscheurt, de schuldenaar dus niet meer maant, niet meer lastig valt, maar het er voor houdt alsof de schuld door de schuldenaar betaald was. Zo nu gaat het in de vergeving van zonden, dat iemand de schuld niet meer wordt toegerekend en dat de straf, die op die schuld stond, niet gedragen hoeft te worden. Die is hem gepardonneerd, daarvoor heeft hij pardon gekregen. Degenen dus, die zelf voor hun zonden menen te kunnen betalen, die zelf de straf zoeken te dragen, hebben dus geen kwijtschelding, geen vergeving te verwachten.

Nu de vraag, als dus vergeving gevraagd, gebeden zal worden, hoe moet die geschieden en van wie moet die gebeden worden? Die zal men dan moeten bidden van degene, die macht heeft om te vergeven en deze macht heeft alleen God, tegen Wiens wet wij overtreden hebben en tegen Wie wij gezondigd hebben. Hij alleen is de Rechter der wereld. Hij heeft alleen het recht om een zondaar te vonnissen tot de eeuwige straf, met ziel en lichaam samen. Maar Hij is ook alleen de macht om te behouden, om de straf kwijt te schelden en om vrij te spreken van schuld en een recht te geven op het eeuwige leven. Christus leert ons hier dat wij de vergeving van onze zonden niet zullen bidden van een aardse vader en nog veel minder hopen, maar van onze Vader, die in de hemelen is.

Dit brengt mij tot de volgende gedachte, om Wiens wil wij deze vergeving moeten bidden. Het valt namelijk op, dat de Heere Jezus Zijn discipelen aan het einde niet op de lippen legt het „om Mijns Naams wil", en dan dus niet „om Jezus' wil". Toch is dit alleszins het geval. Alleen al het aanroepen van de Vadernaam kan niet anders gedaan worden dan van de Vader van de Heere Jezus Christus en dan om Zijnentwil mogen wij Hem aanroepen als „onze" Vader.

God de Vader vergeeft wel genadiglijk, maar dan toch met het behoud van Zijn gerechtigheid. Die moest voor alle dingen ongeschonden blijven. Daarover is uitvoerig gehandeld in Zondag 5. Onszelf kunnen wij de zonden niet vergeven. Dat wij dat toch geloven! Elkander kunnen wij de zonden niet vergeven. Ook de vroomste niet. En op onze gerechtigheden, op onze nauwgezette wandel naar de wet, op onze zondekennis Kunnen wij het eeuwige leven niet beërven. Gód alleen kan de zonde vergeven en dat alleen om Christus' wil. Hij werd Borg met Zijn hart. Hij bevestigde het testament in Zijn bloed. Hij kon voor voldoening zorgen. En nu dan voor het eerst, en nu dan in de dagelijkse bekering, en nu dan in de dagelijkse schuldvergeving mogen wij en kunnen wij vrijmoediglijk begeren uit Zijn genade de vergeving van de boosheid, die ons altijd aanhangt.

Geni, o God, genüi, hoor mijn gebed; Verschoon mij toch naar Uw barmhartigheden, Delg uit mijn schuld, vergeef mijn overtreden. Uw goedheid wordt noch paal, noch perk gezet. Ai, was mij wel van ongerechtigheid: Mijn schuld is zwaar, ik heb Uw wet geschonden. Zie mijn berouw, hoor, hoe een boet'Iing pleit En reinig mij van al mijn vuile zonden. d a z

Dagelijkse vergevensgezindheid

Hiermee gevoelen wij dit getuigenis van Gods genade in ons. Wij bekennen hiermee, dat wij, wij, arme zondaren zijn. En dan komen wij maar te staan naast degenen die ons schuldig zijn. Daarmee bekennen wij dat wij zelf dagelijks struikelen in velen. Daarmee bekennen wij dat wij zelf vergeving, dagelijks vergeving nodig hebben. Deze bede kunnen zij niet bidden, die zichzelf al reeds volmaakt vinden, of zij die zich toch niet des doods schuldig voelen. Deze bede is een openbare schuldbelijdenis. Het kwaad, dat wij afbidden, dat is de straf — tijdelijke en eeuwige straf. Het goed, dat wij verzoeken, dat is ontheffing van straf en bij God in genade aangenomen te mogen worden: kennis Gods, geloof, bekering, volharding. En dit verzoeken wij voor onszelf en voor allen die met ons in eenzelfde zondeschuld en zondenood verkeren. Dit bidden wij voor onszelf en ook voor onze vijanden. Zoals de Heere Zelf dat deed in Zijn lijden. Zoals Stefanus dat deed en Paulus.

Gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren! Niet die ons een geldelijke schuld verplicht zijn. Niet die met een criminele schuld des doods te straffen zijn. Al is het dat wij die door de gerechte straf heen óók vergeven moeten en willen. Het moet en zal ons een begeerte zijn aan onze schuldenaren het ongelijk niet toe te rekenen, dat zij ons deden. Het moet en zal onze begeerte zijn die ons schuldig waren, geenszins straf te doen lijden. Wij moeten met hen doen, zoals wij begeren dat men ons zou doen.

In onze vergevingsgezindheid ligt een blijk dat de Heere ons vergeven heeft. Wie zijn broeder niet kan vergeven moet zelf maar niet op vergeving hopen. Want zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. En dan, laat iemand ons schuldig zijn honderd penningen, maar zijn wij aan God niet schuldig tienduizend talenten? Zodat wij maar besluiten moeten, dat wij geen genade verkrijgen zullen zolang wij geen genade bewijzen aan ellendigen, die ons schuldig waren of zijn. Voelen wij in ons, zelfs in ons vergevingsgezindheid jegens onze schuldenaren, zo mogen wij gevoegelijk van God, Die hoger, Die beter, Die genadiger is dan wij zijn, verwachten dat Hij ons dan wel zeker vergeven wil. Temeer als wij bedenken dat vergevensgezindheid in ons slechts een genadegave is.

Gr.-A. W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 1974

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Vergeef ons onze schulden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 1974

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's