Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De bruidskoets van Salomo

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bruidskoets van Salomo

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Koning Salomo heeft zich ene koets gemaakt van het hout Libanons; de pilaren derzelve maakte hy van zilver, haren vloer van goud, haar gehemelte van purper: et binnenste was bespreid met de liefde van de dochteren Jeruzalems. Gaat uit en aanschouwt, gij dochteren Sions, de Koning Salomo, met de kroon waarmede zijne moeder hem kroonde op de dag zijner bruiloft en op de dag der vreugde zijns harten". Hooglied 3 : 9-11.

Frans Rasenzwerg schrijft over het Hooglied: de gelijkenis der liefde loopt door de hele Openbaring heen. Maar het gaat om méér dan een gelijkenis. Gods relatie tot de mens wordt niet slechts als gelijkenis van de beminnende tot de beminde voorgesteld. Zij is een onmiddellijke relatie, en zo komen wij de liefde tegen in het Hooglied, zonder een: dat betekent: Dit is niet maar een gelijkenis: we hebben hier de keus: óf — welke speciale dwaling heeft veroorzaakt dat dit liefdeslied Gods Woord terecht leert, óf — in de woorden zélf zit de 'diepere betekenis' van dit deel van Gods Woord.

Dus moeten wij die bruidegom en bruid letterlijk laten staan: Salomo en Sulamith, en de dochters van Jeruzalem en tegelijk in de woorden waaruit over hen en hun grote dag wordt gesproken, de verkondiging zoeken.

Wat zegt Hooglied 3? Sulamith, de vrouw onder alle andere vrouwen van Salomo, mogelijk weergekeerd in haar land (vgl. Psalm 45 : 11: uws vaders huis"), droomt van haar geliefde, van Salomo, haar „zielsgeliefde", degene „die mijn ziel liefheeft", zoals hij 3 x achterom keek. Ze zocht hem, maar vond hem niet, vertelt ze 2 x, niet binnenshuis, dan buitenshuis. De wachter, die de stad tegen de schrik van de nacht moeten bewaken, vinden haar wél, maar dat is niet zo best. Wat moet die vrouw, dat meisje alleen op de straat in het holst van de nacht? Ze maakt geen best figuur: n hoofdstuk 5 : 7 zullen die wachters haar als een slet behandelen, haar slaan en verwonden en haar sluier, dat is haar eer als vrouw afnemen 't Is immers alleen gespuis, dat 's nachts de stad onveilig maakt? !

Maar zij stoort zich niet aan de verdenking die haar liefde op zich laadt door salomo te zoeken. Zij denkt op haar komst ook geen kwaad van die wachters. Als we ergens zien dat de liefde lankmoedig en goedertieren is. Geen kwaad denkt, alles gelooft, hoopt en verdraagt (1 Cor. 13), dat is het bij deze jonge vrouw uit het Hooglied. Ze maakt hen zelfs tot wegwijzers, die wachters, die, als ze haar weer vinden, er niets te goed voor zijn om haar te onteren. „Hebt gij hem gezien, die mijn ziel liefheeft? " Daar is in de hef de geen vrees. Al wat kan dienen om dit bij de geliefde te brengen, is goed. Het gaat maar om die éne. Geen aandacht voor wat anders en anderen, geen tijd voor argwaan en kwade trouw!

Even nadat ze de - kennelijk als wegwijzers nutteloze — wachters achter zich heeft gelaten, vindt ze hem, en ze laat hem niet meer los. Tegen alle bedenkingen van zedigheid en preutsheid in, neemt ze hem mee; hij moet het huis kennen waar ze vandaan komt, haar moeder en de plaats waar ze ter wereld kwam. Dan spreekt ze de dochters van Jeruzalem aan de herderinnen*) dat ze de liefde haar gang en tijd en uur, dag en datum zelf moeten laten bepalen. Naar haar heilige overtuiging is de liefde goed, zelfs al bedient ze zich van een taal die bij ons de grootste bedenkingen oproept en verwarring sticht, tenzij we alles mogen vergeestelijken.

Nu komt het derde deel van dit hoofdstuk: het eerste over haar zoeken en niet vinden, het tweede over haar vinden en niet meer lóslaten, het derde over wat zij ziet opkomen uit de woestijn. „Wie is zij die daar opkomt uit de woestijn...? " Kan hier beter verklaard en vertaald worden met: „Wat is dat, dat daar opkomt uit de woestijn" met die rode zuilen? Denk aan Pinksteren: bloed en vuur en rookpilaren! Precies der elfde ure worden hier in het hebreeuws gebruikt. En met die myrthegeur en wierookgeur, met alle reukwerk dat te koop is. Dat is het bed ofwel de draagkoets van Salomo! Zestig helden uit Israël met hun zwaard vanwege de vijand en „schrik des rechts" staan en gaan rond die draagkoets. Salomo komt, in cartège. Hoe

Dit is duidelijk: zij spreekt de dochters van Jeruzalem aan, zij is in Juda, en de woestijn zal wel de woestijn van het zuiden zijn, de huidige Negeb. Dan hebben we in deze woestijn een beeld van Pasen, op welk feest de rol Hooglied werd gelezen.

Pesach: voorbijgang van de verderfengel en uittocht uit Egypte. Pesach: doortocht door de Rode Zee en doortocht van Israël door de woestijn. Pesach: verlossing uit de slavernij. Salomo komt op uit de woestijn, op zijn draagkoets. Helden zijn rondom hem. Daar waar het verloste volk vandaan kwam om het land te erven, waren Sulamith en de dochters van Sion staan, daar komt nu haar bruidegom vandaan. Haar zielsgeliefde heeft de schenen van zijn liefde bij zich. Hij komt uit de woestijn. Hij komt langs het pad, waarlangs God Zijn volk verloste. Hij komt uit het land van de dood. Maar hij overwon! Hij komt niet als slachtoffer uit de woestijn.

En nu, alsof het nog niet genoeg is, wordt er wéér van een koets gesproken. Salomo heet nu de koning Salomo, en ons wordt verteld — of beter: Salumith vertelt het ons — dat hij zich (let wel!) een koets heeft gemaakt. Je kunt dat woord met 'bed' of 'hemelbed' vertalen, maar het is toch wel beter of er nu bruidskoets onder te verstaan. De kinderen moeten maar denken aan de gouden koets op Prinsjesdag. Niet zodra komt koning Salomo het land binnen, of hij wisselt van zetel. Er komt nu een draagkoets voor twee, voor hem en zijn bruid. In die draagkoets rijdt het gelukkige paar door Jeruzalem. Maar zie nu wat een wonderlijke koets! Zilveren pilaren of spijlen, een gouden leuning, de 'hemel', de carrosserie, het 'opstel' van purper, en dan komt het: het binnenste was... geen stof, maar bespreid met de liefde van de dochters van Jeruzalem.

Wonderlijk! Zijn bruid heeft die koets niet besteld; neen, hy heeft zich die koets gemaakt van het hout van de lichamen, waar de ceders van des HEEREN huis vandaan kwamen. We krijgen soms de indruk in Hooglied dat alles bij Sulamith vandaan komt: haar zoeken, vinden, vasthouden, meenemen van haar geliefde in haar moeders huis. Maar hier blijkt dat de koning zelf voor alles gezorgd heeft. Hij die de weg van de woestijn langs komt, mèt zijn helden van Israël om zich heen, heeft hout uit Libanon laten komen om de draagkoets voor zich en zijn geliefde te laten maken, en goud uit Ofir en zilver uit Tarsis of Arabië enz. Maar de dochters van Jeruzalem hebben met hun liefde de binnenkant klaargemaakt, hetzij met aparte liefdesgeschenken, hetzij dat liefde tot hun koning hen drong om het inwendige van de draagkoets voor de dag van zijn bruiloft te verzorgen.

En dan tenslotte is daar de grote dag: de dag niet van kroning tot koning, want toen reed hij op de muilezel van zijn vader David. Maar de dag van zijn bruiloft. „Gaat uit hem bezien", spoort Sulamith de dochters van Jeruzalem aan. Bathseba, de koningin-moeder, heeft David aangespoord om hèm deze Salomo, de kroon en troon te geven overeenkomstig zijn belofte. En nu is het diezelfde Bathseba, die volgens oosters gebruik haar zoon de zogenaamde trouwkrans van goud en zilver op het hoofd zet. De bruiloft kan beginnen!

Dat is de exegese van de tekst. Maar wat betekent dit alles voor ons? Ten eerste dit.

Wanneer hier de liefdegeur gelijkenis meer is, maar het wezen zélf der zaak, dan mag aan ons gevraagd worden: s er liefde of niet? Is er liefde als in Hooglied 3 en 1 Cor. 13, die vrijmoedig zegt» dat ze nimmermeer vergaat? Is er liefde, die volgens Galaten 5 : 22 de allereerste vrucht van de Geest is? Is er liefde die God door Zijn Geest heeft uitgestort in onze harten?

Geen antwoord! Dan zal ik het anders stellen. Wat kenmerkt nu die liefde, dat wezen der zaken, in het Hooglied? Dat zij uitbundig en overvloedig is, een overlopende maat.

En nu wéér: is er liefde onder ons? Wat zingen wij van Christus in Psalm 40? „Mijn ziel, u opgedragen, wil u alleen behagen; Mijn liefde en ijver brand..." Is er dat? Die liefde was bij Christus de vervulling der Wet. En die liefde, uitgegoten in onze harten door de Geest, is dat ook. De liefde doet de naaste geen kwaad, zo is dan de liefde de vervulling der Wet. Wat hebt u gevierd? Valt er dan wat te vieren? Ja; dit dat God Zijn Geest zond op alle vlees, en daarméé liefde uitstortte. Waar is die bij u? Is die er, zowel voor God als uw naaste, voor de ziel en voor het lichaam; een overlopende maat? v

Ik lees van die liefde, in onze tekst, dat zij de draagkoets van de koning en zijn bruid van binnen bedekt en stoffeert en schikt. Zij, die twee, willen niet maar zitd v ten op fluweel en temidden van purper tegen een gouden leuning en aankijkend tegen zilveren spijlen. Neen. Het gaat met name om het binnenste van die draagkoets: liedespreiding van de dochters van Jeruzalem. De koning zit op zijn vreugdedag op de liefde van zijn volk.

Dus ik moet aan mijn vraag: is er liefde? en aan mijn vraag: waar is die liefde? , toevoegen: beseft u dat de koning met zijn bruid wil zitten op de liefdekussens van de dochters van Jeruzalem? Dat hun dat het naaste is? Dat dit het inwendige van zijn bruilofskoets is? En dat hij en zij, daarop gezeten, door de koningsstad Jeruzalem en de Godsstad Jeruzalem rijden? Beseft u dat hij zo'n bruiloft en vergeleken met zulk liefdebetoon, als de stad zo vol is van liefde, hij alle partijen, Psalm 4 zegt: al had ik alles, was ik alles, kan ik alles, wist ik alles, en ik had de liefde niet, zo ware ik een rinkelend metaal en een luidende schel?

Maar nü gaat mij ook dagen dat Rasenzwerg zegt: Dit is geen gelijkenis, hier staat in de woorden zélf de liefde tussen God en Israël te lezen. Dat betekent dat de relatie tussen Salomo en Sulamith met alles erop en er aan prediking is van de liefde Gods. Kan dat? Jawel, ga maar na. Wie is Salomo? Koning van de vrede. O God, geef de koning Uw rechten en Uw gerechtigheid de zoon des konings... Vrede dragen dan de bergen het volk toe.

Is het vreemd dat de Heere Jezus Zichzelf vergelijkt met Salomo: méér dan Salomo is hier, en zegt, dat de koningin van het zuiden zal opstaan tegen de mannen van Zijn geslacht en hen zal veroordelen? Daar loopt een lijn van Davids zoon naar de zoon van David, van koning des vredes naar de Koning des vredes.

Mijn zielsgeliefde, zegt de jonge vrouw in Hooglied 3. Is hij dat? Wis en zeker, want zij zoekt hem en maakt uit tegenstand nog winst: achterdochtige wachters dienen ons naar de weg te verwijzen. Mijn zielsgeliefde. Waarmee nu de Geest van God Gods liefde in onze harten uitstort als een milde regen en hemelse gaven, zouden dan wij niet uitgaan om Hem te zoeken? Ja, maar zij vond hem niet. Toch noemt ze hem „mijn zielsgeliefde". Hoe diep strekt de liefde tot de Koning der koningen in uw hart? Droomt u van Hem? Dat deed Sulamith wel, dat doen de 'ouden' uit Hand. 2 op wie de Geest komt, ook. En u? Laat u het er maar bij zitten, als u Hem zoekt en niet vindt? Is dan de liefde gelijk zoek? Twee keer zegt Sulamith in dit hoofdstuk, dat zij hem zocht en niet vond, maar de derde keer noemt ze hem in haar gemis haar „zielsgeliefde".

Wat houdt uw liefde in, als uw hart tot Hem uitgaat, en u vindt Hem niet? Laat u dan maar los? Of grijpt u zelfs wachters die u zouden slaan en verwonden en onteren, aan om te vragen: „Hebt gij ook mijn zielsgeliefde gezien? " De liefde is niet voor niets de band der volmaaktheid! Zoekt u, vindt u? Dat belooft de Heere toch.

Maar er zijn toch nog wel andere edellieden of jongemannen, met wie zij zich kan erloven en kan huwen? Neen. Deze is de enige, zijn liefde is anders dan van wie ook. Want üefde is verkiezing. Daar begint Hooglied ook mee: „Uw uitnemende liefde is beter dan wijn". Hij is een roos van Saron. of datzelfde gebied waar straks de draagkoets met de zestig helden rondom daarheen trekt naar de koningsstad. En het is meer dan duidelijk, dat juist zijn koningschap alles te maken heeft met zijn liefde en met de heerlijke bruiloft die wacht.

Ook daarin loopt er een rechte lijn van de liefde in het Hooglied naar de God der volmaaktheid en ook daarin zijn èn Salomo èn volmaakt de Heere Jezus Christus beiden zonen van David. De liefde is waar zij regeren, en de liefde van de gemeente, van de bruid is waar Jezus Christus Koning is en blijft. In énen klinkt het: „Eer ik het wist, zette mij mijn ziel op de wagens van mijn vrijwillig volk" en „keer weer, keer weer, o Sulamith". Zijn koningschap en haar liefde horen bij elkaar.

En nu denk ik weer aan het Paasfeest, waarop dit lied der liederen (in het hebr.) werd gelezen, werd gezongen in het midden van de gemeente van Israël. Het lied van de 1005 van Salomo.

Wie is onze liefde waardig? De Vorst van Pasen. Hij Die ons niet met goud of zilver, maar met Zijn dierbaar bloed verzoent, koopt en uit alle heerschappij van de duivel bevrijdt. Hij voert ons in de koningsstad, die tegelijk de Godsstad is. En de koets waarin Bruidegom en bruid rijden, is bestikt met méér dan goud en zilver en purper, - zoals Hij haar ook met méér dan die gekocht heeft. Zij is bestikt met de liefde van de dochters van Jeruzalem. „Daarom hebben U de maagden lief". Al Zijn verlossingen, zoals Zijn draagkoets die uit de woestijn komt, die meldt, zijn de verlossingen van Pasen: Geen verderfengel, geen orkanen in de Rode Zee, geen dood in de woestijn, maar een land overvloeiende van melk en honing. En daarbovenuit Hij Die zegt: „En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid, ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht en in goedertierenheid en in barmhartigheden. En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof, en gij zult de HEERE kennen". De Koning in Zijn liefde en Zijn bruid: één!

Nu nog één ding.

Er is sprake van Sulamit èn er is sprake van dochters van Sion, wier liefde en genegenheid toch ook telkens tot die koning uitgaat. Hoe zit dat? Gaat het om Salomo's harem! Of gaat het om Aukolische list, herder list waarin de herderinnen (als Rebekka en Zipnora e.a.) hun kudden weiden en hun profane liefde bezingen? Ik denk het niet. Zoals de koning zijn cartége heeft, bestaande uit strijdbare helden, zo heeft ook Salumith haar cartége, bestaande uit liefdevolle dochters van Jeruzalem. Een zaak die helden de macht der verlossingen van de koning onderstrepen, zo onderstrepen die dochters van Jeruzalem de liefde van de bruid.

Wie is zij? De Sulamitische, die komt uit Sulem, je mag ook zeggen: Sunem, een plaats in de buurt van Eudor èn van de Zee van Galilea. Dus een Galilese van het

zuiverste soort. Galilea der heidenen. Hé! Ik wrijf m'n ogen uit. Moet dat des koningsbruid worden? Want omdat ook zij maar een eenvoudig herderinnetje is (1:5 — 6)? Ja, die dochter van Farao: at begrijp ik. En dan die koningin van Scheba, die een verhouding met Salomo gehad zou hebben, waar de neger van Abessinië zijn herkomst van afleidt. Dat vat ik. Toe maar, Bathseba, zet je zoon bij zulke bruiloften de huwelijkskroon maar op het hoofd. Maar... een vrouw uit Sinem, zoals Abigaïl?

Kan er uit Galilea der heidenen iets goeds voor de koning komen, waar zelfs een koets voor moet gemaakt worden met cederhout van de Libanon en goud en zilver en purper? Waarom wandelde Jezus bij voorkeur in Galilea en nam Hij de rijken bij voorkeur uit Galilea?

Of... zou juist daarom die liefde zo worden aangeprezen, die gangen gaat waar wij haar niet kunnen volgen? Een bruidskrans voor Salomo en een Galilese. Een bruidskrans voor Jez«s en Zijn zondaarskerk. Wat is die band die niet verkracht? Dat op de liefde Gods. Waar wordt ze uitgestort? In de harten van verlorenen. Wat bewerkt ze? Dat de Gods-en koningsstad dreunt van vreugde. Daar komt de bmid, zwart doch liefelijk, in een draagkoets van de Koning; waar zou zij anders een draagkoets vandaan moeten halen? Zó kostbaar is ze in Zijn ogen, dat cederen van de Libanon, goud uit Afrika en zilver uit Tarsis de koets bezetten die Hem en haar door Jeruzalem voert. En de liefde van de dochters van Jeruzalem bedekt het uitwendige, zoals de koningsdochter van Psalm 45 geheel verheerlijkt is uitwendig.

Op deze bruiloft nu zet Bathseba haar zoon de kroon op! Daarom vragen wij u: hebt gij de Heilige Geest ontvangen als gij geloofd hebt? en: is de liefde in uw harten uitgestort door de Geest? Wij zouden het u niet vragen als niet Hoséa een hoer beminde en Salomo een herderin uit Sunem huwde en Jezus Christus Zijn bruid beeldhouwt uit verlorenen, en God Israël verlost naar een land van melk en honing, wanneer het zwart ziet van dienstbaarheid.

Kamerik.

Dr. C. A. Tukker.


*) Hooglied is de pregilla op Paasfeest, wat in tweede instantie oogstfeest is! moet ik me dat voorstellen? Salomo met zijn cartége op weg naar Farao om diens dochter te huwen? Of Salomo op tegenbezoek bij de koningin van Scheba? Of is Sulamith, die mij nu komt halen, een Galilese, een Sumanietische, zoals een woordenboek het zegt?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 augustus 1975

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De bruidskoets van Salomo

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 augustus 1975

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's