Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verkiezing en verwerping

Veertien dagen geleden heb ik beloofd nog terug te zullen komen op het referaat van prof. dr. G. P. van Itterzon over de verkiezende genade Gods. Daarbij komt natuurlijk ook de tegenhanger van de verkiezing om de hoek kijken: de verwerping. Maar prof. van Itterzon wil de verwerping toch niet op dezelfde lijn zetten als de verkiezing. Hij vraagt zich af of we hier met een logische redenering wel uitkomen: God heeft zijn volk tot de zaligheid verkoren, maar anderen niet uitverkoren en dus verworpen. Wanneer men verkiezing en verwerping op dezelfde toonhoogte stelt zou men tot de volgende conclusie moeten komen:

„God heeft hen, die niet verkoren zijn tot het eeuwige leven, verkoren tot hun eeuwig verderf. Hij heeft hen gepraedestineerd tot ongeloof, om in de zonde te leven en te sterven. Hij heeft hen voorbeschikt om boze werken te doen en om, in plaats van te bidden, te vloeken en te lasteren. Maar aan die conclusie waagt zich geen enkele theoloog. Niemand aanvaardt een uitverkiezing tot zonde, ongeloof en verderf. Niemand (sommige filosofen uitgezonderd) waagt het om God de auteur van het kwade te noemen. Het geloof is een gave van God, maar zonde en ongeloof zijn dat niet. Als het over de schuld der zonde gaat, zal niemand de schuld van het kwade aan God durven geven. Zonde is altijd een vergrijp tegen Gods wil (contra voluntatem), al gaat alles, wat er geschiedt, niet buiten Zijn wil (praeter voluntatem) om. Het is duidelijk, dat hier juist het probleem ligt, maar verder dan dit geheimenis komen we met ons denken niet. Onze Ned. Geloofsbelijdenis, art. 13, zegt: Wij geloven, dat de goede God alle dingen niet aan het toeval heeft overgegeven, maar Hij „stiert en regeert ze alzo naar Zijn heilige wil, dat in deze wereld niets geschiedt zonder Zijn ordonnantie; hoewel nochtans God noch auteur is, noch schuld heeft van de zonde, die daar geschiedt". Of, om aan het veel omstreden woord van Calvijn te herinneren: „De mens valt dus, , terwijl God het zo ordineert, maar hij valt door zijn eigen schuld" (Inst. III, 23, 8).

Alle laster ten spijt heeft de kerk zich dan ook niet door allerlei „logische" redeneringen op conclusies laten vastpinnen, die met de duidelijke woorden der H. Schrift in strijd zijn. Ze - zag af van een sluitend systeem, dat volgens de regels van ons logisch denken zou moeten kloppen, en onderwierp zich gehoorzaam aan de klare uitspraken van het Woord Gods, dat enerzijds aan de gelovigen betuigt, dat zij alleen door het geloof, uit loutere genade en barmhartigheid behouden worden, zonder enige verdienste van hun kant, en dat anderzijds de ongelovigen voorhoudt, dat het hun eigen schuld is als ze verloren gaan en niet geloven in Jezus Christus. Staande voor God kunnen wij ons niet beroepen op de Raad Gods, die bepaald zou hebben, dat wij zondigen móéten, en dat wij in ongeloof en kwaad volharden móéten." — Mijn lezers zullen voelen welke geweldige vragen hier liggen. Ik zou het zo willen stellen: We staan hier voor het geheimenis van de praédestinatie. Aan de éne kant heeft de Heere God een volk verkoren, aan de andere kant heeft Hij de anderen in het verderf gelaten. Dat kan ik met mijn verstand niet zo verklaren dat ik er uitkom. Daarom wil ik hier alleen aanbidden en roemen in de verkiezende genade Gods. Want daardoor alleen zal ik behouden kunnen worden. Door die souvereine genade, door die verkiezende genade, door die vrije gunst alleen, die eeuwig God bewoog! Ik wil me in ootmoed voor de Heere buigen. Maar de schuld van mijn verderf kan ik nooit aan God geven. Het is mijn eigen schuld als ik verloren ga. Zo kan ik het geheimenis van de verkiezing en ook de andere kant, van het laten in het verderf, niet verklaren met mijn verstand, maar ik wil eerbiedig buigen voor het Woord Gods. Onze Dordtse Leerregels belijden de verkiezing en de verwerping, maar we moeten toch niet vergeten dat we net als onze vaderen dit alles in bijbels licht moeten zetten. Daarbij wil ik ook wijzen op de duidelijke uitspraak in de Leerregels dat men God nooit mag zien als de auteur van de zonde:

„Men kan de Dordtse vaderen wel verwijten, dat zij geen gesloten leersysteem hebben opgesteld, dat logisch klopt als een bus, want boven een symmetrisch opgebouwd stelsel kozen zij voor het belijden van datgene wat zij overduidelijk in Gods Woord hadden gehoord. Want ook de apostel Paulus kwam er met logische, menselijke redeneringen niet uit, maar besloot Rom. 9—11 met een loflied op de diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods en boog zich eerbiedig voor Gods ondoorgrondelijke beschikkingen en onnaspeurlijke wegen (Rom. 11:33). Ondoorgrondelijk en onnaspeurlijk. Verder kunnen wij niet komen."

Verkiezing en evangelie

Ja, dat gaat men al maar meer beseffen, dat wij Gods Raad niet kunnen doorgronden. Daarom hebben onze vaderen ook trouw het evangelie verkondigd en opgeroepen tot geloof en bekering:

De Dordtse vaderen stelden met nadruk, dat de belofte van het Evangelie, dat een ieder, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderft, maar het eeuwige leven heeft, aan alle volkeren en

mensen zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof (II, 5). Ze zeiden voorts, dat zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, ernstig worden geroepen. Want God betoont ernstig en waarachtig in Zijn Woord, wat Hem aangenaam is, namelijk, dat de geroepenen tot Hem komen.

Hij belooft ook met ernst aan allen, die tot Hem komen en geloven, de rust der ziel en het eeuwige leven (III, IV, 8). Dat velen, door de bediening van het Evangelie geroepen zijnde, niet komen en niet bekeerd worden, daarvan ligt de schuld niet bij het Evangelie, noch bij Christus, die door het Evangelie wordt aangeboden, noch bij God, die door Het Evangelie roept, maar bij degenen, die geroepen worden (III, IV, 9).

We lezen in de Schrift van de pottenbakker, die met het leem doet wat hij wil, waarbij de Heere dan de hemelse Pottenbakker is. Deze woorden zal men beslist niet van hun kracht mogen beroven. De Heere God is de souvereine God, Die de vrije beschikking heeft over het leem en doet wat Hem behaagt. Maar aan de andere kant dient de enige naam tot zaligheid verkondigd te worden, moet geroepen worden om te komen tot de Heere Jezus Christus. Want hoewel een mens die leert geloven zal belijden: dat is Uw werk, o Heere, het is alles van U, zal aan de andere kant degene die verloren gaat moeten belijden: Het is door mijn eigen schuld, ik heb mijn hart verhard en ik heb niet willen luisteren naar Uw roepstem, naar de heerlijke verkondiging van Uw zalig evangelie.

Roeping en verkiezing

Prof. van Itterzon spreekt ook nog over het verband van roeping en verkiezing:

„De voorzitter van de Dordtse synode, Johannes Bogerman, sprak in de 32ste zitting van „de lieflijke leer der verkiezing". Want wie door deze leer niet wordt vertroost, heeft de diepe zin en rijkdom ervan niet begrepen. Die ligt, zoals Calvijn heeft gezegd, in het hechte verband tussen roeping en verkiezing. Hij waarschuwde tegen valse gerustheid: ie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle (1 Cor. 10:12), maar hij troostte met de woorden van Christus: lles, wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen (Joh. 6 : 37).

Calvijn verklaarde, dat wij, om zeker te zijn van onze zaligheid, bij het Woord moeten beginnen en noemde het lichtvaardigheid, als men begeerde „boven de wolken te vliegen" en meer zekerheid wilde hebben van Gods raad, omdat ons geloof tevreden moet zijn met Gods verborgen genade in zijn uitwendig Woord. Als een mensje poogt door te dringen tot in de geheime schuilhoeken van de goddelijke wijsheid en tot de uiterste eeuwigheid, om te begrijpen wat voor Gods rechterstoel aangaande hem besloten is, stort hij zich neer in de diepte van een onmetelijke draaikolk om verzwolgen te worden. Dan begraaft hij zich in een afgrond van blinde duisternis. Laat dit dus, aldus Calvijn, voor ons de weg zijn, dat wij beginnen bij Gods roeping en in haar eindigen. Want door de roeping wil God ons als door een merkteken bevestigen zoveel als men van Zijn raad mag weten. Christus is de spiegel, waarin wij onze verkiezing behoren te aanschouwen en dat ook zonder bedrog mogen doen. Want Hij wil, dat wij tevreden zijn met Zijn beloften en niet elders zoeken, te weten te komen, of Hij met ons verkoren zal (Inst. III, 3-5).

Laten we nooit vergeten het Woord van God zelf, dat voor ons eigenmachtige denken vaak een ergernis en een dwaasheid is, maar dat over al onze eigenwijze redenaties een scherp oordeel laat gaan: lijft uw behoudenis bewerken met vreze en beven, want God is het, die om Zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt (Filipp. 2:13, 14). En dan dat andere Schriftwoord, dat eveneens ons logisch en dogmatisch verzet oproept, maar dat desalniettemin met gezag-op ons toekomt: eijvert u daarom des te meer, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmermeer struikelen (2 Petrus 1:10).

Vreemd, dat wij het Woord der Schrift telkens van kracht willen beroven, want in dat Woord alleen ligt onze enige veiligheid en vastheid. Gods beloften vormen de enige garantie voor de volharding der heiligen."

Daarom ben ik in mijn kroniek nog eens uitvoerig op deze dingen ingegaan, omdat ik weet dat verschillende lezers eigenlijk niet kunnen uitkomen uit de vragen die hier liggen. Tot hun troost zij dan gezegd dat zelfs Paulus er met zijn verstand niet uit kon komen. Hij beleed de verkiezing zonder enige restrictie, maar hij ging verder niet graven in die verborgen Raad Gods. Hij aanbad de Heere ook in Zijn verkiezende genade. De geopenbaarde dingen zijn immers voor ons en onze kinderen, maar de verborgen dingen zijn voor de Heere. Het Woord Gods zal ons leiden ook waar wij de Heere niet begrijpen. En waar we vastlopen met ons eigen verstand en onze eigen redeneringen, daar zullen we de Heere God aanbidden in Zijn ondoorgrondelijke wijsheid. En ten aanzien van onze behoudenis zullen we zeggen en belijden: Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 september 1974

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 september 1974

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's