Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Persoonlijk gebed en voorbede der gemeente

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Persoonlijk gebed en voorbede der gemeente

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„ls iemand onder u in lijden, dat hij bidde! Is iemand goedsmoeds, dat hij psalmzinge! Is iemand krank onder u, dat hij tot zich roepe de ouderlingen der gemeente en dat zij over hem bidden, hem zalve met olie in de Naam des Heeren. En het gebed des geloofs zal de zieke behouden en de Heere zal hem oprichten en zo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden."

Jacobus 5 : 13-15.

De gelovigen aan wie Jacobus zijn brief schrijft, weten wat lijden is. Dat hebben we wel gemerkt bij het lezen van de brief. Lijden door armoede en verdrukking. Kennelijk wil Jacobus aan het einde van zijn brief nog enige aanwijzingen geven hoe ze zich onder lijden hebben te gedragen. Dat was toen nodig. En het is nog van belang. Want lijden is er nog. Misschien ook wel onder hen die deze woorden onder ogen komen. Lijden door ziekte, lijden door verdriet, lijden onder eenzaamheid, lijden onder de last van zonde en schuld. Wat te doen?

We kunnen er zo helemaal onder komen, dat we geen weg meer zien. Dat de last ons te zwaar wordt. Of, wat nog erger is, dat we opstandige gedachten en gevoelens krijgen. Dat we gaan murmureren tegen God. Dat we in bitterheid maar gaan berusten. Het is nu eenmaal zo. Je maakt het niet anders. Dof en moedeloos zitten of liggen we terneer. Dan is het goed dat we vandaag dit Woord Gods onder ogen krijgen: Is iemand onder u in lijden, dat hij bidde!

Is dat door Jacobus goedkoop stichtelijk bedoeld? Zo van: je moet maar veel bidden en blozend van gezondheid en levenskracht verlaat de bezoeker ons huis? Dat kan niet waar zijn. Nee, als Jacobus zegt: dat hij bidde, dan bedoelt hij: ga niet alleen onder die last van het lijden lopen. Kom er mee tot die God die het lijden aanschouwt, opdat u het in Zijn hand zou geven. Dat hij bidde!

Dat we zouden komen met ons lijden tot de grote Lijder, de Heere Jezus Christus. Als er Eén geleden heeft, dan is Hij het wel. De ganse tijd van Zijn leven, maar inzonderheid aan het eind van Zijn leven. Hij was er niet onbewogen onder. Maar telkens zien we ook Hem vluchten tot de Vader. En Hij mocht het zeggen: Nochtans ben Ik niet alleen, want de Vader is met Mij. Niet alleen. Is dat niet soms de zwaarte van het lijden: ik ben alleen. Niemand kan mij helpen. Ik moet alleen de weg afleggen. Wel, dat hij bidde! Dat hij de gemeenschap zoeke met die God die alleen helpen en redden kan. Wentel uw weg op de Heere. Hij zal het maken. Christus leed als onze Middelaar.

En de vrucht van Zijn Middelaarswerk wil hierin in ons leven uitkomen dat we juist in lijden Zijn voetstappen drukken. Hij deed Zijn mond niet open, maar gaf het over Dien Die rechtvaardig oordeelt. Dat hij bidde!

Dat is een schuilplaats zoeken onder de vleugelen van Christus. Daaronder is genezing. Dan mag juist in lijden de kracht ervaren worden van het gebed. En dan wil de Heere wonderlijk doorhelpen en uithelpen. Juist in lijden. Als we zo met nadruk bepaald worden bij onze nietigheid en machteloosheid. Paulus leerde in die weg: als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Gods genade mag dan genoeg zijn. Is ook rijkelijk genoeg. Wat een steun om zo in lijden je omringd te weten van Gods vaderlijke zorg en liefde.

en liefde. Dan mag lijden ook een oefenschool worden tot de gemeenschap met God. Dan worden we geheiligd in geloof en lijdzaamheid. Dan wordt de kastijding ons tot nut. Dan worden we Gods heiligheid deelachtig. Zeker, dan is lijden geen zaak van vreugde. Eerder van droefheid. Maar daarna, soms veel later, bloeit er de vreedzame vrucht van de gerechtigheid uit op. Als we door lijden geoefend mogen worden. Dan kunnen we zelfs belijden: het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest. Dan mag juist in lijden ervaren worden welk een God we hebben. Een God die niet slaat uit lust tot plagen. Maar Die door lijden heen ons tot Zich trekken wil. Daarom: is iemand onder u in lijden, dat hij bidde!

Maar ook: Is iemand goedsmoeds, dat hij psalmzinge! Jacobus heeft nu mensen op het oog die het alles voor de wind gaat. Die volop voorspoed hebben. Die geen raad weten met de zegeningen. Zijn we in lijden geneigd God verwijten te maken. In voorspoed wordt God zo licht vergeten. We worden weelderig en zinnelijk. We merken dat op in ons eigen leven. We zien het in onze tijd volop om ons heen. God, de Gever van al wat we hebben, wordt schromelijk vergeten. Daartegenin zegt Jacobus nu: dat hij psalmzinge. Dat mogen we letterlijk opvatten. God heeft ons in Zijn Woord dank-en lofpsalmen gegeven. Maar bedoeld is verder: dat we met de dank en de lof van ons hart tot de Heere zouden komen. Dat we de Weldoener onder de weldaden niet zouden vergeten, want Hij heeft recht op de dankoffers van ons hart. Dat we de woorden van lof en dank zouden uitspreken voor Gods aangezicht. Dat we onze gevoelens van dankbaarheid lucht zouden geven in woord en lied en gebed. Dat kan persoonlijk in de stilte van de binnenkamer. Ik zal u verhogen, Heere, in mijn lied. Dat kan in de kring van ons gezin en onze familie. Samen God groot maken om Zijn menigvuldige zegeningen. Dat kan ook in de gemeente. Ik zal met vreugd' in het huis des Heeren gaan, om daar met lof Uw grote Naam te danken, 'k Zal liefd' en lof voor U ten offer mengen in het huis waar Uw volk vergaderd is.

Zo moet elke omstandigheid van het leven ons tot God leiden, als het goed is. Dat we in lijden en tegenspoed tot de Heere vluchten. En dat we in voorspoed voor Gods aangezicht verschijnen met de dank van ons hart. God wil gediend worden in vooren tegenspoed. Opdat we in tegenspoed geduldig en in voorspoed dankbaar zouden zijn. Men heeft weieens de dwaze vraag gesteld: wat is makkelijker, in voorspoed dankbaar of in tegenspoed geduldig? Wie zichzelf leert kennen, moet belijden: o God, ik ben het geen van twee. Ik heb een ongeduldig hart en een ondankbare geest. Maar bekeer me tot de rechte onderworpenheid aan Uw heilige wil en tot de waarachtige dankbaarheid voor uw heilig aangezicht.

Wel, Jacobus heeft het eerst over het persoonlijke gebed, in lijden en in voorspoed. De volgende verzen spreken over de voorbede. De voorbede van de gemeente. De voorbede van de ambtsdragers. Want we staan niet alleen in de wereld. God heeft ons geschapen in gemeenschap met anderen. Dat geldt zeker binnen de christelijke gemeente. We zijn elkanders leden. En die gemeenschap wil beoefend worden. Vraagt om praktische realisering. Dat geldt in dagen van vreugde. Als er één verheugd is, hebben de anderen daarin te delen. Maar zeker ook in lijden en ziekte, hebben de anderen mede te lijden. Dat brengt ons niet alleen tot het persoonlijk gebed. Maar dat vereist ook de voorbede van de gemeente, de voorbede van de gelovigen.

„Is iemand krank onder u, dat hij tot zich roepe de ouderlingen der gemeente en dat zij over hem bidden". Eén vorm van lijden neemt Jacobus nu apart: ziekte. Zeker, in dagen van ziekte roepen we een arts. Maar een gelovige zal ook de voorgangers, de ouderlingen van de gemeente bij zich roepen. Let wel, niet afwachten of er eens iemand komt. Nee, roepen, ontbieden. Het initiatief gaat van de zieke uit. De zieke wil dat hij in zijn moeite en lijden gedragen wordt door de voorbede van de ouderlingen. Omdat hij beseft alleen door God geholpen te kunnen worden in zijn lijden. Ziek zijn is niet alleen een lichamelijke aangelegenheid, maar ook een geestelijke zaak. Dat is niet te scheiden. En nu heeft God de gemeente mensen gegeven die geroepen zijn de voorbede te doen. God wil dat we die ontbieden. En de ouderlingen, de voorgangers der gemeente hebben dan ook te komen en de voorbede te doen. Dat zij over hem bidden. Deze ene zieke moet het onderwerp zijn van het gebed. Over hem, staat er. Het woord hier gebruikt, wijst er op dat de voorbede gedaan wordt op de plaats waar de zieke is. Natuurlijk, wij kennen ook de voorbede voor de zieken in de samenkomst van de gemeente op de rustdag. Maar hier wordt bedoeld de voorbede in de kamer waar de zieke ligt, of in het huis waar de zieke verpleegd wordt.

Deze voorbede wordt door Jacobus genoemd het gebed des geloofs. Dat wil zeggen: een gebed dat oprijst uit het geloof. Een gebed geladen door de kracht van het geloof. Het geloof dat niets van de mens verwacht, maar alles van God. Een gebed dat de Heere maant op Zijn Woord en beloften. Een gebed dat de nood voor de Heere neer legt en de uitredding van Hem alleen verwacht. Dat gebed zal de zieke behouden. Niet in de automatische zin waarin sommige gebedsgenezers het willen doen verstaan. Alsof van tevoren reeds vast zou staan dat de ziekte op staande voet verdwijnt. Maar een gelovig gebed is altijd een gebed dat alles in de handen van God legt. Hij doe wat goed is in Zijn ogen. Behouden. Daarmee kan bedoeld zijn: lichamelijk behouden. Maar we weten ook dat behouden een nog diepere inhoud kan krijgen. Behouden van de toorn van God. Zeker, Jacobus heeft hier allereerst gedacht aan lichamelijk behoud. Maar we mogen hier toch ook denken aan eeuwig behoud. Er zijn gelovige gebeden genoeg voor de Heere uitgesproken om lichamelijk behoud, waar toch de ziekte is gebleven of zelfs de dood is ingetreden. Maar waar wel behoud werd gevonden, eeuwig behoud in Hem die onze krankheden heeft gedragen op het hout. Welk een kracht heeft het gelovig gebed. Daar wil Jacobus ons met alle klem op wijzen. Wat een krachtig middel heeft God ons geschonken in het gelovig gebed. Geloven we er nog in? Dat is misschien toch wel de juiste kritiek die van de zijde van Pinksterbeweging en aanverwante groeperingen geleverd is op ons. We mogen toch ook vandaag nog wonderen van de Heere verwachten en afsmeken. Wel zij de Heere door ons vrij gelaten. Wie durft in Zijn beleid treden? Hoe zal het leem van de Pottenbakker twisten? En toch, het gebed des geloofs zal de zieke behouden.

En de Heere zal hem oprichten, staat er veel betekenend achter. Dus niet een mens. Ook niet een gelovig mens. Ook niet een mens met veel gebedsgaven. Het is niet om ons gebed. Wel op het gebed. Maar de Heere richt op. Hij houdt de eer aan zichzelf. Die eer mag niet aan gebedsgenezers ten deel vallen. De Heere zal hem oprichten. De Heere. Dat is de naam voor God die Zijn macht weergeeft. Hij moet het doen. Hij alleen staat als de Machtige ook boven ziekte en dood. Ik las in een commentaar deze waardevolle opmerking: „... het charisma der gezondmaking vindt zijn grenzen in het bestuur van dien God, die het geeft. Er zijn ogenblikken dat God het charisma (= bijzonde gave) niet geeft, dat het niet werkt, hoe dan ook. Dan komt de dood. De oude kerk zal door de ervaring geleerd die grenzen gekend hebben, dit moet ook een grens geweest zijn, dat de begeerte naar de hemel zo groot werd, dat het blijven op aarde niet meer werd begeerd" (Grosheide).

Wel, de voorbede van de ouderlingen betreft niet alleen de ziekte, maar ook de zonde. Zonde en ziekte hebben met elkaar te maken. Niet direkt aanwijsbaar. Zodat één bepaalde zonde een aanwijsbaar gevolg zou hebben in één bepaalde ziekte. Maar vergeving en genezing zijn wel beiden openbaringen van de reddende kracht Gods die zich op het gebed openbaart. Daarom staat er: „en zo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden." „En zo hij..." We kunnen ook vertalen met: „en zelfs indien hij". Waar de zieke mede zijn zonden belijdt, wil de Heere op het gebed

ook de zonden vergeven. De Heere geneest èn vergeeft. De Heere wil op het gebed niet alleen oprichten van het ziekbed, maar ook oprichten uit zondenood. Het wordt in de Bijbel vaker in één lijn gezien. God die uw krankheên kent en liefderijk geneest, maar ook die u al wat gij hebt misdreven, hoeveel het zij genadig wil vergeven. Omdat God het behoud zoekt van de totale mens. Christus heeft Zijn Kerk gekocht naar lichaam èn ziel.

Nu is er nog één regel uit onze tekst die onbesproken bleef: „hem zalvende met olie in de Naam des Heeren. Maar al te vaak is uit het oog verloren dat deze zalving met olie een ondergeschikte betekenis heeft in het geheel van wat Jacobus zegt. Het gaat vóór alles om de voorbede van de ouderlingen. En de zalving met olie, als een handeling die daarbij gedaan wordt, is een ondergeschikte handeling. Nergens elders in de bijbel wordt deze zalving als een dwingende eis aan de gemeente bevolen.

U weet wellicht dat in de Rooms Katholieke kerk op grond van o.a. dit woord het sacrament van het laatste oliesel is ingevoerd. Zieken die stervende zijn, wordt de zalving met olie toegediend om zonden weg te nemen eer de dood intreedt. Om te beginnen verdraait men dan de bedoeling van wat Jacobus hier zegt. Het gaat niet om mensen die stervende zijn, maar om mensen die ziek zijn en die weer genezing mogen ontvangen, waarvoor de ouderlingen hebben te bidden tot God.

En verder, het gebruik van olie kwam in het Oosten veelvuldig voor in het intermenselijk verkeer. Olie duidt op liefde en gemeenschap. Een gastheer zalfde zijn vereerde gast met olie. Denkt u verder maar aan Maria die haar Meester zalft als teken van haar hoogachting en liefde voor Hem. Zo vat een uitlegger dit gebruik op als „een handeling waardoor de gemeente haar liefde en gemeenschap aan de kranke in de Naam des Heeren bewees, hem troostte en eerde door de gemeenschap der heiligen en als een lid van het lichaam van Christus" (J. C. Sikkel). Hoe het ook zij, er mag niet teveel nadruk op vallen. Het is slechts een symbolische handeling. Het gaat om het gelovig gebed. Op de kracht van dat gebed komt het aan. En het gebruik van olie is hieraan zeer beslist ondergeschikt. Die oÜe heeft geen sacramentele, gezegende kracht in zich.

Wat heeft Jacobus ons in de woorden van de tekst deze keer te zeggen gehad? Dat we in lijden en in voorspoed God zouden erkennen. Persoonlijk, in de binnenkamer. Maar ook, in de gemeenschap der heiligen, door de ambtelijke bediening door God Zelf ingesteld. Tenslotte, het gebed des geloofs heeft grote kracht. Is er daarom iemand in nood, hij grijpe de sterkte des Heeren aan. Dat doen we nooit tevergeefs.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 augustus 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Persoonlijk gebed en voorbede der gemeente

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 augustus 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's