Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het drievoudig ambt van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het drievoudig ambt van Christus

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

De vraag waarmee wij de vorige keer eindigden luidde: Waarom is Hij (Jezus) Christus, dat is Gezalfde genoemd?

Het is een vraag die u letterlijk kunt terugvinden in de Heid. Cat. Zondag 12, één van de zondagen die zich bezig houden met de uitleg van de drie namen van de Zaligmaker, Jezus Christus, onze Heere.

Het heeft de Kerk door de eeuwen heen altijd weer aangesproken dat de apostel Paulus in zijn brieven de namen van Christus vaak voluit en als in één adem noemt. Hij spreekt dikwijls over Jezus Christus onze Heere en nog vaker over Jezus Christus. Dat doet hij welbewust. Immers door het bijeenhouden van de namen Jezus Christus spreekt hij een belijdenis uit. De belijdenis dat Jezus dé Christus is.

Jezus is de eigennaam van de Zoon van God, Christus is de ambtsnaam en wij noemen Hem onze Heere, omdat Hij ons met lichaam en ziel van al onze zonden, niet met goud of zilver, maar met zijn dierbaar bloed gekocht, en van alle heerschappij des duivels verlost heeft en ons alzo tot een eigendom gemaakt. (Heid. Cat. Zondag 13).

Paulus wil de christenen inscherpen: Jezus van Nazareth, in Bethlehem geboren, op Golgotha gestorven, verrezen uit het graf en nu zittend aan Gods rechterhand is maar niet een „gewoon" mens. Hij is dé Christus. Dat is en voor Paulus zelf en voor de eerste christenen een openbaring geweest. Zo spreekt Jezus er tenminste zelf over.

U herinnert zich het moment dat Jezus op weg naar Jeruzalem voor het eerst met zijn jongeren spreekt over zijn lijden en sterven, met daarachter zijn opstanding ten derde dage.

Ze zijn dan in de omgeving van Cesarea Filippi. Jezus stelt hun de vraag: „Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen ben"? Verscheidene en ook verschillende antwoorden komen uit de discipelkring naar voren. Antwoorden waaruit blijkt dat de mensen Jezus zijn gaan vergelijken bij Elia, Jeremia of één der andere profeten. Zelfs valt de naam van Johannes de Doper. Het volk heeft wel aangevoeld dat Jezus van Nazareth aan de éne kant wel een gewoon mens was, maar aan de andere kant toch

erkend dat Hij wel iets bijzonders had. In ieder geval iets dat de herinnering opriep aan een ver of nabij verleden, aan de tijd dat God aan Israël zijn profeten gaf.

Ze hebben Jezus met die grote mannen uit de geschiedenis van Israël op één lijn gezet. Mogelijk Hem beschouwd als de primus inter pares, de eerste onder zijns gelijken. In deze richting wijzen uitspraken als , , een groot profeet is onder ons opgestaan en God heeft zijn volk bezocht".

Ik stel me voor dat Jezus onder het aandragen van al deze namen stil gezwegen heeft en gewacht. Hij ging op geen enkel antwoord in. Het klonk allemaal geweldig maar het was ook allemaal te weinig al leek het nog zo gewichtig. Totdat Petrus de kern van de zaak raakte met het antwoord: Gij zijt dé Christus, de Zoon des levenden Gods" (Matth. 16 : 16).

Nu doorbreekt Jezus zijn eigen zwijgen. Op dit antwoord gaat Hij wel in. Ja meer, Hij spreekt er Simon om zalig. „Zalig zijt gij, Simon, de zoon van Jona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is" (Matth. 16:17).

Hij wil daarmee zeggen: Mij, Jezus van Nazareth dé Christus te noemen is mij eigenlijk bij mijn ware naam noemen. Dat is alleen mogelijk als Mijn Vader u dat openbaart, ontdekt, en de Heilige Geest het volle licht in uw hart doet opgaan over mijn Persoon en werk.

Daarom is de belijdenis dat Jezus de Christus is van diepingrijpende en verstrekkende betekenis. Het is niet minder dan Hem te herkennen en te érkennen als de van God aan de vaderen beloofde Messias. U weet immers dat Christus de vertaling is van het Hebreeuwse woord Messias.

U moet ook weten dat het Joodse volk vanuit de beloften van het O.T. de eeuwen door naar deze figuur van de Messias heeft uitgezien. Ik kan niet op de voorstellingen die er allemaal leefden ingaan, maar het staat wel vast dat de joodse verwachting de figuur van de messias wel op een heel bepaalde wijze heeft gekleurd en daardoor zó heeft geidealiseerd, dat slechts hij in hun ogen de ware messias kon zijn die aan hun verwachtingspatroon rondom voldeed.

In ieder geval moest hij een koninklijke figuur zijn die alom majesteit en luister tentoon spreidde.

Vanuit deze joodse gedachtengang die in de messias de verlosser van Israël en ook de verlosser van de hele wereld zag, is het te begrijpen dat juist op dit punt voor de echte Jood het struikelblok lag, om Jezus van Nazareth als dé Messias te belijden. Profeet kon hij nog wel zijn maar Zich als Messias op te werpen dat ging hun te ver.

Daarom heeft Petrus de Heere Jezus als dé Christus mogen aanvaarden en kunnen belijden niet anders dan door de openbaring van de Vader. En dat is in wezen nog zo. De Heilige Geest moet onze ogen openen voor de Christus en doen zien wat wij in Christus hebben.

Het was voor Saulus van Tarsen ook een openbaring toen hij ontdekte wie Jezus was. Het wilde er bij hem maar niet in dat die verachte Jezus van Nazareth Zich Gezalfde des Heeren liet noemen. Totdat het Gode behaagde Zijn Zoon in hem te openbaren.

Sindsdien kan hij niet anders van hem spreken als van Jezus Christus of zoals hij het ook vaak doet, Christus Jezus.

Met het voorgaande heb ik eigenlijk willen laten zien dat het spreken over het drievoudig ambt van Christus direct geboren is uit het Woord Gods, uit de Goddelijke openbaring zelf.

De naam Christus betekent dus Gezalfde. Wie over de ambten van Christus spreken wil moet van de oorspronkelijke betekenis van de zalving uitgaan. Zo doet de Heid. Cat. het ook in Zondag 12.

Jezus wordt Christus, dat is Gezalfde genoemd „omdat Hij van God de Vader verordend is en met de Heilige Geest gezalfd."

Als Gezalfde wordt Hij in het O. en N.T. ons voor ogen gesteld. In het O.T. gelden profeten, priesters en koningen vaak als typen van dé Christus. Maar daar treffen we ook zeer expliciete uitspraken aan die rechtstreeks op Christus betrokken zijn. Te noemen zijn Psalm 2, waarvan de koningen der aarde en de vorsten gezegd wordt dat zij in opstand komen tegen de HEERE en Zijn Gezalfde, (vs. 2) In het zesde vers van dezelfde Psalm lezen we dat God zegt: Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Zion, de berg Mijner heiligheid". Verder Psalm 45 : 8: Daarom heeft U, o God, Uw God gezalfd met vreugdeolie, boven Uw medegenoten". Psalm 89 : 21: Ik heb David, Mijn knecht gevonden, met Mijn heilige olie heb Ik hem gezalfd". Tenslotte nog het bekende woord uit Jesaja 61 : 1: De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de Heere mij gezalfd heeft".

Raadplegen wij het N.T. dan zien we daar hoe Jezus in de Synagoge te Nazareth juist de profetie uit Jes. 61 met nadruk leest en op Zichzelf toepast door te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld" (verg. Luk. 4 : 18-29).

Dit wekt de verontwaardiging op bij de Joden. Dat deze zoon van de timmerman Jozef zich de Messias durft te noemen, gaat voor hun gevoel alle perken te buiten. Het resultaat is dan ook dat ze Jezus met zich meevoeren om Hem van de steilte dood te laten vallen in het ravijn, buiten de stad. Die opzet is toen niet gelukt.

Waar Christus voor Zijn middelaarswerk het uitgangspunt in nam, dat Hij de Gezalfde des Heeren was, werd voor de verblinde Joden het breekpunt, waardoor zij Hem als de Christus radicaal hebben verworpen.

Uitsluitend de Goddelijke openbaring deed Petrus Jezus als dé Christus belijden en in navolging van hem heeft de jonge kerk zich aan deze belijdenis gehouden. Direct na de Pinksterdag horen wij haar bidden: uw heilige knecht Jezus, die Gij gezalfd hebt" (Hand. 4 : 29). In dit verband wordt ook Psalm 2 geciteerd: De koningen der aarde zijn tezamen opgestaan en de vorsten zijn bijeenvergaderd tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde" (vs 26).

Ter afsluiting van de gegevens der Schrift kan nog gewezen worden op Hebr. 1 : 9 waar herinnerd wordt aan de reeds genoemde tekst uit Psalm 45 : 8. De zalving met haar twee aspecten van verordening of aanstelling en bekwaammaking worden volledig op Christus betrokken.

Daarom is Hij dé Christus omdat „in Jezus alleen de oerbeloften van God worden vervuld" (van Ruler).

Deze Jezus is het, de Gezalfde, de eigenlijke Vorst, die Gods heilzame heerschappij vertegenwoordigt bij zijn volk, die gezalfd is om de laatste Godsdaden te verrichten in de laatste dagen" (K.H. Miskotte).

De eerste vraag die uit dit feit, dat Christus de Gezalfde des Vaders is, voortvloeit is de vraag: Wanneer is Christus dan Gezalfd?

Van eeuwigheid zegt Psalm 45. Van eeuwigheid is Hij tot het ambt van Messias verkoren en aangesteld tot Middelaar. En dat niet alleen in het besluit Gods zoals b.v. David en Salomo tot koningen verkoren zijn vóór dat zij nog geboren waren en vóór dat zij er zelf kennis van droegen.

„De Zoon was in den beginne bij God en zelf God. Zijn verkiezing tot middelaar is niet buiten Hem om geschied, zij draagt het karakter van een pactum salutus, (d.i. het heilsbesluit Gods).

In dezelfde zin als de Vader van eeuwigheid Vader zijner kinderen en de Heilige Geest van eeuwigheid Trooster der gelovigen is geweest, is de Zoon van eeuwigheid tot middelaar aangesteld" (H. Bavinck. Ger. Dogm. III blz. 399). Christus is er dus zelf bij geweest en heeft er in toegestemd om als Middelaar voor Zijn volk, dat Hem van de Vader gegeven was, in de bres te stellen. Om Zijn gemeente te kopen met zijn bloed en om in het behoud van die gemeente de Vader te verheerlijken. In het kort gezegd: Hij vervult de wil des Vaders.

Nu is Christus dus niet op dezelfde wijze tot het ambt gezalfd als de profeten, priesters en koningen onder het O.T. Daar was de zalving nog schaduwachtig en wees van verre heen naar de vervulling. De vervulling die God in Christus heeft geopenbaard door Hem te zalven met de Heilige Geest. Daarom ontving Christus de zalving niet in uitwendige en symbolische zin. Die had Hij niet nodig omdat God Hem van eeuwigheid al gezalfd heeft met de Heilige Geest.

Van eeuwigheid gezalfd. Gezalfd om de wil des Vaders te doen. Om het verlossingswerk ten uitvoer te brengen.

En het is goed als er dan duidelijk op gewezen wordt dat het verlossingswerk een gemeenschappelijk werk is van Vader, Zoon en Heilige Geest. Alle drie de Goddelijke Personen zijn bij de zalving betrokken omdat alle drie de Goddelijke Personen, ja omdat de Drieënige God Zelf het verlossingswerk voor hun rekening hebben genomen in de Raad des vredes.

Bavinck wijst er op dat dit verlossingswerk door God, door alle drie de Personen is begonnen uitgevoerd te worden terstond na de val. Dat dus ook Christus reeds onder het O.T. als profeet, priester en koning werkzaam is geweest.

Maar dat in de volheid des tijds, Hij, die reeds middelaar was in het vlees is geopenbaard.

Zo heef God de Vader Zijn Zoon tot het

werk van Middelaar verkoren, geroepen en aangesteld, zo heeft God Hem ook in de tijd bekwaamd door de Heilige Geest en daarvan getuigenis gegeven zowel bij zijn ontvangenis uit de Heilige Geest in de moeder schoot van Maria, alsmede bij de doop door Johannes in de Jordaan. Toen werd, terwijl Jezus in het doopwater onderging de hemel geopend en toen Hij daaruit oprees daalde de Heilige Geest neer, heeft de Vader gesproken: Deze is Mijn geliefde Zoon in de welke Ik mijn welbehagen heb, hoort Hem.

Het gaat er nu maar om of onze ogen voor deze Middelaar zijn opengegaan en of onze oren Zijn stem inderdaad horen. Hier trekt zich alles samen op de éne Persoon, de Middelaar Gods en der mensen. Wie Hem waarlijk ziet en Hem waarlijk hoort ontvangt Hem door het geloof als van God geschonken en geopenbaard, en weet waartoe Hij in de wereld is gekomen.

De openbaring Gods leidt ons binnen in de heilgeheimen van het genadeverbond en zo verstaan we de tweede vraag die uit deze daad van zalving voortvloeit, namelijk: waartoe is Hij door de Vader verkoren en door de Heilige Geest gezalfd?

Van ons persoonlijk antwoord op die vraag hangt het af of wij inderdaad Christus kennen als Middelaar Gods en der mensen. Want of Christus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, of als Hij een volkomen Zaligmaker is, moeten wij ook alles in Hem hebben wat tot onze zaligheid nodig is. Laten we hopen dat we weer een gelegenheid krijgen om na te gaan wat die Goddelijke opdracht om Gezalfde des Heeren te zijn voor Christus en voor zijn gemeente betekent. Want het gaat niet aan om over Christus ambt te spreken zonder er zelf bij betrokken te raken.

Die God, die Petrus wilde openbaren dat Hij dé Christus is, zal ons ook door Zijn Heilige Geest leren waartoe Hij de Christus, dat is de Gezalfde des Vaders is. „Als wij over Christus ambt spreken, dan staan we tegenover Hem zelf, zijn genade, zijn offerande. Dan zien we Hem gaan zijn eenzame weg, we zien Hem de knieën buigen in de voetwassing, we zien Hem verraden, geslagen, gekroond met doorenen en verlaten, geheel verlaten aan het kruis van Golgotha" (G. C. Berkouwer. Dogm. Stud. Het werk van Christus, pag. 61).

En ik zou daar aan willen toevoegen. We zien Hem ook met heerlijkheid en eer gekroond. H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1975

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het drievoudig ambt van Christus

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1975

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's