Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Moeten wij een nieuwe wereld scheppen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moeten wij een nieuwe wereld scheppen?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ditmaal beginnen we met een citaat uit een lange brief die we ontvingen van iemand die studeert aan een sociale akademie en die van mening is dat wij als hervormd gereformeerden teveel bezig zijn met de vraag 'van Maarten Luther: Hoe vind ik een rechtvaardig God? En te weinig bezig zijn met de vraag van Calvijn: Hoe komt God aan Zijn eer? Dit citaat luidt: „Ik ben zelf afkomstig uit uw kring. Thuis leest men het Gereformeerd Weekblad en ik neem het.geregeld ter hand om er in te lezen. En dan is mijn mening dat men veel te veel bezig is met het persoonlijk heil, ook wel met de kerk, maar veel te weinig met de maatschappij. Met ons persoonlijk komt het wel in orde en daar behoeven we ons niet zo druk om te maken. We geloven immers dat Jezus gekomen is om ons te bevrijden van alle machten die ons binden. Dat zit allemaal wel goed. Maar wij moeten aan het werk om heel de samenleving te vernieuwen en de strukturen waarin we leven moeten nieuw worden en dat is onze taak. Dat heb ik hier op de sociale akademie duidelijk geleerd. Laten we toch niet langer bezig blijven met al die vragen die met ons persoonlijk heil te maken hebben, maar laten we ons inzetten voor de nieuwe wereld die doorde inspanning van alle goedwillende krachten er zeker komen zal. Daarom betreur ik het dat er in uw blad gee» aandacht geschonken is aan de vredesweek. Wat een unieke gelegenheid zou u gehad hebben om mee te werken van het maken van een nieuwe wereld waarin de vrede wonen zal "

Er wordt in dit brieffragment een heleboel overhoop gehaald en het lijkt allemaal nog een beetje onrijp zoals het naar voren wordt gebracht. Maar men kan toch wel duidelijk opmerken hoe groot de invloed is van de omgeving waarin deze jonge man studeert.

We kunnen niet dankbaar genoeg zijn dat we een gereformeerde sociale akadamie gekregen hebben waar onze jonge mensen in een heel andere sfeer en vanuit een heel andere beginsel opgeleid worden voor hun werk in de maatschappij. Want het gaat immers niet alleen om het heil van de naaste in het horizontale vlak gezien, maar het gaat om het heil van de mens in zijn totaliteit. En dat „heil" der mensen is niet uitgeput met het herstel van geschonden intermenselijke verhoudingen, maar het is immers pas dan volkomen wanneer de geschonden verhouding met God weer is hersteld. Neutraal maatschappelijk werk, als we het zo eens mogen noemen, kan op den duur geen vrucht dragen. Het mag goed bedoeld zijn wanneer we ons het lot aantrekken van armen en ellendigen, achteruitgestelden en gediscrimineerden, van de zwakken in de maatschappij. Maar wanneer we dat werk niet doen vanuit ons geloof in de Heere _God, vanuit het wonder van de verzoening in*het"bloed-van de Heere Jezus. Christu^ zullen we toch onvruchtbaar bezig zijn, èn zullen we ook op de diepste nood van de mens die zich tot ons om hulp wendt nooit in kunnen gaan. Maar dit even terzijde. We willen hier echter enkele dingen rechtzetten die deze jonge man toch wel erg scheef heeft getrokken.

In de eerste plaats willen we er op wijzen dat hij erg gemakkelijk spreekt over onze verhouding tot God. Het is voor hem een vanzelfsprekende zaak dat het tussen God en de mens wel goed is omdat de Heere Jezus daarvoor gezorgd heeft. Maar wanneer we de Bijbel lezen en waneer we daarin horen wat de Heiland gezegd heeft van die persoonlijke verhouding van God en mens,

van de noodzakelijkheid van de verzoening onzer zonden, van de onmisbaarheid van een persoonlijk geloof, van de mogelijkheid dat we eeuwig verloren zullen zijn, dan moeten we toch niet zo gemakkelijk over deze dingen spreken en maar doen alsof dat allemaal vanzelfsprekend in orde is. Waarschuwt de Bijbel juist die gerusten en eigengerechtigen niet, die niet weten willen van zonde en schuld en daarom ook niet van vergeving en verzoening? En dan die uitdrukking: „We geloven immers dat Jezus gekomen is om ons te bevrijden van alle machten die ons binden".

De Schrift spreekt daar anders over, spreekt daar dieper over. Wat zijn dat dan voor machten die ons binden en wat is de vrijheid die Christus kwam brengen? Die vraag komt vooral naar voren wanneer we merken dat deze jonge man als onze taak ziet, als de .taak van een christen, als een taak van de kerk: de *neïë samenleving VFfnieuwen. Wanneer we het goed begrijpen moeten wij het paradijs op aarde brengen en moeten wij het werk uit Gods handen overnemen Die gezegd heeft: Zie Ik schep een nieuwe hemel en een jiieuwe aarde.

En daarbij hebben we dan ook vergeten om mee te doen met de vredesweek van het zogenaamde interkerkelijk vredesberaad. Nu is er in ons blad van vorige week reeds over die vredesweek en de vredeskrant geschreven. Wat is dat voor een vrede die men van die kant zoekt, wanneer men één grote hetze tegen Zuid-Afrika opzet in zo'n vredesweek en van alle kanten steun belooft aan de zogenaamde vrijheidsbewegingen, die met moord en doodslag hun doel zoeken te bereiken en die vrijheidsbewegingen nog steunt met dollars van de kerkmensen? Wat is dat dan voor een communistische vrede die men nastreeft, daar die vrijheidsbewegingen over het algemeen de steun genieten van de communistische regeringen, van die van Rusland en van die van China. En wat is dat voor heil en vrede die de christenen genieten in die communistische landen die haar eigen onderdanen verdrukken en de christenen onder hen. die naar Gods Woord willen leven, vervolgen en proberen uit te roeien? We zouden onze jonge briefschrijver er op willen wijzen dat wij de nieuwe wereld niet kunnen maken. Het koninkrijk Gods is bovendien allereerst een geestelijke zaak. En de huidige ellende in de wereld is de zichtbare uitdrukking van de gebroken harmonie in de geestelijke wereld. Zeker, wanneer we Tireirwe .mensen worden, door Gods genade wedergeboren tot een levende hoop, dan zaï dat ook in ons leven openbaar komen. Wanneer we tot God bekeerd worden verandert niet alleen ons hart maar ook ons hele leven.

Dan komt er ook in ons leven, in ons doen en laten, iets openbaar van dat nieuwe leven dat straks in volkomenheid zal komen. Maar hier is alles nog ten dele. Straks brengt de Heere Jezus door het oordeel en door het gericht heen de nieuwe wereld, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, als een gave van Zijn genade. Het nieuwe paradijs komt niet uit deze wereld op. Het nieuwe Jeruzalem daalt neer van de hemel als een gave van Gods genade in Christus Jezus. Gelukkig hoeven wij geen nieuwe wereld te scheppen. Want er zou niets van terechtkomen. We moeten wel het nieuwe leven dat God in ons gewerkt heeft door Zijn Heilige Geest openbaren. Dat kan niet verborgen blijven. Ons geloof zal, wanneer het 'n waarachtig geloof is, door de liefde werken. Maar het koninkrijk Gods en het nieuwe paradijs wordt ons uit genade geschonken als *n gave van God. Wij hoeven geen nieuwe wereld te scheppen. God schept een nieuwe hemel en een nieuwe aarde vol vrede en gerechtigheid, vol van de kennis des Heeren. A. V.

A. V.

menten te bedienen met alle eerbied en betamelijkheid naar de instelling van Christus".

Nadat ds. Nor in een bepaald concreet geval de doop had geweigerd, greep terstond zijn bisschop in. Die verschanste zich onmiddellijk achter het (staats)kerkrecht, wees ds. Nor op zijn plichten als predikant en overheidsdienaar in de staatskerk en dreigde hem met ontheffing en ontzetting uit zijn ambt. Even later stelde het hele college van bisschoppen zich op hetzelfde standpunt: predikanten mogen bij de bediening van de kinderdoop geen enkele voorwaarde stellen. Wel voegde de primaat van de Deense kerk, bisschop dr. Westergaard-Madsen, daar volgens mededelingen in de pers aan toe, dat een (staats)kerkrechtelijke oplossing van de kwestie wel de slechtst denkbare zou zijn. Toch wel een voorzichtige aanduiding dat het hier niet alleen een zaak betrof van kerkrechtelijke, maar ook en vooral van theologische en pastorale aard.

Het is wel duidelijk dat deze predikant aan de bediening van de Doop een meer bijbels gezicht wil geven. En daarbij voelen we ons in Nederland natuurlijk veel meer één met hem dan met die bisschoppen.

Voor het „geestelijke disciplinaire gerecht"

Dat het hier om een zeer belangrijke zaak gaat, zal iedere lezer duidelijk zijn. Men neemt deze zaak dan ook hoog op in Denemarken. Ik lees daar verder over: *

„Intussen is de zaak in onderzoek bij het „geestelijke disciplinaire gerecht". Een advocaat treedt daarbij op als verdediger van ds. Nor. Even scheen het dat deze zich niet van theologische bijstand mocht voorzien. Dan zou de zaak helemaal volgens de strikte regels van het staatskerkrecht zijn behandeld. Maar dat is toch niet doorgegaan. Behalve door zijn advocaten wordt ds. Nor nu ook bijgestaan door ds. Glenthoj. En de advocaat heeft zich voorziën van de adviezen van twee zeer kundige lutherse theologen, de Deense professor Regin Prenter en de Duitse professor Edmund Schlink uit Heidelberg. (Tussen haakjes: Prenter was lange tijd hoogleraar in Aarhus. Hij is nu weer gewoon dorpspredikant. Om eindelijk weer eens te kunnen studeren en een boek uit te geven!).

Aan beide theologen vroeg de advocaat een beoordeling van een door ds. Nor op schrift gestelde uiteenzetting over de bijbelse en lutherse doopbeschouwing en daarmee verbonden dooppraktijk.

Vooral Edmund Schlink is uitvoerig op de zaak ingegaan. Uit zijn schrijven geef ik één citaat. De advocaat had hem onder meer deze vraag voorgelegd: „Zijn er volgens de evangelisch-lutherse leer belemmeringen die tot uitstel of tot weigering van de uitreiking van een verlangde doop (kinderdoop) kunnen leiden? " Professor Schlink beantwoordt de vraag als volgt:

„Zulke belemmeringen zijn er: a. als iemand voor zichzelf de doop begeert zonder het geloof in de drieënige God en zijn heilshandelen in de doop, hetzij uit louter aanpassing aan een zede, hetzij ter wille van maatschappelijke voordelen of ook om geloof en kerk bespottelijk te maken: b. als ouders de doop van hun kind verzoeken maar zich niet willen verplichten tot een christelijke opvoeding".

De brief van professor Schlink is strikt zakelijk. Aan het eind vraagt hij de advocaat hem bij gelegenheid eens over de aanleiding en het verloop van 't proces nader te informeren. Want tot nu toe heeft hij er maar weinig over gehoord. In de brief van professor Prenter komt de naam van ds. Nor verschillende malen voor. Hij kan zich geheel vinden in de door deze gegeven uiteenzetting over de doop in de bijbel, de doop volgens de lutherse belijdenisgeschriften en de daaruit voortvloeiende dooppraktijk. De laatste zin van Prenters brief luidt zo: „In zijn uiteenzetting heeft ds. Nor kerkelijk of dogmatisch gezien, geen eigen standpunt vertolkt, maar hij houdt zich aan wat algemeen in de lutherse kerk, is erkend geweest. Daarom kan hij ook zijn uiteenzetting afsluiten met een verwijzing naar wat erkende Deense dogmatische handboeken over dit vraagstuk bevatten. Zijn uiteenzetting ligt geheel in de lijn van deze dogmatici, van H. L. Martensen af tot aan ondergetekende toe."

De zaak is nog hangende. Dat de afloop door veel Denen met spanning tegemoet wordt gezien, spreekt vanzelf. De opstelling van de (lutherse) bisschoppen in de kwestie dwingt weinig bewondering af. Zij zijn, met veel anderen, bang voor verandering van de bestaande dooppraktijk, bang ook voor het ontstaan van een vrije belijdeniskerk. Mannen als ds. Nor zijn daar niet op uit, dat is mij uit het gesprek met ds. Glenth0j wel duidelijk geworden. Maar ook zij weten niet hoe het verder zou moeten als ds. Nor (en anderen) zouden worden verplicht tot het dopen ook van die kinderen wier ouders geen belofte ten aanzien van de christelijke opvoeding willen afleggen. Het is te hopen dat het tot zo'n verplichting niet komt. De volkskerk wordt er in elk geval niet door gered.

In een Duits tijdschrift stond onlangs een artikel over het geval-Nor. Dat artikel stelt aan het eind de zaak heel scherp, maar ook heel juist: „Als men op grond van de verplichting tot onvoorwaardelijk uitreiken van de doop, de kinderdoop losmaakt van de daarmee samenhangende verplichting tot de christelijke opvoeding van het kind, dan worden de vragen bij de doop zinloos. En het resultaat zal zijn een volks-religieuze kerk... Dan heeft men zich dermate van Schrift en belijdenis gedistantieerd, dat de volkskerk als christelijke kerk waarschijnlijk haar definitief einde tegemoet gaat".

De Deense belijdende christenen verdienen ons meeleven. En wij kunnen ook iets van hen en van 't geval-Nor leren: dat wij niet alleen „de wacht moeten houden" bij de avondmaalstafel, maar óók bij het doopvont."

Door een dergelijke zaak in het buitenland wordt men ook hier weer boven op de vrraag gedrukt of de dooppraktijk in ons land en in onze kerk overeenkomstig de Schrift is. En het is toch wel een zeer belangrijke zaak om een duidelijk antwoord daarop te geven en te vinden.

Kroniekschrijver.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 oktober 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Moeten wij een nieuwe wereld scheppen?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 oktober 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's