Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verschijning van de Opgestane op Padmos

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verschijning van de Opgestane op Padmos

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij legde Zijn rechterhand op mij; zeggende tot mij: rees niet; lk ben de eerste en de laatste; En die leeft en lk ben dood geweest; en zie lk ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En lk heb de sleutels der hel en des doods. Openbaring 1 : 17-18

Het gezicht van Jezus

Wij hebben het thans over de laatste verschijning, die de opgestane Zaligmaker aan Zijn Kerk gegeven heeft, namelijk aan Johannes op Padmos. Johannes is de enige discipel geweest, die zich met de vrouwen gewaagd heeft op de heuvel Golgotha. Hij is ook de enige die kon zeggen: „Die deze dingen gezien heeft, heeft ze getuigd. En hij weet, dat zijn getuigenis waarachtig is." Hem zijn ook vele voorrechten gegeven. Hij was de eerste, die boog in het graf, die zag en geloofde. Hij is met de andere discipelen geweest bij de eerste en tweede ontmoeting op de eerste en tweede eerste dag der week, hij was er bij aan de Zee van Tiberias. Ik denk dat hij er bij geweest zal zijn als de Heere Jezus Zichzelf levend vertoond heeft met vele gewisse kentekenen, veertig dagen lang. Hem is dus veel genade gegeven.

Nu is hij verbannen op Padmos en daar is hem een uitzonderlijke verschijning te beurt gevallen, n.L niet alleen van de opgestane Christus, maar zelfs ook van de ten hemel gevaren Christus. Ook deze verschijning had plaats op de dag des Heeren, welke uitdrukking ons aanleiding geeft om na de eerste verschijningen telkens op de Opstandingsdag deze dag te zien als de Nieuw-Testamentische Sabbathdag, gelijk ook de kerk van nu reeds twintig eeuwen het alzo verstaan heeft. Daar zijn trouwens wel meer Schriftbewijzen voor.

Vóórdat Johannes deze verschijning ontvangt, waarin Jezus Zichzelf de Opgestane noemt, geeft Johannes aan de zeven gemeenten ook een merkwaardige Nieuw-Testamentische zegen — let wel, niet aan het eind, maar aan het begin van zijn schrijven — welke duidelijk op Jezus' opstanding is afgestemd, namelijk deze: „Genade zij u en vrede van Hem, Die is en Die was en Die komen zal; en van de zeven Geesten, die voor de troon zijn; en van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de eerstgeborene uit de doden en de Overste van de koningen der aarde..."

Het hele boek der Openbaring wordt dus gezet in het teken van de opstanding van Christus. Johannes dan hoorde een stem achter zich, een grote stem, als van een bazuin. Dit is een bazuin, die zekerlijk geen onzeker geluid geeft. De stem was achter Johannes. De dingen Gods zijn toch meestal de verborgenheden. Het vraagt van een mens nogal eens wat ommekeer, willen wij de dingen Gods zien. „Toen ik Hem zag" — zegt onze tekst. De Heere noemt zich in onze tekst, vers 17: de eerste en de laatste. Hij noemt Zich in vers 8 het begin en het einde en tevens de Alpha en de Omega, dat zijn de begin-en eindletters van het Griekse alphabet. Wij zouden zeggen: de A en de Z en in vers 11 wederom de eerste en de laatste, de Alpha en de Omega.

Hij wordt in Openbaring genoemd het begin der schepping Gods. Hij is het begin en het eind van heel de schepping. Hij is ook de Alpha en de Omega van alle leven, van alle geestelijk leven. En als Hij is de Alpha en de Omega, dan loopt dat al de letters van het alphabet door, dan is dat het begin en dat wat doorloopt tot in alle eeuwigheid. Het leven, dat uit Zijn opstanding opbloeit, dat vindt voor het lichaam, voor de lichamelijke opstanding zijn begin in Hem en dat duurt tot in alle eeuwigheid. Ook het geestelijk leven der ziel dat begint in Hem en ook dat duurt tot in eeuwigheid.

Ziet Johannes nu om, dan ontwaart hij Jezus met een lang kleed tot de voeten, met een gouden gordel, met helder haar, wit als wol, als sneeuw — als de Oude van dagen met de kroon der heerlijkheid. Zijn ogen als vlammen vuurs, helder en onweerstaanbaar. Zijn voeten als blinkend koper, vast en bestendig in Zijn gaan en staan. Zijn stem als van vele wateren — sprekend een Evangelie in menigerlei taal en als een stroom van heil.

Zo'n indruk maakte dit op Johannes, dat hij het bestierf, hij viel als dood aan Zijn gezegende voeten. Nooit zal men Christus ontwaren in Zijn Middelaarsheerlijkheid, of men zal moeten erkennen: „Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk." Maar wie zal zo'n heerlijkheid aanschouwen en leven? Men zal met de koningin van Scheba moeten beleven: Als zij de heerlijkheid van Salomo aanschouwde, zo was er geen geest meer in haar. En veel meer dan Salomo is hier! Oneindig meer: Christus in Zijn heerlijkheid. Dat is adembenemend. Hij viel als dood aan Zijn voeten. Geen geest meer in Johannes bij het aanschouwen van zoveel heerlijkheid, een heerlijkheid in Hem van A tot Z, ja een eeuwigdurende heerlijkheid. De Emmaüsgangers kenden Hem niet vanwege Zijn heerlijkheid, maar dat was nog verhulde heerlijkheid — Jezus was nog niet opgevaren. Johannes mag Hem hier zien in onverhulde heerlijkheid. Hij viel wel als dood, maar aan Zijn voeten. Hij viel Jezus toe in Zijn heerlijkheid. Men kan nooit beter vallen dan daar.

De troost van Jezus

„En Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de eerste en de laatste. En die leef en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen."

Daar hebt ge die trouwe Zaligmaker, die Redder uit noden. Die maar niet laat varen de werken Zijner handen. Zo trouw had Hij voor Johannes gezorgd, toen Hij nog op de aarde was. Hij had Johannes geroepen op die tiende ure, Hij had voor Johannes mede Zijn bloed gestort, was voor hem gestorven en begraven en was voor hem opgestaan tot zijn rechtvaardigmaking. En zou Hij nu, nu Hij in de hemel gekomen is, Johannes vergeten? Dat kon al niet, waar Hij Johannes de gezichten des hemels vergunde! Maar nu Johannes als dood voor Hem nederviel, aan Zijn voeten, nu legde Hij Zijn hand, Zijn rechterhand, dat is de hand van Zijn genade, dat is de hand van Zijn kracht, op Johannes. Die hand, die doorboorde hand, die voor Johannes de prijs had betaald van zijn koop, die was een zeer barmhartige, een zeer milde hand, een zachte hand. Daaronder moest Johannes wel leven en niet sterven, of als hij gestorven was, dan moest hij daaronder herleven.

De Heere liet het niet bij die handoplegging, maar Hij sprak ook: „Vrees niet." Wat

vrezen levende mensen toch vaak, als zij in aanraking komen met de Heere cn met ai wat des Heeren is! Die niets te vrezen hebben, vrezen vaak alles en die alles te vrezen hebben, vrezen doorgaans niets! Tot de wereld lingen zegt de Heere nooit: Vrees niet. Maar dat zegt Hij wel tot een Johannes en dat zegt Hij tot al de Zijnen. De gekochten door Jezus' bloed hebben niets te vrezen, zelfs niet al zouden zij sterven, zelfs niet al zouden zij gestorven zijn.

Nog eens dat: „Ik ben de eerste en de laatste." Als de Heere A zegt, dan zal Hij ook B zeggen, als Hij de Alpha is, dan zal Hij doorgaan tot aan de Omega toe. Hij was degene, die het goede werk begon aan Johannes, Hij zal het ook voleinden.

De Heere zegt voorts: „En Die leef en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen." De Heere is door dood en graf heengegaan. Dat is zo, dat wist ook Johannes. Die had Hem zien sterven, die had Hem gezien na Zijn opstanding, ettelijke malen. En nu ziet Johannes hier zijn levende Christus, nog verheerlijkter dan op de Paasmorgen, nu voelt hij de druk van die liefdevolle hand en nu herhaalt Jezus nog weer eens voor zijn oren: Ik ben diezelfde die dood geweest ben en die nu leef. En dan voegt de Heere er nog een nieuwe gedachte aan toe, namelijk deze: „Ik leef in eeuwigheid, ja in élle eeuwigheid." Dat wist Johannes ook wel, maar het uit Zijn mond nog eens te mogen horen, dat was voor hem een nieuwe weldaad. Dat was nog weer een bevestiging van Johannes' geloof. En Hem in Zijn heerlijkheid te mogen zien, dat was voor hem een bevestiging, waarbij Johannes' vlees en zijn hart bijna bezweek.

En dan voegt de Heere daar nog bij Zijn „Amen". Sommigen menen, dat dat een tussengeworpen amen zou zijn uit Johannes' mond. Niet alzo: De Heere sprak en gaat voort, dus is dat Amen van Hem. Dat betekent: Ik ben dood geweest en Ik leef in alle eeuwigheid: dat zal waar en zeker zijn!

Wat een troost. Wat een troost voor Johannes: een verheerlijkte Zaligmaker te hebben, een eeuwige Zaligmaker te hebben, wat een troost onder Zijn Middelaarshand te liggen.

Dan zingen zij, in God verblijd, Aan Hem gewijd, Van 's HEEREN wegen; Want groot is 's HEEREN heerlijkheid, Zijn majesteit Ten top gestegen; Hij slaat toch, schoon oneindig hoog, Op hen-het oog, Die need'rig knielen; Maar ziet van ver met gramschap aan De ijd'le waan Der trotse zielen.

Als ik, omringd door tegenspoed, Bezwijken moet, Schenkt Gij mij leven; Is 't, dat mijns vijands gramschap brandt, Uw rechterhand Zal redding geven. De HEER' is zo getrouw als sterk; Hij zal Zijn werk Aan mij volenden: Verlaat niet wat Uw hand begon, O Levensbron! Wil bijstand zenden.

De macht van Jezus

„En Ik heb de sleutels der hel en des doods." Het was voor Johannes groot om Jezus in Zijn schoonheid te mogen zien, zelfs op twee volgende trappen van Zijn verhoging, na die van Zijn opstanding. Hij was nog meer verheerlijkt door Zijn hemelvaart, en Hij was nog meer verheerlijkt door Zijn zitten ter rechterhand Gods. Daar was echter nog meer. De Heere Jezus is daar niet alleen en Hij leeft niet alleen tot in alle eeuwigheid, maar Hij heeft daar ook een ambt en een macht. En dat ambt oefent Hij ook uit. Hij is daar evenzeer Jezus, dat is Zaligmaker, als hier op aarde. En dat is tot onnoemelijke troost voor onze Johannes, laat die dan in de verdrukking en in de ballingschap moeten leven op het eenzaam Padmos. Laat die dan verdreven zijn om des geloofs wille. — Let u er eens op, dat Johannes daar helemaal niet over klaagt. Let u daar eens op, dat er noch in de Openbaring, noch in enige van zijn brieven een beschuldiging staat aan het adres van zijn verdrukkers. Ik meen te weten, hoe dat komt. Onder Jezus' beschermende hand, onder die doorboorde hand kan men alles dragen, acht men het zelfs een eer om de smaadheid van Christus te dragen. —

Maar nu dan Jezus' macht. Ik heb de sleutels der hel en des doods. Naar onze Calvinistische opvatting heeft de Heere de helse smart gedragen aan Zijn kruis, dus voor Zijn dood. Vandaar dat de Heere eerst de helsleutel noemt, daarna de sleutel des doods. Dat wil dus zeggen, dat Hij machtig is mensen, die in dit leven besloten liggen in banden der hel, in angsten der hel, te verlossen. En daar hebt u de sleutelmacht van Christus, om mensen uit helse banden der zonde te verlossen. Wat een zegen, dat Hij dat kan, dat Hij dat doet, dat Hij die macht heeft en uitoefent. Daarvan zingt Psalm 116. En dan ook de geredden uit helse verzoekingen en temptaties, die kan en wil en zal Hij uitkomst geven tegen de dood, die zal Hij redden van de dood. En daar wordt voor hen de dood niet dan een poort des levens, een ingaan in het eeuwige leven.

Hij heeft de sleutels der hel en des doods. Maar dan heeft Hij ook de macht — die Hij ook uitoefent, om namelijk de ongehoorzamen, de ongelovigen, aan de dood over te geven. Buiten Jezus, buiten Zijn Middelaarsarbeid, buiten Zijn genade is de dood de koning der verschrikking. Dan heeft Hij de sleutel, die niet ontsluit, maar toesluit achter de kinderen der ongehoorzaamheid. Dat is een macht, die Jezus ook oefent. En dan ook heeft Hij de sleutelmacht der hel om na, de dood het verderf te brengen, het eeuwig verderf voor allen, die God en Zijn Christus hebben veracht.

Dit zal Johannes ook weten, opdat hij dit aan de wereld verkondigen zal.

S.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 mei 1975

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De verschijning van de Opgestane op Padmos

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 mei 1975

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's